Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorlopige regelen te geven voor de instelling van een fonds waaruit uitkeringen kunnen worden toegekend aan personen die ten gevolge van een geweldsmisdrijf zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, alsmede aan bepaalde nabestaanden van die personen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
het fonds: het schadefonds geweldsmisdrijven, bedoeld in artikel 2;
Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 8;
de benadeelde: het slachtoffer, onderscheidenlijk de nabestaande, door of namens wie een aanvraag voor een uitkering bij de commissie is ingediend.
Er is een Schadefonds Geweldsmisdrijven waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan als bij of krachtens deze wet bepaald.
Een uitkering kan achterwege blijven of op een geringer bedrag worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande is toe te rekenen.
Een aanvraag voor een uitkering moet bij de commissie worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Wordt de aanvraag door een nabestaande gedaan, dan begint die termijn te lopen van de dag van het overlijden. Een na afloop van de termijn ingediende aanvraag wordt niettemin behandeld, indien blijkt dat de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
2 De commissie bestaat uit meervoudige en enkelvoudige kamers. Een meervoudige kamer bestaat uit een oneven aantal van ten minste drie leden. Een van de leden wordt door Onze Minister als voorzitter aangewezen. De voorzitter kan, gehoord de commissie, uit de leden een plaatsvervangend voorzitter aanwijzen.
3 De benoeming van de leden van de commissie geschiedt voor ten hoogste vier jaar, behoudens de mogelijkheid van eerder ontslag op eigen verzoek. Herbenoeming kan tweemaal, telkens voor ten hoogste vier jaar, plaatsvinden. Het lidmaatschap eindigt bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaren.
4 Aanvragen van eenvoudige aard die bij de commissie aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door de enkelvoudige kamer. Indien een aanvraag naar het oordeel van deze kamer ongeschikt is voor behandeling, verwijst zij dit naar de meervoudige kamer. De enkelvoudige kamer kan ook in andere gevallen een aanvraag naar de meervoudige kamer verwijzen. De verwijzing kan geschieden in elke stand van het onderzoek. De behandeling van de verwezen aanvraag wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevindt.
6 Aan de commissie is een secretaris verbonden, die door Onze Minister, de commissie gehoord, wordt benoemd en ontslagen.
1 De daarvoor in aanmerking komende autoriteiten, colleges en ambtenaren verschaffen de commissie zo spoedig mogelijk de door haar verlangde inlichtingen. De commissie kan ook inlichtingen inwinnen bij andere personen, wanneer zij dit ter vervulling van haar taak nodig acht.
De leden van de commissie leggen, alvorens aan de werkzaamheden van de commissie deel te nemen, de eed of belofte af, dat zij hun taak overeenkomstig de gestelde voorschriften naar geweten zullen vervullen. Onze Minister geeft nadere regels betreffende de wijze waarop de eed of de belofte wordt afgelegd.
Vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede voor tijdverzuim, wordt toegekend aan de in artikel 9, tweede lid, bedoelde getuigen en deskundigen, en aan de benadeelde indien hij op verzoek van de commissie in persoon is verschenen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld.
De inrichting en werkwijze van de commissie en het secretariaat worden nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij kan worden voorzien in de instelling van een of meer subcommissies die voor bepaald omschreven werkzaamheden namens de commissie kunnen optreden.
Artikel 14
[Vervallen per 01-01-2012]
Artikel 15
[Vervallen per 01-01-2012]
Artikel 16
[Vervallen per 01-01-2012]
Artikel 17
[Vervallen per 01-01-2012]
Artikel 18
[Vervallen per 01-01-2012]
1 Een ieder die in het Europese deel van Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft en die na 1 januari 2006 in een andere Lid-Staat van de Europese Unie slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, kan een aanvraag om een uitkering door de desbetreffende Lid-Staat indienen bij de commissie.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven betreffende het nemen van besluiten door de commissie ten aanzien van andere slachtoffers dan bedoeld in artikel 3 en artikel 20. Deze voorschriften zien op het kunnen verlenen van een uitkering aan natuurlijke personen die slachtoffer zijn geworden van een misdrijf of aan hun nabestaanden of naasten.
2 Uitkering kan overeenkomstig artikel 3 worden gedaan aan de nabestaanden en naasten van een in het eerste lid bedoelde persoon, aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 320 van het Wetboek van Strafrecht BES is overleden, alsmede aan anderen dan hier bedoeld die de kosten van lijkbezorging hebben voldaan van een in het eerste lid bedoelde persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden.
Artikel 21
[Vervallen per 01-01-1994]
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van deze wet.
2 Geen uitkering wordt toegekend ter zake van enig misdrijf dat vóór 1 januari 1973 is voorgevallen. Tenzij op grond van artikel 7 een langere termijn van toepassing is, kan ten aanzien van een misdrijf dat op of na 1 januari 1973, doch vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is voorgevallen, een aanvraag, als in dat artikel bedoeld, uiterlijk twee maanden na dat tijdstip worden ingediend.
Deze wet kan worden aangehaald als "Wet schadefonds geweldsmisdrijven".