Schepenbesluit 1965

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 03-12-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit van 5 augustus 1965, tot uitvoering van de artikelen 3, 4bis, 5, 9, 17, 66 en 73 van de Schepenwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 mei 1965, no. 30.505 J, Directoraat-Generaal van Scheepvaart;

Gelet op de artikelen 3, 4 bis , 5, 9, 17, 66 en 73 van de Schepenwet;

Gezien de bepalingen van het vanwege Ons op 17 juni 1960 te Londen ondertekende Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1960;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 9 juni 1965, no. 28);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 juli 1965, no. 31.032 J, Directoraat-Generaal van Scheepvaart;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Omschrijvingen

  • 1 Onverminderd het bepaalde in het derde lid van dit artikel en het bepaalde in artikel 107 van dit besluit, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:

    wet: de Schepenwet;

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    kapitein: elke gezagvoerder van een schip of die deze vervangt;

    schepelingen: allen die zich als scheepsofficieren of scheepsgezellen aan boord bevinden of zich als zodanig hebben verbonden; scheepsofficieren zijn de schepelingen aan wie de monsterrol de rang van officier toekent, scheepsgezellen zijn alle overige schepelingen;

    gediplomeerden: zij die in het bezit zijn van een diploma bedoeld in de Wet op de zeevaartdiploma's (Stb. 1935, 456);

    Radioreglement: het Radioreglement (Trb. 1981, 78), behorende bij het op 6 november 1982 te Nairobi tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de Telecommunicatie (Trb. 1983, 164);

    ISM-code: de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging (International Safety Management Code), vastgesteld bij resolutie A.741(18) van 4 november 1993 door de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie;

    passagiers: alle personen aan boord, met uitzondering van:

    • 1e. de kapitein en de schepelingen;

    • 2e. andere personen die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;

    • 3e. kinderen die op de dag van inscheping de leeftijd van één jaar nog niet hebben bereikt;

    passagiersregistratiebeambte: de verantwoordelijke persoon aan de wal die door de eigenaar van een passagiersschip is aangewezen om aan de verplichtingen van de ISM-code te voldoen of een persoon aan de wal die door de eigenaar verantwoordelijk is gemaakt voor het bijhouden van de gegevens van personen die aan boord zijn gegaan van een passagiersschip;

    aangewezen instantie: de bevoegde instantie van een staat die verantwoordelijk is voor de opsporings- en reddingsoperaties of de afwikkeling van de gevolgen van een ongeluk.

    stoom- of motorschip: een schip, geen zeilschip zijnde, met middelen tot werktuiglijke voortstuwing van een voldoend vermogen, te beoordelen naar normen die in verband met de vorm en de afmetingen van het schip, door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden vastgesteld;

    zeilschip: een schip, al dan niet voorzien van middelen tot werktuiglijke voortstuwing, voldoende zeilen voerend om alleen daarmede veilig te kunnen varen, te beoordelen naar normen die in verband met de vorm en de afmetingen van het schip door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden vastgesteld;

    passagiersschip: elk schip dat door de eigenaar is bestemd om meer dan twaalf passagiers te vervoeren, dan wel een schip, dat meer dan twaalf passagiers vervoert;

    vrachtschip: elk schip geen passagiersschip of vissersvaartuig zijnde;

    tankschip: een vrachtschip dat is gebouwd of is aangepast voor het vervoer in bulk van vloeibare lading van ontvlambare aard;

    chemicaliëntankschip: een vrachtschip dat is gebouwd of is aangepast en wordt gebruikt voor het vervoer in bulk van vloeibare lading zoals vermeld in de opsomming van minimumeisen per stof, behorende bij de door Onze Minister voor een zodanig schip gestelde aanvullende eisen, bedoeld in artikel 130g;

    gastankschip: een vrachtschip dat is gebouwd of is aangepast en wordt gebruikt voor het vervoer in bulk van lading bestaande uit vloeibaar gemaakt gas of andere stoffen zoals vermeld in de opsomming van minimumeisen, behorende bij de door Onze Minister voor een zodanig schip gestelde aanvullende eisen, bedoeld in artikel 130g;

    combinatietankschip: een schip ingericht voor het vervoer van afwisselend olie en stortladingen;

    olietankschip: een schip dat is gebouwd voor of aangepast aan voornamelijk het vervoer van olie in bulk in zijn laadruimten, daaronder begrepen combinatietankschepen en elk chemicaliëntankschip indien dit schip een gehele of gedeeltelijke lading olie in bulk vervoert;

    bulkcarrier: een schip dat in het algemeen is gebouwd met een enkel dek, top-zijtanks en hopper-zijtanks in de vrachtruimen en dat is bestemd voor het vervoer van stortlading, waaronder worden begrepen ertsschepen en combinatietankschepen;

    hogesnelheidsvaartuig: een vaartuig dat een maximum snelheid in meters per seconde kan ontwikkelen gelijk aan of groter dan 3,7 ▿0,1667, waarin ▿ = waterverplaatsing gemeten op de ontwerp-waterlijn (m3);

    klein vaartuig: elk schip, dat

    • a. minder dan 500 ton meet;

    • b. een lengte, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van bijlage I bij dit besluit, heeft van minder dan 24 meter;

    • c. gebruikt wordt of bestemd is voor gebruik in een beperkt vaargebied van ten hoogste 30 zeemijlen uit de kust;

    • d. niet is een passagiersschip dat internationale reizen maakt; en

    • e. niet is een passagiersschip dat is ingericht om meerdaagse reizen te maken;

    vissersvaartuig: elk vaartuig dat wordt gebezigd voor het vangen van vis, walvissen, zeehonden, walrussen of andere levende rijkdommen van de zee;

    baggermaterieel: elk schip dat door bouw en inrichting uitsluitend is aangewezen voor het verrichten van of voor het gebruik ten dienste van aannemerswerken van waterbouwkundige aard;

    internationale reis: een reis tussen twee verschillende landen, waarbij een gebied voor welks buitenlandse betrekkingen een buiten dat gebied zetelende regering verantwoordelijk is of waarvan de Verenigde Naties het besturend lichaam zijn, mede als een afzonderlijk land wordt aangemerkt;

    korte internationale reis: een internationale reis gedurende welke het schip zich niet meer dan 200 zeemijlen verwijdert van een haven of een plaats waar passagiers en bemanning veilig kunnen worden geland en waarbij noch de afstand tussen de laatste aanloophaven in het land waar de reis aanvangt en de uiteindelijke haven van bestemming, noch de terugreis 600 zeemijlen overschrijden. Hierbij is de uiteindelijke haven van bestemming de laatste aanloophaven van de vastgestelde reis, waarvandaan het schip de terugreis onderneemt naar het land waar de reis aanving;

    ton: registerton van 1/0,353 kubieke meter;

    waar in dit besluit de grootte van een schip in deze eenheid wordt uitgedrukt, wordt daaronder verstaan de bruto-inhoud van het schip als vastgesteld volgens de bepalingen krachtens de Meetbrievenwet 1948;

    indien de grootte van een schip is vastgesteld volgens de bepalingen krachtens de Meetbrievenwet 1981 en derhalve wordt aangegeven als bruto-tonnage, heeft deze term dezelfde betekenis als de term bruto-inhoud uitgedrukt in registerton;

    lastlijn: de waterlijn bij de grootste geoorloofde inzinking in zeewater;

    vrijboord: de in het midscheepse vlak vertikaal gemeten afstand van de bovenkant van de deklijn, als aangegeven in artikel 3 van bijlage I van dit besluit, tot de bovenkant van de van toepassing zijnde lijn van het uitwateringsmerk, als aangegeven in artikel 5 van genoemde bijlage ;

    indompelingsgrenslijn: een lijn, gedacht op het scheepsboord, evenwijdig aan en op een afstand van 76 millimeter onder de aansnijding van de bovenzijde van het schottendek met dit boord;

    voortstuwingsvermogen:

    • a. het maximale vermogen, uitgedrukt in kiloWatt (kW), dat door de voortstuwingsmachine(s) zonder overbelasting gedurende onbeperkte tijdsduur kan worden geleverd, zoals dit vermogen, op grond van door de fabrikant verstrekte gegevens, door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie wordt vastgesteld, of

    • b. een door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie vastgesteld lager vermogen, indien te zijnen genoegen wordt aangetoond dat slechts dit lagere vermogen ten behoeve van de voortstuwing kan worden gebruikt; dit vermogen mag niet worden vastgesteld op een waarde lager dan 75 percent van het maximale vermogen;

    vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof waarbij deze voldoende damp aan de lucht afgeeft om een ontplofbaar mengsel van damp en lucht te doen ontstaan. Het vlampunt moet worden bepaald volgens de gesloten-kroes-methode van Abel, Abel-Pensky of Pensky-Martens en gecorrigeerd voor een barometerstand van 760 millimeter kwikkolom;

    goedgekeurd: goedgekeurd door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie;

    leeftijd van een schip: de tijd verlopen sedert het bouwjaar zoals aangegeven op het certificaat van deugdelijkheid van het betreffende schip;

    klassebureau: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, aangewezen krachtens artikel 6, tweede lid, van de wet en krachtens artikel 6 van dit besluit;

    verjaardatum: de datum van afgifte van de eerste certificaten voor een bepaald schip, in elk kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de eerste certificaten zijn afgegeven;

    een schip gebouwd: een schip waarvan:

    • a. de kiel is gelegd, of

    • b.

      • 1°. de aanbouw, herkenbaar als behorend tot een bepaald schip, is aangevangen, en

      • 2°. is aangevangen met de samenbouw die ten minste 50 000 kg moet omvatten of één percent van de geschatte massa van al het bouwmateriaal, welke van deze twee waarden de laagste is;

    belangrijke verbouwing: de verbouwing van een schip:

    • a. waardoor de afmetingen, het laadvermogen of de passagierscapaciteit van het schip in belangrijke mate wordt gewijzigd;

    • b. waardoor het scheepstype wordt gewijzigd; of

    • c. die naar het oordeel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie voornamelijk is gericht op het verlengen van de levensduur van het schip.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit wordt onder «schip» begrepen een vaartuig, een sleepschip, een dok en elk ander dergelijk drijvend voorwerp, dat over zee naar zijn bestemming wordt gesleept.

  • 3 Voor de toepassing van dit besluit worden personen, die ten gevolge van schipbreuk of andere bijzondere onvoorziene omstandigheden aan boord zijn genomen, niet als passagiers aangemerkt.

  • 4 Voor de toepassing van dit besluit wordt, ook wat de strafbepalingen betreft, onder «eigenaar» verstaan de persoon, die het beheer over het schip heeft, hetzij hij eigenaar, reder of boekhouder is van de rederij van het schip, hetzij hem het schip in gebruik is gegeven.

Artikel 1a. Toepassing op vissersvaartuigen

De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op vissersvaartuigen.

Hoofdstuk II. Certificaten

Artikel 3. Algemene certificaten

  • 1 Een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet wordt alleen afgegeven indien:

    • a. de eigenaar van een passagiersschip of een schip van 500 ton of meer beschikt over een geldig conformiteitsdocument (document of compliance) als bedoeld in de ISM-code voor de bedrijfsvoering van de organisatie;

    • b. een passagiersschip of een schip van 500 ton of meer een veiligheidsmanagementcertificaat (safety management certificate) als bedoeld in de ISM-code aan boord heeft.

  • 2 De certificaten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet zijn:

    • a. voor elk schip van 150 ton of meer, dat is gebouwd vóór 21 juli 1968, en voor elk schip dat is gebouwd op of na 21 juli 1968 en dat een lengte heeft van 24 meter of meer: een internationaal certificaat van uitwatering (international load line certificate);

    • b. voor andere schepen dan die, bedoeld onder a: een nationaal certificaat van uitwatering;

    • c. voor alle schepen: een nationaal certificaat van deugdelijkheid.

Artikel 5. Aanvullende certificaten voor bijzondere schepen

[Vervallen per 01-01-2005]

Hoofdstuk III. Onderzoeken en eisen

Artikel 6. Aanwijzing klassebureaus

Onze Minister wijst de natuurlijke personen of de rechtspersonen aan, klassebureaus genaamd, waarvan de regels kunnen gelden als eisen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet.

Artikel 7. Klassebureau naar keuze

  • 1 Voordat een eerste onderzoek plaatsvindt voor de verlening van certificaten, andere dan die genoemd in artikel 3, eerste lid, kiest de eigenaar of de bouwer van een schip voor de regels van een bepaald klassebureau. Bij volgende onderzoeken worden de regels van dat klassebureau toegepast. Een schip voldoet met betrekking tot de romp, de machine- en elektrische installaties en de uitrusting aan de regels, gegeven door dat klassebureau, voorzover die regels niet in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens dit besluit.

  • 2 [Red: Vervallen.]

Artikel 8. Onderzoeken

  • 1 [Red: Vervallen.]

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 Een schip wordt in verband met de certificaten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en de artikelen 4 en 5, onderworpen aan de volgende onderzoeken:

    • a. een eerste onderzoek voordat het schip in dienst wordt gesteld,

    • b. een hernieuwd onderzoek in de periode van drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het certificaat, voor de vernieuwing daarvan,

    • c. jaarlijkse onderzoeken in de periode van drie maanden voor tot drie maanden na de verjaardatum,

    • d. tussentijdse of periodieke onderzoeken in de periode van drie maanden voor tot drie maanden na ofwel de tweede ofwel de derde verjaardatum,

    • e. onderzoeken om bijzondere redenen na herstellingen en vernieuwingen aan het schip.

  • 4 Een schip wordt tevens onderworpen aan een onderzoek van de romp, de machine- en elektrische installaties en de uitrusting volgens de regels van het gekozen klassebureau.

Artikel 13. Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 20. Weigering van afgifte

Indien een in Aruba, Curaçao of Sint Maarten ingediende aanvraag van een certificaat wordt afgewezen, geschiedt de afwijzing schriftelijk en met redenen omkleed door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.

Artikel 21. Geldigheidsduur van certificaten

  • 1 Een certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschepen en een veiligheidscertificaat voor passagiersschepen hebben een geldigheidsduur van een jaar. Alle overige certificaten hebben een geldigheidsduur van vijf jaar.

  • 2 Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan certificaten afgeven met een kortere geldigheidsduur dan in het eerste lid bepaald indien nog niet alle onderzoeken naar zijn genoegen zijn voltooid of indien hij nog niet over alle door hem gevraagde gegevens van het schip beschikt.

Artikel 22. Vernieuwing van certificaten

Na de voltooiing van een hernieuwd onderzoek is het nieuwe certificaat, in afwijking van artikel 21, eerste lid, geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot:

  • a. indien het een veiligheidscertificaat voor een passagiersschip betreft: een datum niet later dan twaalf maanden na de vervaldatum van het bestaande certificaat;

  • b. voor alle andere certificaten met uitzondering van het conformiteitsdocument en het veiligheidsmanagementcertificaat: een datum niet later dan vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.

Artikel 24. Vernieuwing van conformiteitsdocumenten en veiligheidsmanagementcertificaten

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 30. Vervallen van certificaten

Een certificaat van deugdelijkheid verliest zijn geldigheid indien het schip wordt onttrokken aan de bestemming die het had ten tijde van de afgifte van dat certificaat.

Artikel 33. Toepassing op niet werktuiglijk voortbewogen schepen

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 34. Toepassing op niet werktuiglijk voortbewogen schepen

[Vervallen per 01-05-1998]

Hoofdstuk IV. Toestand van de scheepsromp, de werktuigen en de inrichting

Artikel 39. Waterdichte indeling en stabiliteit in beschadigde toestand

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 40. Waterdichte deuren, terugslagkleppen of afsluiters in pijpdoorvoeringen van waterdichte schotten; mangaten

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 41. Soort en plaats van waterdichte deuren; wijze van bediening

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 44. Openingen in de huid, de dekken en de bovenbouw; luchtkokers

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 63a. Bescherming tegen geluidhinder

Aan boord van een schip moeten maatregelen worden getroffen om geluidhinder te beperken. In ruimten voor machines moet daartoe worden voldaan aan het bepaalde in artikel 36 van bijlage II van dit besluit . In overige ruimten moet daartoe worden voldaan aan de door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie gestelde nadere regels.

Hoofdstuk V. Uitwatering, diepgang en stabiliteit

Artikel 67a. Stabiliteit

  • 1 Tezamen met de resultaten van de hellingproef als bedoeld in artikel 12 van dit besluit, dienen voldoende gegevens betreffende de stabiliteit voor verschillende hellingen van het schip te worden overgelegd aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. De stabiliteit van het schip dient daarbij in alle voorkomende bedrijfstoestanden ten minste te voldoen aan door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie vast te stellen criteria.

Hoofdstuk VI. Uitrusting

§ 1. Reddingmiddelen en -voorzieningen

[Vervallen per 01-01-2005]

§ 2. Veiligheidsmiddelen

Artikel 88. Middelen voor het opsporen en bestrijden van brand

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 93. Medische uitrusting aan boord

  • 1 Aan boord van een schip is de bij ministeriële regeling voorgeschreven medische uitrusting, bestaande uit geneesmiddelen, verplegingsartikelen en antidota, met de daarbij behorende controlelijsten en handleidingen, aanwezig volgens de voorschriften, vervat in Bijlage XVI.

  • 2 De kapitein is verplicht zorg te dragen dat de medische uitrusting in goede staat verkeert, wordt aangevuld en zonodig wordt vernieuwd, zodra dit mogelijk is, in ieder geval bij voorrang tijdens de normale bevoorradingsprocedures. Hij kan het gebruik en het beheer van de medische uitrusting aan boord, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid, overdragen aan een of meer schepelingen die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 117a.

Artikel 93a. Wachtalarminstallatie

Aan boord van een schip, geen klein vaartuig zijnde, dat is voorzien van een automatische stuurinrichting, moet op de brug een wachtalarminstallatie van een goedgekeurd type zijn aangebracht.

§ 3. Hulpmiddelen bij de navigatie

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 95a. Radarinstallaties en automatische radar-plot-apparatuur

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 98. Handboek Opsporing en Redding op Zee (Mersar), lijst van reddingseinen, dagseinlamp, Internationaal Seinboek en seinvlaggen

[Vervallen per 01-01-2005]

§ 4. Hulpmiddelen ter voorkoming van aanvaringen en strandingen

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 100. Hulpmiddelen ingevolge aanvaringsreglementen

[Vervallen per 01-01-2005]

Hoofdstuk VII. Vervallen

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 112. Schepeling ten behoeve van de werktuiglijke installatie

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 114. Zeewacht in verband met de werktuiglijke installaties

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 117. Certificaathouders Maritieme Radiocommunicatie

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 118. Geneeskundige verklaringen betreffende het gezichtsorgaan en het gehoororgaan

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 119. Verklaringen van geschiktheid en bekwaamheid

[Vervallen per 01-02-2002]

Hoofdstuk IX. Vervoer van lading

Artikel 129. Steenkool, eierkolen, steenkoolbriketten, enz.

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 130. Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen worden in de volgende klassen onderverdeeld:

Klasse 1. ontplofbare stoffen;

Klasse 2. samengeperste, tot vloeistof verdichte of onder druk opgeloste gassen;

Klasse 3. ontvlambare vloeistoffen;

Klasse 4.1. gemakkelijk vlam vattende vaste stoffen;

Klasse 4.2. aan broei of zelfontbranding onderhevige stoffen;

Klasse 4.3. stoffen die in aanraking met water of vochtige lucht brandbare gassen afgeven;

Klasse 5.1. oxyderende stoffen (zuurstofdragers);

Klasse 5.2. organische peroxyden;

Klasse 6.1. vergiftige stoffen;

Klasse 6.2. gevaar voor besmetting opleverende stoffen;

Klasse 7. radioactieve stoffen;

Klasse 8. bijtende stoffen;

Klasse 9. andere stoffen die gevaar kunnen opleveren.

Artikel 130c. Nadere regels voor het vervoer van gestorte lading

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 130e. Nadere regels voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 130f. Gevaarlijke stoffen bestemd voor scheepsgebruik of behorend tot de scheepsuitrusting

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 130g. Vervoer in bulk van vloeibare ladingen met gevaarlijke eigenschappen

[Vervallen per 01-01-2005]

Hoofdstuk X. Verplichtingen van de kapitein

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 137a. Alarmrol en instructies voor noodgevallen

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 138. Veiligheidsplan, brandbeveiligingsplan of brandbeveiligingsboekje

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 142. Oefeningen met waterdichte deuren, enzovoort

[Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 156. Verplichtingen en procedure aangaande noodberichten

[Vervallen per 01-01-2005]

Hoofdstuk XIV. Strafbepalingen

[Vervallen per 01-01-2005]