Besluit van 2 april 1965, houdende intrekking van het KB van 1 augustus 1879, nr.
26, alsmede de vaststelling van een nieuwe regeling inzake de landsadvocatuur
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, mede namens zijn ambtgenoot van Financiën,
van 15 januari 1965, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 17/665;
Overwegende, dat het wenselijk is het Koninklijk besluit van 1 augustus 1879, nr.
26, in te trekken en een regeling te treffen omtrent de verlening van de titels van
landsadvocaat en plaatsvervangend landsadvocaat en de intrekking daarvan;
De Raad van State gehoord (advies van 10 februari 1965, nr. 22);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 11 maart 1965, Stafafdeling
Wetgeving Privaatrecht, nr. 111/665 en van Onze Minister van Financiën, van 25 maart
1965, nr. 204, Afdeling Kabinet en Personeel;
Hebben goedgevonden en verstaan: