Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Volksgezondheid
en van Verkeer en Waterstaat van 23 augustus 1968, no. 668/639 W.J.A., de Centrale
Raad voor de Kernenergie gehoord;
Gelet op de artikelen 16, 19, eerste lid, 21, 26, 29, 30, tweede lid, 31, 32 en 35 van de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82);
De Raad van State gehoord (advies van 25 september 1968, no. 88);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretarissen
van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Verkeer en Waterstaat van 3 september
1969, no. 669/585 W.J.A.;
Hebben goedgevonden en verstaan: