Besluit van 12 januari 1966, houdende bepaling van de in artikel C 4, derde lid en
daarmede overeenkomende artikelen der Algemene burgerlijke pensioenwet bedoelde rente
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 3 december 1965, Nr.
AW65/U2379, Directie Overheidspersoneelsbeleid, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken,
Afdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Gelet op artikel C4, derde lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1965, nr. 47);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 5 januari 1966,
nr. AW65/2596, Directie Overheidspersoneelsbeleid, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken,
Afdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Hebben goedgevonden en verstaan: