Besluit omschrijving en aanduiding van het gebied als bedoeld in artikel 3 Wet agrarisch grondverkeer

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 08-03-2006 t/m heden

Besluit van 16 oktober 1981, houdende nadere voorschriften met betrekking tot de omschrijving en aanduiding van het gebied als bedoeld in artikel 3 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 29 juni 1981, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, nr. J.4247;

Gelet op artikel 3, zevende lid, van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248);

De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 1981, nr. 810805/20);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 8 oktober 1981, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, nr. J.6158;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 De omschrijving en de aanduiding van het gebied waarvan bij besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt verklaard, dat daarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend onroerend goed is gelegen, dat duurzaam voor andere dan landbouwkundige doeleinden wordt gebruikt dan wel onroerend goed dat niet als natuurterrein dient te worden aangemerkt, geschiedt in dat besluit door de vermelding van alle tot het gebied behorende percelen, met gebruikmaking van hun kadastrale aanduiding, welke bestaat uit achtereenvolgens de naam der kadastrale gemeente, de aanduiding der sectie en het perceelnummer.

  • 2 Indien alle percelen die binnen één kadastrale sectie zijn gelegen tot het gebied behoren, wordt volstaan met de vermelding van de naam der kadastrale gemeente en de aanduiding der sectie.

  • 3 Indien van de in één kadastrale sectie gelegen percelen het aantal der duurzaam voor andere dan landbouwkundige doeleinden gebruikt wordende percelen dan wel de percelen die niet als natuurterreinen dienen te worden aangemerkt, aanmerkelijk groter is dan het aantal overige percelen, wordt het gebied omschreven en aangeduid als omvattende de gehele sectie, met uitzondering van die overige percelen, welke laatste als zodanig worden vermeld en daarbij door hun nummer worden aangegeven.

  • 4 Bij de vermeldingen ingevolge het eerste en het derde lid worden de perceelnummers in hun numerieke volgorde geplaatst.

  • 5 Als kadastrale aanduiding waarvan vermelding geschiedt ingevolge het eerste, tweede en derde lid, wordt aangemerkt die, welke bestaat op een tijdstip dat het college van burgemeester en wethouders in het besluit aanwijst.

Artikel 2

Indien verschillende verspreid liggende gebieden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, tot eenzelfde gemeente behoren, worden zij te zamen in één besluit van het college van burgemeester en wethouders opgenomen.

Artikel 3

  • 1 De bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders gevoegde kaart wordt ingericht met inachtneming van de volgende voorschriften:

    • a. de kaart wordt vervaardigd op een schaal van 1 op 10.000;

    • b. de begrenzing van het in het besluit van het college van burgemeester en wethouders begrepen gebied wordt met een duidelijke ononderbroken lijn op de kaart aangegeven;

    • c. uit de kaart moet de kadastrale sectie-indeling blijken door middel van een onderbroken lijn;

    • d. uit de kaart moet de aansluiting van het in het besluit van het college van burgemeester en wethouders begrepen gebied aan het daaromheen gelegen gebied blijken;

    • e. op de kaart wordt een noordpijl alsmede de naam van de gemeente aangegeven.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder a, mag de kaart worden vervaardigd op een schaal van:

    • a. 1 op 25.000, indien de uitgestrektheid van de gemeente daartoe aanleiding geeft;

    • b. 1 op 5.000, indien de bijzondere kadastrale situatie van het gebied als bedoeld in artikel 1, eerste lid, dit noodzakelijk maakt.

  • 3 Onze Minister kan met betrekking tot de technische uitvoering van de kaarten nadere voorschriften geven.

Artikel 4

[Vervallen per 01-07-2005]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 16 oktober 1981

Beatrix

De Minister van Landbouw en Visserij,

J. de Koning

Uitgegeven de vijfde november 1981

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Naar boven