Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, mede namens Onze Ministers van Financiën en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 9 juli 1980, nr. 298908;
Overwegende dat bij de Wet van 2 juli 1980 houdende aanvulling van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis tot regeling van de uitkeringen aan Prinses Juliana en haar echtgenoot, Paleis Soestdijk ten laste van het Rijk aan Prinses Juliana en Prins Bernhard tot gebruik ter beschikking is gesteld;
dat in verband met het voorgaande behoefte bestaat aan het gebruik van het paleis Noordeinde te ’s-Gravenhage en dat het Paleis Huis ten Bosch te ’s-Gravenhage en het Paleis op de Dam te Amsterdam hun bestemming dienen te behouden;
Gelet op artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis;
Hebben goegevonden
[tekstcorrectie :“goegevonden” moet zijn “goedgevonden”]
en verstaan:
Het Koninklijk besluit van 24 december 1970, houdende aanwijzing van paleizen, bedoeld in artikel 23 van de Grondwet (Stb. 1970, 629) wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot 1 mei 1980.