Wet van 30 oktober 1974, tot beëindiging van de overheidstaken met betrekking tot
de zaken van de voormalige wees- en momboirkamers en het beheer van vicarieën, alsmede
afkoop van onveranderlijke lasten
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de aan Onze Minister van Financiën bij
en krachtens de wet van 20 augustus 1859 (Stb. 95) opgedragen taken met betrekking tot de fondsen en stichtingen, bedoeld in artikel
11 van de wet van 5 maart 1852 (Stb. 45), alsmede diens beheer van vicarieën dienen te worden beëindigd, terwijl voorts
wenselijk is de in de administratie van het Ministerie van Financiën (dienst der Domeinen)
voorkomende onveranderlijke lasten af te kopen:
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: