Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, een regeling te treffen
voor de totstandkoming van een voorkeursrecht van gemeenten bij de verwerving van
onroerend goed;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a. bestemmingsplan: bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;
-
b. inpassingsplan: inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 onderscheidenlijk 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;
-
c. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
-
d. structuurvisie: structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1, 2.2 onderscheidenlijk 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening;
-
e. vervreemder: eigenaar van een onroerende zaak of rechthebbende op een beperkt recht
als bedoeld in onderdeel f die tot vervreemding wenst over te gaan, alsmede degene
die bij ontbinding van een gemeenschap met de vereffening is belast en tot vervreemding
wenst over te gaan;
-
f. vervreemding: overdracht in eigendom of verdeling van een onroerende zaak alsmede
overdracht of verdeling dan wel vestiging van een recht van opstal, erfpacht, beklemming
of vruchtgebruik, waaraan een onroerende zaak is onderworpen.
-
1 In afwijking van de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, komen voor aanwijzing ook in aanmerking gronden die nog niet zijn opgenomen in een
bestemmingsplan, inpassingsplan, of structuurvisie, maar waarbij in het besluit tot
aanwijzing aan de betrokken gronden een niet-agrarische bestemming wordt toegedacht
en waarvan het gebruik afwijkt van die bestemming. In het besluit tot aanwijzing wordt
aangegeven of nadien nog zal worden overgegaan tot het vaststellen van een structuurvisie.
-
1 Burgemeester en wethouders kunnen gronden voorlopig aanwijzen, mits bij het hiertoe
strekkend besluit aan die gronden een niet-agrarische bestemming is toegedacht en
het gebruik afwijkt van de toegedachte bestemming. Het besluit vervalt van rechtswege
drie maanden na dagtekening of zoveel eerder als een besluit van de gemeenteraad tot
aanwijzing ingevolge artikel 3, 4 of 5 in werking treedt.
-
1 Het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing ligt voor eenieder ter inzage
op een door burgemeester en wethouders aangewezen plaats. Zij maken de terinzagelegging
bekend in de Staatscourant, in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente
verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze. Het besluit treedt in werking
de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin de terinzagelegging bekend is gemaakt.
-
1 Voor zover een aanwijzing niet meer voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 3, eerste lid, 4, eerste lid, onderscheidenlijk 5, eerste lid, besluiten burgemeester en wethouders tot het intrekken van die aanwijzing. In het
besluit worden vermeld de percelen of perceelsgedeelten waarop de intrekking betrekking
heeft. Het besluit tot intrekking wordt gevoegd bij de ingevolge artikel 7, eerste lid, ter inzage gelegde stukken en in kopie gezonden naar de desbetreffende eigenaren
en beperkt gerechtigden.
-
2 Degene die een recht heeft op aangewezen gronden uit hoofde van eigendom of een beperkt
recht als bedoeld in artikel 1, onderdeel f kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen tot intrekking van het besluit
tot aanwijzing. Zij nemen een besluit uiterlijk vier weken na de dag van ontvangst
van de aanvraag.
-
3 In geval van onherroepelijke vernietiging in beroep van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde bestemmingsplan of inpassingsplan, geldt de in artikel 3 bedoelde aanwijzing
tot een jaar na de datum van de vernietiging als zijnde in overeenstemming met de
eisen gesteld in artikel 3, eerste lid, behoudens eerdere intrekking door burgemeester
en wethouders.
-
4 Indien artikel 8, derde lid, van toepassing is, vervalt het besluit tot aanwijzing, bedoeld in artikel 3, van rechtswege na afloop van de in het derde lid van artikel 8 genoemde termijn,
tenzij voor dat tijdstip voor de in de aanwijzing begrepen gronden een bestemmingsplan
of inpassingsplan is vastgesteld, dat voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, gestelde
eisen. In dat geval vervalt het besluit tot aanwijzing van rechtswege tien jaar na
de inwerkingtreding van het bestemmingsplan onderscheidenlijk inpassingsplan.
-
5 Een mededeling van het van rechtswege vervallen van een besluit tot aanwijzing wordt
gevoegd bij de ingevolge artikel 7, eerste lid, ter inzage gelegde stukken en in kopie gezonden naar de desbetreffende eigenaren
en beperkt gerechtigden.
-
4 Bij toepassing van het eerste of tweede lid verstrekken gedeputeerde staten, onderscheidenlijk
Onze Minister onverwijld een exemplaar van het besluit tot aanwijzing of voorlopige
aanwijzing en de bijbehorende kadastrale kaart aan de Dienst voor het kadaster en
de openbare registers, ter inschrijving van die stukken in de openbare registers en
doen mededeling van de aanwijzing of voorlopige aanwijzing aan burgemeester en wethouders
van de gemeente en gedeputeerde staten van de provincie waarin de gronden waarop de
aanwijzing betrekking heeft zijn gelegen. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing. Evenzo doen gedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Minister
mededeling van het intrekken of van het van rechtswege vervallen van een besluit tot
aanwijzing aan:
-
a. de Dienst voor het kadaster en de openbare registers;
-
b. de desbetreffende eigenaren en beperkt gerechtigden, en
-
c. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de gronden waarop de aanwijzing
betrekking had, zijn gelegen.
-
5 Bij toepassing van het eerste lid worden de in de artikelen 10, 11, 12, 24, 26 en 27 geregelde bevoegdheden en verplichtingen met uitsluiting van de bevoegdheid ter zake
van burgemeester en wethouders, uitgeoefend door gedeputeerde staten en neemt de provincie
de plaats in van de gemeente.
-
6 Bij toepassing van het tweede lid worden de in de artikelen 10, 11, 12, 24, 26 en 27 geregelde bevoegdheden en verplichtingen met uitsluiting van de bevoegdheid ter zake
van burgemeester en wethouders of van gedeputeerde staten uitgeoefend door Onze Minister
en neemt de Staat de plaats in van de gemeente, onderscheidenlijk de provincie.
-
1 Op het tijdstip van inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 9a, eerste of tweede lid, vervalt een eerder besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing van de betrokken
grond van de gemeenteraad of van burgemeester en wethouders van rechtswege, met dien
verstande dat indien aan burgemeester en wethouders reeds een opgave is gedaan als
bedoeld in artikel 11, eerste lid, die opgave in stand blijft en wordt aangemerkt als een opgave aan gedeputeerde staten
onderscheidenlijk Onze Minister. Gedeputeerde staten nemen, onderscheidenlijk Onze
Minister neemt bij de toepassing van de artikelen 11 tot en met 15 de plaats in van burgemeester en wethouders, en de provincie onderscheidenlijk de
Staat de plaats van de gemeente.
-
2 Op het tijdstip van inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 9a, tweede lid, vervalt een eerder besluit tot aanwijzing of tot voorlopige aanwijzing van de betrokken
grond van provinciale staten of gedeputeerde staten van rechtswege, met dien verstande
dat indien aan gedeputeerde staten reeds een opgave is gedaan als bedoeld in artikel 11, eerste lid, die opgave in stand blijft en wordt aangemerkt als een opgave aan Onze Minister.
Onze Minister neemt bij de toepassing van de artikelen 11 tot en met 15 de plaats in van gedeputeerde staten, en de Staat de plaats van de provincie.
-
3 Voorts geldt het bepaalde in het eerste lid niet ingeval de vervreemding geschiedt
ingevolge een overeenkomst betreffende een onroerende zaak, dan wel een overeenkomst
behelzende een verplichting van de vervreemder betreffende een onroerende zaak, voorzover:
-
a. vervreemding geschiedt aan een in die overeenkomst met name genoemde partij, en een
tegen een in die overeenkomst met name genoemde prijs, dan wel tegen een volgens die
overeenkomst bepaalbare prijs, en
-
b. de overeenkomst is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voordat een besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing in werking is getreden,
en
-
c. de vervreemding geschiedt binnen zes maanden na de dag van de inschrijving van de
overeenkomst in de openbare registers als bedoeld onder b.
-
4 Een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, aanhef, kan worden ingeschreven in
de openbare registers, bedoeld in het derde lid, mits deze is vervat in een akte.
De inschrijving heeft het rechtsgevolg dat voor de vervreemder niet de verplichting
zoals bedoeld in het eerste lid ontstaat, voorzover is voldaan aan de in het derde
lid, onder a, b en c, genoemde vereisten.
-
5 Het derde lid is telkens gedurende een periode van drie jaar op een overeenkomst als
bedoeld in dat lid met betrekking tot een bepaalde onroerende zaak of een gedeelte
daarvan, en de daarin met name genoemde vervreemder of verkrijger, slechts één maal
van toepassing. De periode van drie jaar vangt aan op de datum van eerste inschrijving
in de openbare registers. Onder verkrijger wordt in dit geval verstaan de partij waarmee
een overeenkomst is gesloten.
-
1 Ter voldoening aan artikel 10, eerste lid, bericht de vervreemder aan burgemeester en wethouders bij aangetekende brief dat
hij in beginsel bereid is over te gaan tot vervreemding van het desbetreffende goed
aan de gemeente tegen nader overeen te komen voorwaarden.
-
3 Indien de opgave betrekking heeft op onroerende zaken die slechts ten dele in de aanwijzing
of voorlopige aanwijzing zijn opgenomen maar een samenhangend geheel vormen, kan de
vervreemder onverminderd afdeling 11 van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, eisen dat dit geheel van onroerende zaken wordt betrokken in de mogelijke vervreemding
aan de gemeente.
-
2 Indien burgemeester en wethouders binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, beslissen
niet bereid te zijn het goed te kopen of op grond van een andere titel te verkrijgen
heeft de vervreemder gedurende drie jaar na die beslissing de vrijheid tot vervreemding
aan derden voorzover het betreft het in zijn aanbod vermelde goed. De vervreemding
betreft alle in de opgave vermelde goederen tezamen, met inbegrip van het gedeelte
en van het bedrijf of de onderneming, waarvan de vervreemder bij het verstrekken van
die opgave ingevolge artikel 11, derde of vierde lid, heeft geëist dat het mede in de verkoop zou worden betrokken.
-
3 Bij overschrijding van de termijn, genoemd in het eerste lid, is het tweede lid van
overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de in dat lid genoemde periode van
drie jaar aanvangt na verloop van die termijn.
-
1 Indien burgemeester en wethouders en de vervreemder in onderhandeling zijn getreden
ter bepaling van de vervreemdingsvoorwaarden en gehandeld is overeenkomstig de artikelen 11 en 12, eerste lid, kan de vervreemder aan burgemeester en wethouders verzoeken om binnen vier weken
de rechter te verzoeken een oordeel over de prijs te geven.
-
3 Bij overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn of indien burgemeester
en wethouders schriftelijk weigeren een verzoekschrift in te dienen, is artikel 12, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
-
6 De kosten van de rechterlijke procedure, het deskundigenadvies alsmede de redelijkerwijs
door de vervreemder voor rechtsbijstand en andere deskundige bijstand gemaakte kosten
komen ten laste van de gemeente. Indien de rechter daartoe termen vindt in de omstandigheden
van het geval, is deze bevoegd de kosten geheel of gedeeltelijk te compenseren.
-
7 Indien door schriftelijke intrekking van het verzoek door burgemeester en wethouders
de procedure tussentijds wordt beëindigd, heeft de vervreemder gedurende drie jaar
na de intrekking de vrijheid tot vervreemding aan derden voorzover het betreft het
in zijn opgave vermelde goed. De rechter beslist dan bij beschikking over de kosten,
bedoeld in het zesde lid.
Indien de vervreemder binnen drie maanden, te rekenen van de dag van onherroepelijk
worden van de beschikking, bedoeld in artikel 13, vijfde lid, bij aangetekende brief aan de gemeente verlangt dat deze het betrokken goed verkrijgt,
is de gemeente verplicht haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een
notariële akte tot levering aan haar van het betrokken goed tegen betaling aan de
vervreemder van de bij onherroepelijke rechterlijke beschikking bepaalde prijs.
-
1 De vervreemder kan de rechtbank verzoeken te bepalen dat de gemeente wegens de bijzondere
persoonlijke omstandigheden van de vervreemder gehouden is medewerking te verlenen
aan de overdracht tegen een door de rechtbank vast te stellen prijs van het goed,
dat is vervat in de opgave, bedoeld in artikel 11, eventueel met inbegrip van de ingevolge het derde en vierde lid van dat artikel
mede in die opgave vermelde bestanddelen.
-
3 De rechtbank doet binnen zes maanden na ontvangst van het verzoekschrift bij beschikking
uitspraak over het verzoek en bij toewijzing daarvan tevens over de prijs. Zij beoordeelt
of het redelijk is dat vervreemding aan de gemeente, gezien de bijzondere persoonlijke
omstandigheden die terzake van belang kunnen zijn, achterwege zou blijven. Van de
beschikking staat uitsluitend beroep in cassatie open.
-
4 Bij afwijzing van het verzoek heeft de vervreemder gedurende drie jaar na het onherroepelijk
worden van de rechterlijke beschikking de vrijheid tot vervreemding aan derden voorzover
betreft het in zijn opgave, bedoeld in artikel 11, vermelde goed. De vervreemding betreft alle in de opgave vermelde goederen tezamen,
met inbegrip van het gedeelte en van het bedrijf of de onderneming, waarvan de vervreemder
bij het verstrekken van die opgave ingevolge artikel 11, derde of vierde lid, heeft
geëist dat het mede in de verkoop zou worden betrokken.
Artikel 16
[Vervallen per 01-07-2010]
Artikel 17
[Vervallen per 01-07-2010]
Artikel 18
[Vervallen per 01-07-2010]
Artikel 19
[Vervallen per 01-07-2010]
Artikel 20
[Vervallen per 01-07-2010]
Artikel 21
[Vervallen per 01-07-2010]
Artikel 22
[Vervallen per 01-02-1990]
Artikel 23
[Vervallen per 01-02-1990]
-
1 De inschrijving in de in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers van een akte, behelzende een vervreemding anders dan
aan de gemeente, vindt alleen plaats indien op het in te schrijven stuk is opgenomen
een notariële verklaring, houdende dat op de betrokken onroerende zaak geen aanwijzing
of voorlopige aanwijzing in de zin van deze wet van toepassing is, hetzij dat de vervreemding
niet in strijd is met deze wet.
-
1 Voor zover na de overdracht aan de gemeente van een onroerende zaak of van een beperkt
recht waaraan zo’n zaak is onderworpen ingevolge de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 vanwege een besluit tot aanwijzing overeenkomstig artikel 2 in samenhang met artikel 3 of 4, zonder dat de in artikel 3, eerste lid, of 4, eerste lid, bedoelde andere bestemming is verwezenlijkt, bij een onherroepelijk bestemmingsplan
een bestemming is aangewezen waarmee de totstandkoming van de aanwijzing zou zijn
uitgesloten, kan de vervreemder vorderen dat de gemeente hem de schade zal vergoeden
die hij als gevolg van die overdracht mocht hebben geleden.
-
2 Gelijke bevoegdheid heeft de vervreemder na de overdracht ingevolge de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 vanwege een besluit tot aanwijzing overeenkomstig artikel 2 in samenhang met 5, of een besluit tot voorlopige aanwijzing overeenkomstig artikel 6, voor zover de bij die overdracht betrokken onroerende zaak niet binnen de desbetreffende
termijn, genoemd in artikel 6 of 9 is opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 5, onderscheidenlijk in een bestemmingsplan of structuurvisie, waarbij de bij de aanwijzing
of voorlopige aanwijzing aan de betrokken onroerende zaak toegedachte bestemming is
gehandhaafd.
Artikel 27
[Vervallen per 01-07-2010]
Wij geven bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften voor de uitvoering
van deze wet.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Deze wet kan worden aangehaald als "Wet voorkeursrecht gemeenten".