-
1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
inspecteur: de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
arts: degene die bevoegd is de titel van arts te voeren, alsmede, voor zover het betreft
de arts bij wie de vrouw onder regelmatige medische behandeling staat, dan wel die
als medisch specialist of in de woonplaats van de vrouw als huisarts werkzaam is,
degene die in het land waar hij is gevestigd, het beroep van arts wettig uitoefent;
ziekenhuis: een inrichting waarin personen worden opgenomen voor het ondergaan van
een genees-, heel- of verloskundig onderzoek of een genees-, heel- of verloskundige
behandeling, met inbegrip van een daarvan onderdeel uitmakende polikliniek;
abortuskliniek - hierna te noemen kliniek -: een inrichting, niet zijnde een ziekenhuis,
waarin vrouwen een behandeling ondergaan, gericht op het afbreken van zwangerschap;
duur van de zwangerschap: tijd die een zwangerschap bedraagt, uitgedrukt in het aantal
dagen of weken dat de amenorroe duurt.
-
3 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder "geneesheer-directeur"
mede verstaan de arts die, hoewel geen directeursfunctie bekledende, belast is met
de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied in de inrichting.
Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht
door:
-
a. een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning tot het
verrichten van dergelijke behandelingen is verleend;
-
b. een huisarts, indien het een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap betreft
en voldaan is aan artikel 6a.
-
1 Een zwangerschap wordt niet eerder afgebroken dan nadat de vrouw de arts heeft bezocht
en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken. De arts en de vrouw stellen, met
in achtneming van de eisen met betrekking tot hulpverlening en besluitvorming, bedoeld
in artikel 5, in gezamenlijk overleg een termijn vast die voorafgaat aan de afbreking van de zwangerschap.
-
2 In het geval, dat de arts de vrouw niet verwijst, stelt hij haar onverwijld een gedateerde
schriftelijke kennisgeving daaromtrent ter hand, welke in elk geval het tijdstip vermeldt,
waarop de vrouw zich tot hem had gewend.
-
3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien is vastgesteld dat de duur
van de zwangerschap nog geen 45 dagen bedraagt op het moment van zwangerschapsafbreking.
In dat geval wordt een zwangerschap niet eerder afgebroken dan nadat een arts in een
ziekenhuis of kliniek als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zich ervan heeft vergewist dat aan de bij of krachtens artikel 5 gestelde eisen is voldaan, onderscheidenlijk nadat een huisarts als bedoeld in artikel
2, onderdeel b, zich ervan heeft vergewist dat aan de bij of krachtens artikel 6a gestelde eisen is voldaan.
-
4 Indien de behandeling, gericht op het afbreken van de zwangerschap, wordt verricht
om daarmee een dreigend gevaar voor het leven of de gezondheid van de vrouw af te
wenden, wordt geen termijn gesteld als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, dan
wel vervalt een ingevolge dat lid gestelde termijn.
-
1 De vergunning, bedoeld in artikel 2, onder a, wordt aangevraagd door het bestuur van het ziekenhuis of de kliniek. Bij de aanvraag
dienen de bij algemene maatregel van bestuur verlangde gegevens te worden verstrekt.
Indien hij dit nodig acht voor een verantwoorde beslissing op het verzoek om vergunning,
kan Onze Minister nadere gegevens vragen.
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld met betrekking tot hulpverlening
en besluitvorming, welke erop zijn gericht te verzekeren dat iedere beslissing tot
het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen dan uitgevoerd,
indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt.
-
2 De vergunning heeft slechts mede betrekking op afbreking in een kliniek van zwangerschappen
die langer dan dertien weken hebben geduurd, indien aan daartoe bij de algemene maatregel
van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, te stellen nadere eisen van medische en verpleegkundige aard is voldaan.
-
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het bepaalde in het
eerste lid, onderdeel b. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te
stellen regels hebben in ieder geval betrekking op adequate en geaccrediteerde scholing
van individuele huisartsen die naast medisch-technische zaken ook gericht is op voorlichting
en begeleiding bij en na de besluitvorming.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden tevens eisen gesteld met betrekking tot
hulpverlening en besluitvorming, welke erop zijn gericht te verzekeren dat iedere
beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen
dan uitgevoerd, indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt. Deze
eisen strekken er met name toe te verzekeren:
-
a. dat de vrouw die het voornemen heeft tot afbreking van zwangerschap en zich met een
daartoe strekkend verzoek tot de arts heeft gewend, wordt bijgestaan, in het bijzonder
door het verstrekken van verantwoorde voorlichting over andere oplossingen van haar
noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap;
-
b. dat de arts, indien de vrouw van oordeel is dat haar noodsituatie niet op andere wijze
kan worden beëindigd, zich ervan vergewist dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan
en gehandhaafd in vrijwilligheid, na zorgvuldige overweging en in het besef van haar
verantwoordelijkheid voor ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren;
-
c. dat, onverminderd het bepaalde in artikel 20, de arts de behandeling slechts verricht indien deze op grond van zijn bevindingen
verantwoord is te achten;
-
d. dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren
beschikbaar is, mede in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van
ongewenste zwangerschap.
Onze Minister kan, al naar gelang de specifieke omstandigheden van een inrichting
hiertoe nopen, aan een vergunning aanvullende voorschriften verbinden, onderscheidenlijk
deze voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken. De voorschriften mogen slechts
betrekking hebben op de tariefstelling en de onderwerpen waaromtrent en voor zover
daarover bij of krachtens de artikelen 5 en 6 eisen zijn gesteld.
Onze Minister kan een vergunning intrekken:
-
a. indien onjuiste gegevens zijn verstrekt, die hebben geleid tot het verlenen van de
vergunning;
-
b. indien de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet, dan wel de voorschriften
verbonden aan de vergunning, zijn overtreden.
-
1 Een krachtens de artikelen 5 tot en met 8 genomen besluit bepaalt het tijdstip waarop de verlening of intrekking van de vergunning,
dan wel de wijziging, aanvulling of intrekking van de aan de vergunning te verbinden
voorschriften, ingaat.
-
1 Hangende het onderzoek naar feiten op grond waarvan volgens artikel 8 intrekking van een vergunning mogelijk is, kan Onze Minister bevelen, dat de behandelingen
in de inrichting, gericht op afbreking van zwangerschap, onverwijld zullen worden
gestaakt.
-
2 Het bevel blijft van kracht totdat omtrent de intrekking van de vergunning is beschikt,
onderscheidenlijk tot het tijdstip waarop de intrekking ingaat, behoudens eerdere
opheffing van het bevel door Onze Minister.
-
1 Elke arts in een ziekenhuis of kliniek als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, die behandelingen, gericht op afbreking van zwangerschap, verricht, doet ten minste
eens per jaar aan de geneesheer-directeur van de inrichting de volgende gegevens toekomen:
-
a. het aantal behandelingen, gericht op afbreking van zwangerschap, dat hij in dat tijdsverloop
heeft verricht, en de eventueel daarbij opgetreden bijzonderheden;
-
b. de duur van de zwangerschap, het aantal voorafgegane zwangerschappen en zwangerschapsafbrekingen,
de leeftijd, de provincie - dan wel, voor zover het buiten Nederland woonachtige vrouwen
betreft, het land - van woonplaats, de burgerlijke staat en het aantal kinderen van
elk van de behandelde vrouwen;
-
c. de datum waarop hij met de vrouw haar voornemen heeft besproken, alsmede, indien de
vrouw door een arts bij wie de vrouw onder regelmatige medische behandeling staat,
dan wel die als medisch specialist of in de woonplaats van de vrouw als huisarts werkzaam
is, verwezen is, de medische hoedanigheid waarin hij de vrouw hulp heeft geboden,
de vraag of, en zo ja in welke gevallen, overleg is gepleegd met andere deskundigen,
en welke de aard van de deskundigheid van de geraadpleegde was, de datum van de ingreep,
met dien verstande dat, indien het zich in artikel 3, vierde lid, bedoelde geval heeft voorgedaan, tevens de bijzondere redenen daarvoor worden opgegeven,
en de nazorg die na de afbreking van de zwangerschap aan de vrouw is verleend.
-
2 De geneesheer-directeur van de inrichting ziet erop toe dat alle in de inrichting
werkzame artsen hem de in het eerste lid bedoelde gegevens volledig en tijdig doen
toekomen in zodanige vorm dat zij niet tot individuele patiënten herleidbaar zijn.
Hij draagt er zorg voor, dat deze gegevens ten minste vijf jaar worden bewaard.
-
6 De in het eerste lid bedoelde arts draagt er tevens zorg voor, dat vóór of zo spoedig
mogelijk na de behandeling aantekening wordt gemaakt van de bevindingen die ertoe
hebben geleid de behandeling te geven. Hij is verplicht deze aantekeningen gedurende
ten minste vijf jaar te bewaren en de daarin vervatte gegevens, mits niet herleidbaar
tot individuele patiënten, desverzocht ter beschikking te stellen van de inspecteur.
-
1 De huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, doet ten minste eens per jaar de in artikel 11, eerste lid, bedoelde gegevens aan een door Onze Minister aangewezen rechtspersoon toekomen in
zodanige vorm dat zij niet tot individuele patiënten herleidbaar zijn. De rechtspersoon
doet deze gegevens toekomen aan de inspecteur.
-
2 De rechtspersoon kan kostendekkende tarieven vaststellen voor de door zijn in het
eerste lid, eerste volzin, verrichte werkzaamheden. Onze Minister kan tarieven vaststellen
die de rechtspersoon ten hoogste mag berekenen voor de door hem verrichte werkzaamheden.
-
3 Indien de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van Onze Minister
zijn taak verwaarloost, kan Onze Minister de aanwijzing intrekken.
-
6 De huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, draagt er tevens zorg voor, dat vóór of zo spoedig mogelijk na de behandeling aantekening
wordt gemaakt van de bevindingen die ertoe hebben geleid de behandeling te geven.
Hij is verplicht deze aantekeningen gedurende ten minste vijf jaar te bewaren en de
daarin vervatte gegevens, mits niet herleidbaar tot individuele patiënten, op verzoek
ter beschikking te stellen van de inspecteur.
De geneesheer-directeur van de inrichting onderscheidenlijk de huisarts, bedoeld in
artikel 2, onderdeel b, draagt zorg dat de inspecteur op zijn verzoek inzage wordt verschaft van de in artikel 11, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 11a, eerste lid, bedoelde gegevens en dat hem alle gevraagde inlichtingen, mits niet herleidbaar
tot individuele patiënten, worden verstrekt die hij redelijkerwijs voor de uitoefening
van zijn taak met betrekking tot deze wet behoeft.
-
1 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, onderdelen b of c, tweede lid, 6a, tweede of derde lid, 11, vierde lid, en 11a, vierde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister.
Artikel 14b
[Vervallen per 01-07-2021]
De arts die een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, verricht in
een kliniek, tenzij het betreft een kliniek ten aanzien waarvan aan artikel 6, tweede lid, is voldaan terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat de zwangerschap
langer dan dertien weken heeft geduurd, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
een jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 16
[Vervallen per 01-01-2023]
Het ziekenhuis of de kliniek waar behandelingen, gericht op het afbreken van zwangerschap,
worden verricht in strijd met artikel 2, onder a, dan wel met het in artikel 10, eerste lid, bedoelde bevel, wordt gestraft met een geldboete van de vijfde categorie.
-
1 Niemand is verplicht een vrouw een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap,
te geven, dan wel daaraan medewerking te verlenen.
Onze Minister zendt uiterlijk voor 1 januari 2028, en vervolgens iedere zeven jaar,
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk
van deze wet.