Besluit procedure geneeskundig onderzoek verzetsmilitairen en ondergedoken militairen

Geraadpleegd op 13-10-2024.
Geldend van 11-05-2005 t/m heden

Besluit van 25 augustus 1979, houdende vaststelling van de procedure voor het geneeskundig onderzoek ten aanzien van verzetsmilitairen en ondergedoken militairen

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, C. L. J. van Lent, van 27 februari 1979, afdeling pensioenen en wachtgelden, nr. P.130087/11-T;

Overwegende dat het wenselijk is het geneeskundig onderzoek, waaraan de verzetsmilitair en de ondergedoken militair in de zin van de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen (Stb. 1976, 19) onderworpen dienen te worden in geval van ziekten of gebreken, te doen plaatsvinden op een wijze die nauw aansluit bij de wijze waarop het geneeskundig onderzoek bij de uitvoering van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1977, 493) geschiedt;

Gelet op de artikelen 3 en 8 van de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen, alsmede op artikel T 1 van de Algemene militaire pensioenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 28 maart 1979 nr. 9);

Gezien het nader rapport van de voornoemde Staatssecretaris van Defensie van 20 augustus 1979, afdeling Pensioenen en Wachtgelden, nr. 456.009/4 W,

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. "de wet": de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen;

  • b. "pensioenwet": de Algemene militaire pensioenwet;

  • c. "Onze Minister": Onze Minister van Defensie;

  • d. "betrokkene": de verzetsmilitair dan wel de ondergedoken militair, zoals bedoeld in de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen;

  • e. "geneeskundige autoriteit": de Directeur Militair Geneeskundige Diensten;

  • f. "geneeskundig onderzoek": een geneeskundig onderzoek naar het ontstaan, tot uiting komen of verergeren, de aard en de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten, of gebreken alsmede zonodig naar het bestaan en de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel E 6, tweede lid, van de pensioenwet;

  • g. "de arts": de door de geneeskundige autoriteit aan te wijzen arts, die het onderzoek leidt;

  • h. "de gekozen arts": de door de geneeskundige autoriteit aan te wijzen, door de betrokkene gekozen, arts, die het geneeskundig onderzoek bijwoont en de onder g bedoelde arts van advies dient.

Artikel 2

  • 1 Het geneeskundig onderzoek geschiedt door een door de geneeskundige autoriteit aan te wijzen arts.

  • 2 Op aanvraag van de betrokkene wijst de geneeskundige autoriteit bovendien een andere, door de betrokkene gekozen arts aan, die het onderzoek bijwoont en de in het vorig lid bedoelde arts schriftelijk van advies dient.

  • 3 Van de aanvraag kan een omschrijving van de omstandigheden, waaronder de verwonding of verminking of de ziekten of gebreken naar zijn mening zijn ontstaan, alsmede een omschrijving van de nadelige gevolgen, welke hij daarvan ondervindt, worden verlangd, zo mogelijk gestaafd door bewijsstukken.

Artikel 3

Indien de arts het voor het uitbrengen van zijn rapport nodig acht dat inlichtingen over de betrokkene of over de omstandigheden bedoeld in artikel 2, derde lid, worden ingewonnen en te zijner beschikking gesteld, zorgt Onze Minister dat hieraan zoveel mogelijk wordt voldaan.

Artikel 4

  • 1 De arts brengt zo spoedig mogelijk een met redenen omkleed rapport uit, waarin tenminste het volgende is opgenomen:

    • a. een nauwkeurige omschrijving van de bij de onderzochte waargenomen verwonding, verminking, ziekten of gebreken, alsmede van de daardoor veroorzaakte stoornissen en bezwaren;

    • b. omstandige mededelingen omtrent het ontstaan van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, zowel wat door of vanwege derden dienaangaande wordt verklaard als wat de betrokkene heeft aangevoerd;

    • c. beschouwingen omtrent het verband, dat op medische gronden al dan niet geacht kan worden te bestaan tussen de aangegeven oorzaken en de waargenomen verwonding, verminking, ziekten of gebreken;

    • d. een beschouwing omtrent de vraag of op geneeskundige gronden een andere wijze van het ontstaan der verwonding, verminking, ziekten of gebreken aannemelijker is te achten dan die, welke in de overgelegde verklaringen is aangegeven;

    • e. een beschouwing omtrent de vraag of de bij de onderzochte geconstateerde verwonding, verminking, ziekten of gebreken zijn aan te merken als verwonding, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel E 11 van de pensioenwet, daarbij rekening houdend met het bepaalde in artikel 3 van de wet; de beschouwing dient een zo uitvoerig mogelijke motivering van het ingenomen medische standpunt te bevatten;

    • f. indien de onder e. bedoelde vraag bevestigend wordt beantwoord, vermelding van het zo nauwkeurig mogelijk vastgestelde tijdstip, waarop de geconstateerde verwonding, verminking, ziekten of gebreken zijn opgelopen;

    • g. ingeval een verwonding, verminking, ziekten of gebreken, waarvan de onderzochte aanvankelijk hersteld leek te zijn, zich opnieuw hebben geopenbaard, een beschouwing omtrent de oorzaken daarvan;

    • h. de mate van invaliditeit, vastgesteld met inachtneming van de artikelen T 2 en T 3 van de pensioenwet, tenzij de invaliditeit minder bedraagt dan tien procent, in welk geval met vermelding daarvan kan worden volstaan;

    • i. de termijn, binnen welke verandering van de mate van invaliditeit niet aannemelijk wordt geacht;

    • j. het al dan niet aanwezig zijn van een der in artikel E 8 of E 9 van de pensioenwet aangegeven omstandigheden.

  • 2 Bij zijn rapport legt de arts de stukken over waarvan voor het opmaken van het rapport gebruik is gemaakt, desgewenst in gewaarmerkt afschrift, waaronder, indien aanwezig, het schriftelijk advies van de gekozen arts, alsmede de omschrijving van de betrokkene, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid.

Artikel 5

  • 1 De arts zendt het rapport aan de geneeskundige autoriteit.

  • 2 De geneeskundige autoriteit is bevoegd de arts op te dragen het rapport met door hem verlangde gegevens aan te vullen, zonodig na een op zijn last voortgezet onderzoek.

  • 3 De geneeskundige autoriteit zendt, indien hij van oordeel is dat het rapport voldoende gegevens bevat, aan Onze Minister een uittreksel uit het rapport, na dit te hebben voorzien van zijn visum en van opmerkingen die hij nodig oordeelt.

  • 4 Onze Minister is bevoegd:

    • a. het uittreksel uit het rapport, indien het naar zijn oordeel onvoldoende of onvolledige gegevens bevat, te doen aanvullen, zonodig na een door de arts voortgezet onderzoek;

    • b. zich in bijzondere gevallen het rapport met de stukken genoemd in artikel 4, tweede lid, te doen toezenden, zulks onder gehoudenheid de functionarissen aan te wijzen, die bij uitsluiting bevoegd zijn van een volledig rapport kennis te nemen.

  • 5 Het uittreksel uit het rapport bevat de gegevens, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, een en ander met weglating van eventuele medische gegevens.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister is bevoegd over het volledige rapport van de arts, nadat dit door de geneeskundige autoriteit is voorzien van zijn visum, een schriftelijk oordeel van één of meer andere deskundigen te vragen. Deze is/zijn gehouden de gekozen arts, indien betrokken bij het geneeskundig onderzoek, te horen. Wijkt het inzicht van deze deskundige(n) af van dat van de geneeskundige autoriteit, dan wordt van het door de deskundige(n) uitgebracht schriftelijk oordeel geen gebruik gemaakt dan nadat de geneeskundige autoriteit tegenover Onze Minister zijn standpunt nader schriftelijk heeft kunnen verdedigen.

  • 2 Onze Minister is voorts bevoegd de betrokkene met diens instemming nogmaals geneeskundig te doen onderzoeken dan wel voor de tijd van ten hoogste drie maanden in een inrichting ter observatie te doen opnemen.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister van Defensie kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van dit besluit.

  • 2 Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in het eerste lid kan mandaat worden verleend aan de hoofddirecteur personeel van het Ministerie van Defensie.

Artikel 8

Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit procedure geneeskundig onderzoek verzetsmilitairen en ondergedoken militairen".

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na datum van afgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Porto Ercole, 25 augustus 1979

Juliana

De Staatssecretaris van Defensie,

C. L. J. van Lent

Uitgegeven de zevenentwintigste september 1979

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter