Bijlage Methoden van onderzoek, behorende bij het Kokswarenbesluit (Warenwet)
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
1. Bepaling van het aantal aeroob kweekbare micro-organismen
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
1.1. Definitie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Onder het aantal aeroob kweekbare micro-organismen wordt verstaan het aantal kolonies,
dat zich bij 30 ± 1°C per g van de onderzochte waar ontwikkelt in het onder 1.3.1
beschreven medium, voorzover deze kolonies tevens de onder 1.4 beschreven reactie
vertonen.
1.2. Verdunning
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
1.2.1. verdunningsvloeistof
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
natriumchloride
|
p.a. 8,5 g
|
pepton
|
1 g
|
water (zie 7.1)
|
1000 ml
|
Maak een oplossing van de bovenaangegeven samenstelling en steriliseer deze gedurende
20 min. bij 120°C.
1.2.2. werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Weeg in een adequaat te reinigen en steriele mixer bij voorkeur 20 g doch niet minder
dan 10 g van het te onderzoeken materiaal af. Voeg per 5 g toe 45 ml van de onder
1.2.1 genoemde verdunningsvloeistof. Meng gedurende 1,5 min. bij een toerental van
ca. 12 000 toeren per minuut (onder belasting).
Bereid zonodig, uitgaande van de aldus verkregen verdunning 1:10, verdere decimale
verdunningen door steeds 1 ml in 9 ml verdunningsvloeistof te pipetteren en te mengen.
Een zogenaamde stomacher of soortgelijk apparaat met overeenkomstige werking mag ook
worden gebruikt (zelfde mengtijd).
1.3. Telling
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
1.3.1. medium (zie 7.2)
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
trypsine-hydrolysaat van caseïne
|
5 g
|
gistextractpoeder
|
2,5 g
|
glucose
|
1 g
|
agar
|
15 g
|
water
|
1000 ml
|
Los onder verwarming de overige ingrediënten in het water op, breng de pH op 7,0 ±
0,1 en steriliseer gedurende 20 min. bij 120°C.
1.3.2. werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Verricht de bepaling als aangegeven in de meest recente versie van NEN 1507 met 1
ml van enkele passende verdunningen, evenwel onder gebruikmaking van het onder 1.3.1
beschreven medium. Het aantal getelde kolonies, verkregen uit de daartoe meest geschikte
verdunning, wordt aangegeven met K.
Verricht, wanneer invloed op het kiemgetal is te verwachten van een zich in verwerkte
bestanddelen bevindende functionele Lacto-bacilluaceae-flora, een bevestiging volgens
1.4.
1.4. Bevestiging
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
1.4.1. reagens
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Bereid, onmiddellijk voor het gebruik, een oplossing van de volgende samenstelling:
waterstofperoxyde 30%
|
10 ml
|
water
|
90 ml
|
1.4.2. uitvoering
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Onderzoek, indien van een plaat met 30 of meer kolonies kan worden uitgegaan, ten
minste k van deze kolonies die geheel willekeurig worden gekozen. Blijft in alle volgens
1.3.2 verkregen platen K < 30, ga dan uit van de plaat met de meest geconcentreerde
verdunning en onderzoek zo mogelijk tenminste 5 kolonies.
Breng van elk voor dit doel geselecteerde kolonie een gedeelte op een afzonderlijk
voorwerpglas en bedek dit met enkele druppels van de onder 1.4.1 genoemde oplossing.
De reactie is positief wanneer gasontwikkeling optreedt.
Van zeer kleine kolonies kan men zonodig tevoren enig bacteriemateriaal aankweken
door afstrijken op een plaat of schuingestolde buis met het onder 1.3.1 beschreven
medium en bebroeden bij 30°C.
1.5. Berekening en opgave
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Indien een bevestiging volgens 1.4 is verricht, volgt het aantal gezochte kolonies
per elke onder 1.3.2 genoemde plaat (K') uit de formule:
, waarin
K = het totaal aantal getelde kolonies
p = het aantal volgens 1.4.2 onderzochte kolonies
q = het aantal daarvan, dat positief is bevonden.
Indien genoemde bevestiging niet is verricht, is uiteraard K' = K. Neem het gemiddelde
van de beide duplo-waarden en rond dit getal als volgt af:
-
a. indien het kleiner is dan 100 en geen geheel getal is: op het dichtstbijzijnde veelvoud
van 2;
-
b. indien het groter is dan 100 en niet op 5 eindigt: op het dichtstbijzijnde veelvoud
van 10;
-
c. indien het groter is dan 100 en op een 5 eindigt: op het dichtstbijzijnde veelvoud
van 20.
Vindt men van meer dan één verdunning uitgaande een resultaat tussen 30 en 300, dan
dient men voor de berekening van de meest geconcentreerde van die verdunningen uit
te gaan.
Vermenigvuldig het aldus verkregen getal zonodig met de gebruikte verdunningsfactor.
Geef kiemgetallen beneden 100 als zodanig op.
Geef kiemgetallen van 100 of meer als volgt op: N = a.10b, waarin:
-
a = een getal met één decimaal, dat kan variëren van 1,0 tot 9,9;
-
b = een geheel getal, niet kleiner dan 2.
Was het aantal in de plaat, waarop de berekening werd gebaseerd, kleiner dan 5, geef
dan op: N < 50.
3. Grensreactie op salmonella
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.1. Definitie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Als Salmonella worden beschouwd bacteriën die zich vermeerderd hebben in één der hierna
te beschrijven vloeibare media en zich na overenting op het briljantgroen fenolrood
agar medium ontwikkelen tot specifieke kolonies die het onder 3.5.7 vermelde reactiepatroon
vertonen.
3.2. Media voor de ophoping
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.2.1. niet-selectief medium
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Hiervoor zij verwezen naar 2.1.3.1.
3.2.2. selectief medium
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Tetrathionaat-bouillon volgens Muller Kauffmann (zie 7.7)
3.2.2.1. basismedium
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
pepton
|
4,5 g
|
gistextractpoeder
|
1,8 g
|
vleesextractpoeder
|
0,9 g
|
natriumchloride p.a.
|
4,5 g
|
calciumcarbonaat (CaCO3)
|
25 g
|
natriumthiosulfaat (Na2S2O3.5H2O) p.a.
|
40,7 g
|
water
|
1000 ml
|
Vermeng de ingrediënten onder verwarming met het water, waarbij uiteraard door de
aanwezigheid van het calciumcarbonaat geen heldere oplossing ontstaat. Breng de pH
op 7,0 ± 0,1 en verhit tot koken. Koel daarna af tot 45°C en vul, na het calciumcarbonaat
regelmatig door de vloeistof te hebben verdeeld, af in kolven in porties van 100 ml.
3.2.2.2. jodiumoplossing
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
jodium p.a.
|
20 g
|
kaliumjodide (KI) p.a.
|
25 g
|
water
|
100 ml
|
Los het kaliumjodide op ca. 50 ml water. Voeg daarna het jodium toe en los op. Vul
aan met water tot 100 ml.
3.2.2.3. gal
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Bereid een oplossing van de navolgende samenstelling:
gedroogde rundergal
|
10 g
|
water
|
100 ml
|
Steriliseer gedurende 20 min. bij 115°C.
3.2.2.4. briljantgroenoplossing
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Bereid een oplossing van de volgende samenstelling:
briljantgroen (BDH)
|
100 mg
|
water
|
100 ml
|
Verhit de oplossing gedurende een half uur in een bad met kokend water en gebruik
hem dezelfde dag als waarop hij is bereid.
3.2.2.5. bereiding
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Bereid kort voor het gebruik op aseptische wijze een mengsel van de bovengenoemde
componenten in de hieronder aangegeven verhouding:
basismedium (3.2.2.1)
|
100 ml
|
jodiumoplossing (3.2.2.2.)
|
2 ml
|
gal (3.2.2.3)
|
5 ml
|
briljantgroenoplossing (3.2.2.4)
|
1 ml
|
3.3.
Isolatiemedium (zie 7.8)
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
vleesextractpoeder
|
5 g
|
gistextractpoeder
|
3 g
|
pepton
|
10 g
|
lactose
|
10 g
|
saccharose
|
10 g
|
dinatriumwaterstoffosfaat (N2HPO4) p.a.
|
1 g
|
natriumwaterstoffosfaat (NaH2PO4) p.a.
|
0,6 g
|
fenolrood
|
0,09 g
|
briljantgroen (BDH)
|
4,7 mg
|
agar (gezuiverd en snel oplosbaar)
|
12 g
|
water
|
1000 ml
|
Los de overige ingrediënten onder verwarming in het water op. Breng de oplossing aan
de kook en laat ten hoogste 1 min. doorkoken. Koel direct af tot 50°C en giet uit
in petrischalen van 15 cm doorsnede bij een zodanige temperatuur dat de agar snel
in de schalen stolt. Droog de voedingsbodems vóór het gebruik goed (45 min. 37°C).
De pH dient 6,9 ± 0,1 te bedragen.
3.4. Werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Breng 25 g van het monster over in ca. 225 ml van het niet-selectieve vloeibare medium
(3.2.1). Bebroed deze vloeistof 16-20 uur bij 37°C en breng daarna 10 ml over in ca.
100 ml tetrathionaatbouillon (3.2.2).
Bebroed de vloeistof gedurende 48 uur bij 42,5 ± 0,5°C. Strijk na 18-20 uur en na
48 uur de tetrathionaatbouillon met behulp van een entoog (2,3-3 mm) uit op briljantgroen
fenolrood agar-platen ( 3.3). Bebroed de platen gedurende 18-24 uur bij 37°C en beoordeel
ze op het voorkomen van specifiek rode kolonies. Onderzoek enkele van deze kolonies
op de onder 3.5 genoemde identificatiereacties. (Indien gewenst, kan naast de briljantgroen
fenolrood agar ook een ander isolatiemedium worden gebruikt).
3.5. Identificatie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.1. te verrichten reacties
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Strijk zo nodig de te onderzoeken kolonies van de onder 3.4 genoemde selectieve platen
nog een keer uit op niet-selectieve selectieve vaste media en bebroed weer 18-24 uur
bij 37°C. Voer daarna per oorspronkelijke kolonie, uitgaande van één losliggende nieuwe
kolonie, de volgende reacties uit.
T.S.I.-agar reacties (zie 3.5.2)
lysinedecarboxylatie (zie 3.5.3)
ureumsplitsing (zie 3.5.4)
reactie op β-galactosidase (zie 3.5.5)
agglutinatie (zie 3.5.6)
3.5.2. T.s.i.-agar
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.2.1.
samenstelling en bereiding (zie 7.9)
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
pepton
|
20 g
|
gistextractpoeder
|
3 g
|
vleesextractpoeder
|
3 g
|
glucose
|
1 g
|
lactose
|
10 g
|
saccharose
|
10 g
|
natriumchloride
|
p.a. 5 g
|
natriumthiosulfaat (Na2S2O3.5H2O) p.a.
|
0,3 g
|
ijzer(III)citraat (FeC6H5O7.3H2 O) p.a.
|
0,3 g
|
fenolrood
|
50 mg
|
agar
|
12 g
|
water
|
1000 ml
|
Los de overige ingrediënten onder verwarming in het water op. Breng de pH op 7,4 ±
0,1. Vul af in cultuurbuizen van 160 ∗ 16 mm in porties van 7 ml. Steriliseer 20 min.
bij 120°C.
Laat de buizen in schuine stand stollen, doch op dusdanige wijze dat deze, gerekend
vanaf de onderkant, over een lengte van ca. 2,5 cm nog geheel met agar zijn gevuld.
Tussen bereiding en gebruik mogen deze buizen niet langer dan 1 week worden bewaard.
Wil men ze op een later tijdstip gebruiken, dan dienen ze opnieuw te worden opgesmolten
en tenminste 20 min. in een bad met kokend water te worden verhit. Laat ze daarna
stollen op de eerder aangegeven wijze.
3.5.2.2. werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Beënt de volgens 3.5.2.1 verkregen buizen met het te onderzoeken bacteriemateriaal
door afstrijken op het oppervlak en steken in het onderste gedeelte ("voet") van de
buis. Bebroed 1-2 dagen bij 37 ± 1°C. De waargenomen verschijnselen zijn als volgt
te interpreteren: "voet":
geel
|
glucose omgezet
|
rood of onveranderd
|
glucose niet omgezet
|
zwart
|
vorming van zwavelwaterstof
|
bellen of scheuren
|
gasvorming uit glucose
|
oppervlak:
|
|
geel
|
lactose en/of saccharose omgezet
|
rood of onveranderd
|
noch lactose noch saccharose omgezet
|
3.5.3. lysinedecarboxylatie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.3.1. medium
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
I-lysine, HCl
|
5 g
|
gistextract in poedervorm
|
3 g
|
glucose
|
1 g
|
broomkresolpurper
|
15 mg
|
water
|
1000 ml
|
Los de overige ingrediënten in het water op en breng de pH op 7,2 ± 0,1.
Vul af in de buizen in porties van ca. 5 ml en steriliseer gedurende 20 min. bij 120°C.
3.5.3.2. werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Beënt het onder 3.5.3.1 genoemde medium met het te onderzoeken bacteriemateriaal en
bebroed gedurende 24 uur bij 37 ± 1°C.
Een positieve reactie blijkt uit een paarse kleur van het medium, een negatieve uit
een gele kleur.
3.5.4. ureumsplitsing
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.4.1. medium
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.4.1.1. oplossing van ureum, voedingsstoffen en indicator
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Bereid een oplossing van de volgende samenstelling:
pepton
|
1 g
|
glucose
|
1 g
|
natriumchloride
|
5 g
|
kaliumdiwaterstoffosfaat (KH2PO4) p.a.
|
2 g
|
ureum p.a.
|
20 g
|
fenolrood
|
12 mg
|
water
|
1000 ml
|
Los hiertoe eerst onder verwarming het fenolrood in het water op. Koel daarna af en
los de overige ingrediënten op. Breng de pH op 6,8 ± 0,1 en steriliseer door middel
van filtratie.
3.5.4.1.2. agar
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Los de agar onder verwarming in het water op en steriliseer 20 min. bij 120°C.
3.5.4.1.3. bereiding
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Meng onder aseptische omstandigheden de onder 3.5.4.1.1 genoemde gefiltreerde oplossing
met de onder 3.5.4.1.2 genoemde tot ca. 50°C afgekoelde agar. Vul eveneens onder aseptische
omstandigheden af in buizen in porties van ca. 7 ml per buis. Leg de buizen in schuine
stand en laat de inhoud stollen.
3.5.4.2. werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Beënt het oppervlak van het volgens 3.5.4.1.3 bereide medium met het te onderzoeken
bacteriemateriaal door middel van een rechte streep. Bebroed gedurende 1 of 2 dagen
bij 37 ± 1°C.
Splitsing van het ureum geeft ammoniakontwikkeling, waardoor de kleur van de indicator
fenolrood naar rose en, bij verdergaande reactie, naar rood omslaat.
3.5.5. reactie op β-galactosidase
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.5.1. reagens
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.5.1.1. O.N.P.G.-oplossing
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
orthonitrofenyl-ß-d-galactopyranoside (ONPG)
|
6 g
|
dinatriumwaterstoffosfaat (Na2HPO4.2H2O) p.a.
|
2 g
|
water
|
1000 ml
|
Los in het water de overige ingrediënten op, breng de pH op 7,5 ± 0,1 en steriliseer
de oplossing door middel van filtratie. Bewaar de oplossing bij 4°C en onder afsluiting
van licht.
3.5.5.1.2. peptonwater
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
pepton
|
10 g
|
natriumchloride (NaCl) p.a.
|
5 g
|
water
|
1000 ml
|
Los in het water de overige ingrediënten op, breng de pH op 7,5 ± 0,1 en steriliseer
gedurende 15 min. bij 120°C.
3.5.5.1.3. bereiding
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Voeg onder aseptische omstandigheden bij elkaar:
O.N.P.G.-oplossing (3.5.5.1.1)
|
25 ml
|
peptonwater (3.5.5.1.2)
|
75 ml
|
Meng en vul op aseptische wijze af in buizen in porties van 2,5 ml per buis. Het mengsel
is 1 maand houdbaar bij 4°C.
3.5.5.2. werkwijze
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Beënt een volgens 3.5.5.1.3 verkregen buis met het te onderzoeken bacteriemateriaal
en bebroed 24 uur bij 37 ± 1°C. De reactie is positief, indien een gele kleur ontstaat
doordat β-galactosidase uit het O.N.P.G. het geel gekleurde orthonitrofenol vrijmaakt.
Bij een controleproef met een O.N.P.G.-negatieve bacteriesoort (bijvoorbeeld Salmonella
of Proteus hauseri) moet het reactiemengsel kleurloos blijven.
3.5.6.
serologische reacties (zie 7.10)
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.6.1. agglutinatie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Culturen welke voldoen aan de biochemische specificaties voor Salmonella (3.5.7) moeten
verder onderzocht worden op de aanwezigheid van Salmonella O- en/of H-antigenen. Hiertoe
wordt een voorwerpglas-agglutinatie uitgevoerd met behulp van Salmonella O- en/of
H-agglutinerende antisera.
3.5.6.2. Salmonella O-antigenen
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
3.5.6.2.1. uitvoering van de reactie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Breng op een zorgvuldig gereinigd voorwerpglas een druppel van een agglutinerende
Salmonella O-antiserum en een druppel fysiologische zoutoplossing, wrijf in deze druppel
een weinig van de te onderzoeken bacterie-cultuur, afkomstig van de T.S.I.-agar tot
een homogene, matig troebele suspensie ontstaat. Doe hetzelfde in de druppel fysiologische
zoutoplossing.
Maak met het voorwerpglas schommelende bewegingen gedurende 30-60 sec. en lees dan
de reacties af tegen een donkere achtergrond, bij voorkeur onder gebruikmaking van
een loep.
Hebben de bacteriën zich aaneengesloten tot grotere eenheden, dan wordt gezegd dat
agglutinatie heeft plaatsgevonden. Ingeval van een positieve agglutinatie dient de
druppel antiserum positief en de druppel fysiologische zoutoplossing negatief te zijn.
Vindt agglutinatie ook in de druppel fysiologische zoutoplossing plaats, dan heeft
men met een auto-agglutinabele stam te maken. In dit geval kan de stam niet serologish
gedetermineerd worden.
3.5.6.2.2. omschrijving van de te gebruiken O-sera
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
In de handel zijn verschillende Salmonella O-sera te verkrijgen en wel het zogenaamde
korte polyvalente serum (omvattende bijvoorbeeld de O-groepen A t/m E) en het zogenaamde
lange omnivalente O-serum (omvattende alle tot nu toe bekende O-groepen). Daarnaast
zijn groeps- of factorensera B, C, D, E, G, L en het anti-Vi-serum in de handel.
3.5.6.2.3. interpretatie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Indien een negatief resultaat met het omnivalente serum wordt verkregen, is het vrijwel
zeker dat men niet met een Salmonellastam heeft te maken. De enige uitzondering bestaat
hierin, dat men eventueel met een nieuwe nog niet ontdekte O-groep of met een der
T-antigenen heeft te maken.
Indien de cultuur negatief reageert met het korte polyvalente serum, kan geagglutineerd
worden met een lang omnivalent serum. Indien deze laatste reactie ook negatief is,
heeft men vermoedelijk geen Salmonella geïsoleerd (zie boven). Indien deze laatste
reactie positief is, heeft men vermoedelijk een Salmonella geïsoleerd die een O-antigeen
heeft dat niet in het korte polyvalente is vertegenwoordigd.
Is de agglutinatie met een der polyvalente sera positief, dan is dit slechts een aanwijzing
dat de te onderzoeken cultuur tot het genus Salmonella zou kunnen behoren, een en
ander in verband met de talrijke O-antigeen-verwantschappen tussen de genera der familie
Enterobacteriaceae. Een nader onderzoek met factorensera en eventueel met een polyvalent
H-serum zal dienen te geschieden. Indien de cultuur reageert met een van de factorensera
B, C, D, E, G, L of het Anti-Vi-serum luidt de uitslag: Salmonella, behorende tot
de B-groep, de C-groep, enz. geïsoleerd. In alle gevallen, ook bij twijfel, dient
de stam ter determinatie en eventuele serologische typering naar het Rijksinstituut
voor de Volksgezondheid te Bilthoven te worden gezonden.
3.5.6.3. Salmonell
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
a H-antigenen
3.5.6.3.1. uitvoering van de reactie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Zie 3.5.6.2.1, met dit verschil dat de agglutinerende H-sera (zie 3.5.6.3.2) gebruikt
worden en dat de bacteriecultuur uit het vocht onder in de T.S.I.-buis wordt genomen.
3.5.6.3.2. omschrijving van de te gebruiken Salmonella H-sera
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
In de handel zijn verschillende Salmonella H-agglutinerende antisera verkrijgbaar
en wel polyvalente sera, omvattende de meest voorkomende specifieke H-antisera en
de specifieke H-antisera afzonderlijk.
3.5.6.3.3. interpretatie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Indien een negatief resultaat met een polyvalent serum wordt verkregen, is de kans
groot dat men niet met een Salmonellastam te maken heeft. De enige uitzondering bestaat
hierin, dat men met een eventueel nieuw H-antigeen te maken heeft, waarvan het antiserum
niet in het polyvalente serum voorkomt of dat men met een te weinig beweeglijke cultuur
te maken heeft. Indien een positief resultaat wordt verkregen met polyvalent serum
of met een specifiek serum, kan de cultuur Salmonella-positief genoemd worden en dient
deze ter nadere typering naar het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid te Bilthoven
te worden gezonden.
3.5.7. interpretatie
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
Salmonellae vertonen het volgende reactiepatroon:
T.S.I.
|
-glucose (zuurvorming)
|
+ 100%
|
|
glucose (gasvorming)
|
+ 92%
|
|
lactose
|
+ 99%
|
|
saccharose
|
+ 99%
|
|
zwavelwaterstof
|
+ 92%
|
|
lysine-decarboxylatie
|
+ 95%
|
|
ureumsplitsing
|
+ 100%
|
|
ß-galactosidase reactie
|
+ 98%
|
|
agglutinatie (zie 3.5.6.2.3 en 3.5.6.3.3)
|
|
+ = positief
| = negatief.
De cijfers in de rechter kolom geven het percentage aan dat bij een bepaald onderzoek
van een groot aantal stammen (W. H. Ewing and M. M. Ball, The biochemical reactions
of numbers of the genus Salmonella (1966)) het resultaat gaf als in de middelste kolom
(+ of thèta]) aangegeven (bijvoorbeeld lysinedecar- boxylatie: 95% van de stammen
+, derhalve 5% [thèta]).
7. Opmerkingen
[Regeling vervallen per 23-02-2005]
7.1. Waar in deze Methoden van Onderzoek sprake is van water kan gebruikt worden hetzij
gedemineraliseerd water, hetzij uit glas gedestilleerd water.
7.2. Het eerste ingrediënt is in de handel verkrijgbaar, bijvoorbeeld onder de namen
"trypton" of "trypticase". Het gehele medium is in gedroogde vorm, met mogelijk een
iets andere hoeveelheid agar, in de handel verkrijgbaar onder de naam "plate count
agar".
7.3. Dit medium is in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "E.E.-broth".
7.4. Het in gedroogde vorm met mogelijk een iets andere hoeveelheid agar in de handel
verkrijgbare "violet red bile dextrose agar", dat naast de genoemde ingrediënten 10
g lactose per l bevat, kan hiervoor worden gebruikt. In de handel is tevens onder
de naam "violet red bile agar" een medium verkrijgbaar, dat een analoge samenstelling
vertoont. Het bevat echter alleen lactose. Dit medium kan ook worden gebruikt, mits
per liter 10 g glucose wordt toegevoegd.
7.5. Soortgelijke media, maar zonder glucose en met minder agar zijn in gedroogde
vorm in de handel verkrijgbaar onder namen als "OF basal medium". Deze zijn te gebruiken,
mits de ontbrekende ingrediënten worden toegevoegd resp. aangevuld.
7.6. Dit medium is in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "nutrient
agar".
7.7. Dit medium is in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "tetrathionate
broth base".
7.8. Dit medium is in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "brillant
green agar (modified)".
7.9. Media van deze en analoge evenzeer bruikbare samenstelling zijn in gedroogde
vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "triple sugar iron agar". Desgewenst
kan ook de in de handel verkrijgbare "Kligler agar" worden gebruikt. Deze verschilt
in samenstelling met triple sugar iron agar in dit opzicht, dat ze geen saccharose
bevat. Dit dient dus afzonderlijk te worden toegevoegd.
7.10. De betreffende sera zijn verkrijgbaar bij het RIV in Bilthoven.
7.11. Dit medium is in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "Baird-Parker-medium".
7.12. Dit medium is in gedroogde vorm in de handel verkrijgbaar onder de naam "brain
heart infusion". Enzymatisch verteerd vers vlees is verkrijgbaar onder de naam "proteose
peptone".