Aanwijzing van commandanten tot opsporingsambtenaar van bepaalde strafbare feiten

[Regeling vervallen per 02-01-2005.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 26-09-1976 t/m 01-01-2005.

Aanwijzing van commandanten tot opsporingsambtenaar van bepaalde strafbare feiten

De Minister van Justitie,

In overeenstemming met de Minister van Defensie.

Gelet op artikel 539d van het Wetboek van Strafvordering.

Besluit:

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 aan te wijzen als ambtenaren, belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij:

    • a. de artikelen 274–277, 381–385, 414 en 473–474 van het Wetboek van Strafrecht;

    • b. de wet van 15 april 1886, Stb. 65, houdende maatregelen ter uitvoering van de internationale overeenkomst tot bescherming van onderzeese telegraafkabels;

    • c. de wet van 26 oktober 1889, Stb. 135;

    • d. de Wet olieverontreiniging zeewater (Stb. 1958, 344),

      de bevelhebbers van de Nederlandse oorlogsschepen en van de Nederlandse militaire luchtvaartuigen;

  • 2 aan te wijzen als ambtenaren, belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij:

    • a. de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 (Stb. 1973, 476);

    • b. de wet van 15 april 1891, Stb. 84, de bevelhebbers van de Nederlandse politiekruisers, belast met het toezicht op de visserij ter zee’;

  • 3 te bepalen, dat deze beschikking zal worden geplaatst in de Nederlandse Staatscourant en in werking zal treden met ingang van de dag, volgende op die der bekendmaking.

's-Gravenhage, 5 juli 1968

De

Minister

voornoemd,

C. H. F. Polak