Besluit aanzegging deurwaarders in verband met Iraanse tegoeden

Geraadpleegd op 09-10-2024.
Geldend van 14-11-1981 t/m heden

Besluit van 13 juli 1981, houdende een verbod aan de deurwaarders om exploiten te doen ter zake van beslagen op of vorderingen verband houdende met de aanwezigheid in Nederland van de fondsen bedoeld in de overeenkomst met de Verenigde Staten van 10 juli 1981 betreffende een garantiefonds

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 25 juni 1981, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 314/681;

Overwegende dat ter uitvoering van de regeringsverklaring van de Democratische Volksrepubliek Algerije van 19 januari 1981, betreffende de beslechting van geschillen door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Regering van de Islamitische Republiek Iran, te 's-Gravenhage een arbitragetribunaal is gevestigd, dat zal beslissen over de toewijzing van daartoe bestemde fondsen;

Overwegende dat ter medewerking aan de uitvoering van deze regeringsverklaring op 10 juli 1981 te 's-Gravenhage een notawisseling heeft plaatsgevonden tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, houdende een overeenkomst betreffende een garantiefonds in verband met de beslechting van bepaalde geschillen tussen de Verenigde Staten en Iran, welke overeenkomst zal worden gepubliceerd in het Tractatenblad;

Overwegende dat ingevolge voormelde overeenkomst de daarin bedoelde fondsen zullen worden geplaatst bij een daartoe met medewerking van De Nederlandsche Bank N.V. opgerichte afzonderlijke rechtspersoon, genaamd N.V. Settlement Bank of the Netherlands;

Overwegende dat voorts ingevolge de artikelen 5 tot en met 7 van voormelde overeenkomst op Nederland de volkenrechtelijke verplichting rust, de bedoelde fondsen te vrijwaren van beslag, alsmede de onschendbaarheid te waarborgen van de genoemde vennootschappen ter zake van hun medewerking aan de uitvoering van deze overeenkomst;

Gelet op artikel 9 van de Wet op de samenstelling der burgerlijke gerechten, alsmede op artikel 13a van de Wet van 15 mei 1829 (Stb. 28), houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk;

De Raad van State gehoord (advies van 3 juli 1981, nr. 810701/10);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, van 10 juli 1981, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 348/681;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De deurwaarders moeten het doen van exploiten weigeren, indien deze betrekking hebben op enige vorm van beslag op de fondsen, bedoeld in de overeenkomst van 10 juli 1981 tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende een garantiefonds in verband met de beslechting van bepaalde geschillen tussen de Verenigde Staten en Iran, onverschillig of deze fondsen zich bevinden op een of meer rekeningen bij de naamloze vennootschap N.V. Settlement Bank of the Netherlands, dan wel door of vanwege deze vennootschap geplaatst zijn op een of meer rekeningen bij derden.

Artikel 2

  • 1 De deurwaarders moeten het doen van exploiten weigeren indien deze betrekking hebben op vorderingen tegen de naamloze vennootschap De Nederlandsche Bank N.V. of tegen de naamloze vennootschap N.V. Settlement Bank of the Netherlands ter zake van:

    • a. de aanwezigheid van de in artikel 1 bedoelde fondsen op een of meer rekeningen bij de naamloze vennootschap N.V. Settlement Bank of the Netherlands, dan wel bij derden;

    • b. de medewerking van deze vennootschappen aan de inrichting en het beheer van de onder a bedoelde rekeningen;

    • c. door deze vennootschappen verrichte of nagelaten handelingen in de uitvoering van de haar in overeenstemming met de in artikel 1 genoemde overeenkomst toevertrouwde taken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vorderingen ter zake waarvan de aldaar genoemde vennootschappen krachtens de in artikel 1 genoemde overeenkomst geen onschendbaarheid genieten.

Artikel 2a

  • 1 De deurwaarders moeten het doen van exploiten weigeren indien deze betrekking hebben op vorderingen tegen de rechtspersoon naar het recht van de Democratische Volksrepubliek Algerije Banque Centrale d'Algérie, terzake van:

    • a. de aanwezigheid van de fondsen, bedoeld in de overeenkomst van 13 juli 1981 tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Democratische Volksrepubliek Algerije betreffende een garantiefonds in verband met de beslechting van bepaalde geschillen tussen de Verenigde Staten van Amerika en Iran (Trb. 163), op een of meer rekeningen bij de naamloze vennootschap N.V. Settlement Bank of the Netherlands, dan wel bij derden;

    • b. de functie van de Banque Centrale d'Algérie bij de uitvoering van de Regeringsverklaring van de Democratische Volksrepubliek Algerije van 19 januari 1981, betreffende de beslechting van geschillen door de regering van de Verenigde Staten van Amerika en de regering van de Islamitische Republiek Iran.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vorderingen terzake waarvan de Banque Centrale d'Algérie krachtens de in het eerste lid onder a genoemde overeenkomst geen onschendbaarheid geniet.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Lage Vuursche, 13 juli 1981

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Uitgegeven de veertiende juli 1981

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter