Besluit ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wet buitengewoon [...] deze wet van overeenkomstige toepassing zal zijn

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Besluit van 8 juli 1978, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, houdende de omschrijving van de categorieën van personen op wie deze wet van overeenkomstige toepassing zal zijn

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 15 juni 1978, Hoofdafdeling Verzetsdeelnemers en Vervolgden, nr. 62243, mede namens Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 1, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1977, 493);

Gezien de adviezen van de Buitengewone Pensioenraad en de Stichting 1940-1945;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 1978 nr. 14);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 6 juli 1978, Hoofdafdeling Verzetsdeelnemers en Vervolgden, nr. 63969;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"vrijheidsberoving": opsluiting door de vijand in concentratiekampen, gevangenissen of andere verblijfplaatsen met permanente bewaking;

"anti-nationaal-socialistische activiteiten": activiteiten, waaraan een het nationaal-socialisme afwijzende gezindheid ten grondslag lag en welke hebben bestaan uit spionage of contra-spionage, sabotage, medewerken aan het ongeoorloofd verlaten van het toenmalige Duitse grondgebied door tegenstanders van het nationaal-socialisme dan wel het schrijven, drukken of verspreiden van tegen het nationaal-socialisme gerichte geschriften.

Artikel 2

Tot de in artikel 1, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1985, 575), bedoelde categorieën van personen behoren zij, gedurende de oorlogsjaren 1940-1945 Nederlander zijnde:

  • 1. die in de gebieden binnen Europa, met uitzondering van Nederland, welke waren bezet door of onder controle stonden van de vijand, handelingen hebben verricht, welke waren zij binnen Nederland verricht, zouden worden aangemerkt als deelneming aan het binnenlands verzet;

  • 2. die binnen Europa, in verband met het verzet van derden, vrijheidsberoving hebben ondergaan dan wel door de vijand zijn mishandeld of ter dood zijn gebracht;

  • 3. die binnen Europa, in verband met het verzet van derden, lichamelijk letsel hebben bekomen dan wel het leven hebben verloren;

  • 4. die binnen Europa als gijzelaars vrijheidsberoving hebben ondergaan;

  • 5. die vóór de vijandelijke bezetting van Nederland, aldaar of van daar uit anti-nationaal-socialistische activiteiten hebben verricht en in verband daarmede vrijheidsberoving hebben ondergaan dan wel door de vijand zijn mishandeld of ter dood gebracht;

  • 6. die ná 15 mei 1940, met de bedoeling om een persoonlijke bijdrage te leveren aan de oorlogvoering:

    • a. vanuit bezet gebied in Europa naar Engeland zijn uitgeweken en daarna een persoonlijke bijdrage aan de oorlogvoering hebben geleverd;

    • b. vanuit bezet gebied in Europa naar Engeland zijn uitgeweken maar wegens ziekten of gebreken, welke zijn ontstaan of verergerd door of in verband met het uitwijken, geen persoonlijke bijdrage hebben kunnen leveren aan de oorlogvoering;

    • c. vanuit bezet gebied in Europa naar Engeland hebben getracht uit te wijken en die in verband met deze poging om uit te wijken het leven hebben verloren, vrijheidsberoving hebben ondergaan, door de vijand zijn mishandeld of ter dood gebracht dan wel wegens ziekten of gebreken, welke door of in verband met het uitwijken zijn ontstaan of verergerd, Engeland niet hebben kunnen bereiken.

Artikel 3

De Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen kan met personen, die behoren tot de in artikel 2 omschreven categorieën, gelijkstellen degenen, wier omstandigheden tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 een zodanige overeenkomst vertonen met die van personen behorende tot eerder bedoelde categorieën, dat het niet van toepassing verklaren van dit besluit een klaarblijkelijke hardheid zou zijn.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1978.

Lasten en bevelen, dat dit besluit en de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zullen worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 8 juli 1978

Juliana

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

J. G. Kraaijeveld-Wouters

De Minister van Financiën,

F. H. J. J. Andriessen

Uitgegeven de tiende augustus 1978

De Minister van Justitie a.i.,

D. S. Tuijnman

Naar boven