Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie te verbeteren
van militairen die zich gedurende de vijandelijke bezetting van Nederland aan krijgsgevangenschap
hebben onttrokken en van die van hun nagelaten betrekkingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
-
2 Als verzetsmilitair onderscheidenlijk ondergedoken militair wordt eveneens aangemerkt
de militair die voor 1 januari 1947 is overleden ten gevolge van de ontberingen gedurende
de oorlog ondervonden, doch die overigens voldoet aan de omschrijving van verzetsmilitair
onderscheidenlijk ondergedoken militair en die, ware hij niet overleden doch op het
tijdstip van zijn overlijden uit militaire dienst ontslagen, aan dat ontslag een recht
of een uitzicht op pensioen zou hebben ontleend aan een van de vroegere militaire
pensioenwetten in de zin van de Algemene militaire pensioenwet.
-
1 De tijd gedurende welke een verzetsmilitair aangesloten is geweest bij een verzetsorganisatie
en de tijd gedurende welke hij zich tengevolge van het behoren tot een verzetsorganisatie
of tengevolge van zijn deelname aan het binnenlands verzet door daad en houding in
gevangenschap heeft bevonden gedurende de vijandelijke bezetting van Nederland, krijgsgevangenschap
daaronder niet begrepen, tot de dag van zijn wederom onder de wapenen komen wordt
voor de toepassing van de Algemene militaire pensioenwet en van de vroegere militaire
pensioenwetten in de zin van die wet geacht onder de wapenen te zijn doorgebracht.
-
2 De tijd gedurende welke een ondergedoken militair zich in gevangenschap heeft bevonden
ter zake van het zich onttrekken aan krijgsgevangenschap gedurende de vijandelijke
bezetting van Nederland, krijgsgevangenschap daaronder niet begrepen, tot de dag van
zijn bevrijding uit die gevangenschap dan wel indien zijn terugkeer in Nederland op
een later tijdstip viel, tot dat tijdstip, wordt voor de toepassing van de Algemene
militaire pensioenwet en van de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die
wet geacht onder de wapenen te zijn doorgebracht.
-
3 De tijd, gedurende welke een verzetsmilitair aangesloten is geweest bij een verzetsorganisatie
alsmede de gevangenschapstijd, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, tellen dubbel
in de zin van artikel D4 van de Algemene militaire pensioenwet en overeenkomstige
bepalingen in vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet doch uiterlijk
tot 5 mei 1945 dan wel indien de bevrijding uit gevangenschap op een later tijdstip
plaatsvond, tot dat tijdstip.
-
4 De militairen, die hebben behoord tot de Binnenlandse Strijdkrachten worden voor
de duur, dat zij zich als zodanig in bezet gebied bevonden, geacht te hebben deelgenomen
aan krijgsverrichtingen. De in de vorige volzin bedoelde tijd van deelneming aan krijgsverrichtingen
telt dubbel in de zin van artikel D4 van de Algemene militaire pensioenwet en overeenkomstige
bepalingen in de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet.
-
5 De dubbeltelling, bedoeld in het derde en het vierde lid is niet van toepassing op
het deel van de tijd, dat bij de berekening zowel van een pensioen krachtens de Algemene
militaire pensioenwet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet
als van een pensioen of een onderstand bij wijze van pensioen ten laste van:
-
1°. Nederland;
-
2°. de Nederlandse Antillen of Aruba;
-
3°. de Republiek Suriname;
-
4°. de Republiek Indonesië;
-
5°. een publiekrechtelijk lichaam in een van genoemde gebieden of een fonds, ingesteld
door het openbaar gezag in een van die gebieden,
in aanmerking is of zal worden genomen.
-
1 Ziekten of gebreken in verband met of tengevolge van deelname aan het verzet of het
zich in gevangenschap bevinden, als is bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, feitelijke krijgsgevangenschap daaronder niet begrepen, worden ten aanzien van de
verzetsmilitair en de ondergedoken militair voor de toepassing van de Algemene militaire
pensioenwet en de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet aangemerkt
als ziekten of gebreken ten aanzien waarvan verband bestaat met de uitoefening van
de militaire dienst.
-
2 Het verband met of het gevolg van deelname aan het verzet of het zich in gevangenschap
bevinden, bedoeld in het eerste lid, wordt in elk geval geacht aanwezig te zijn, indien
de verzetsmilitair of de ondergedoken militair:
-
a. tijdens de bezetting of in aansluiting daarop in verband met het verzet of het zich
onttrekken aan krijgsgevangenschap drie maanden of langer in gevangenschap heeft doorgebracht
dan wel naar het oordeel van Onze Minister van Defensie, de Pensioen- en Uitkeringsraad
op de voet van artikel 4, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H313) gehoord, in verband met de aard van zijn verzetsactiviteiten aan buitengewoon
zware en langdurige spanningen heeft blootgestaan en
-
b. voor ten minste zestig procent invalide is en deze invaliditeit niet duidelijk uit
andere oorzaken dan het verzet is ontstaan.
Deze wet is niet van toepassing ten aanzien van de militair, die zich tijdens de vijandelijke
bezetting van het Rijk in Europa uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig
heeft gedragen.
Aan de tijd, welke krachtens deze wet wordt geacht onder de wapenen te zijn doorgebracht
kunnen uit hoofde van deze wet geen andere aanspraken worden ontleend dan die op eigen,
weduwen- en wezenpensioen krachtens de Algemene militaire pensioenwet of een vroegere
militaire pensioenwet in de zin van die wet dan wel krachtens de Algemene burgerlijke
pensioenwet, de Spoorwegpensioenwet of de wetten voor welke genoemde wetten in de
plaats zijn getreden, danwel die op uitkering krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen of de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag.
-
1 Beslissingen inzake pensioen, genomen krachtens de Algemene militaire pensioenwet
of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet dan wel krachtens de Algemene
burgerlijke pensioenwet of de Spoorwegpensioenwet of de wetten voor welke genoemde
wetten in de plaats zijn getreden, worden met toepassing van deze wet herzien op schriftelijk
verzoek van belanghebbende, gericht tot Onze Minister van Defensie, het bestuur van
het Algemeen burgerlijk pensioenfonds of de directie van het Spoorwegpensioenfonds
al naar gelang de beslissing tot herziening door Onze genoemde Minister, door het
bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds of door de directie van het Spoorwegpensioenfonds
dient te worden genomen. De herziening gaat in op het tijdstip van het in werking
treden van deze wet, tenzij het verzoek om herziening is ingekomen meer dan een jaar
na bedoeld tijdstip, in welk geval artikel U 1 van de Algemene militaire pensioenwet
en de daarmede overeenkomende artikelen van de andere in de eerste volzin genoemde
pensioenwetten van overeenkomstige toepassing zijn.
Op beslissingen krachtens deze wet genomen zijn de bepalingen van Hoofdstuk W en de
artikelen X 1 en X 2 van de Algemene militaire pensioenwet en de daarmede overeenkomende
hoofdstukken en artikelen van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegpensioenwet
van toepassing.
Beslissingen in verband met de toepassing van deze wet worden genomen door Onze Minister
van Defensie.
Ter uitvoering van deze wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen
worden gesteld.
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen.
Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.