Uitvoeringswet Verdrag onderhoudsverhaal in het buitenland 1956

Geraadpleegd op 14-10-2024.
Geldend van 01-09-2017 t/m heden

Wet van 27 september 1961, houdende uitvoering van het op 20 juni 1956 te New York gesloten Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, voorzieningen te treffen tot uitvoering van het op 20 juni 1956 te New York gesloten Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 1957, 121);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt onder "het Verdrag" verstaan het op 20 juni 1956 te New York gesloten Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud.

Artikel 2

Als verzendende instellingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Verdrag, treedt op het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

Artikel 3

Als ontvangende instelling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Verdrag, treedt op het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

Artikel 5

De gemeentebesturen en ambtenaren van de burgerlijke stand verschaffen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen kosteloos alle inlichtingen en verstrekken hun kosteloos alle afschriften en uittreksels uit hun registers, welke het Bureau van hen vraagt ter uitvoering van de hem bij of krachtens deze wet opgedragen taak.

Artikel 6

De ontvangende instelling is bevoegd om ook zonder uitdrukkelijke volmacht, als bedoeld in artikel 3, derde lid, van het Verdrag, namens de verzoeker op te treden.

Artikel 7

Indien van een beslissing inzake onderhoud, gegeven in een land, dat partij is bij het Verdrag, het exequatur in Nederland wordt verzocht op grond van een andere internationale overeenkomst, kan dit exequatur door de ontvangende instelling, worden gevraagd.

Artikel 8

  • 1 De ontvangende instelling behoeft, in rechte optredend ter uitvoering van de hun bij of krachtens deze wet opgedragen taak, niet de bijstand van een advocaat, tenzij het een vorderingsprocedure betreft.

Artikel 9

  • 1 Rogatoire commissies in zaken van onderhoud kunnen door een autoriteit van een Staat, voor welke het Verdrag van kracht is, worden opgedragen aan de Nederlandse rechter. Op zodanige rogatoire commissies zijn van overeenkomstige toepassing de artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, laatste lid, 12, 13 en 14, met uitzondering van het bepaalde onder a en b van artikel 14, van de wet van 24 december 1958 (Stb. 677), houdende uitvoering van het op 1 maart 1954 te 's-Gravenhage gesloten Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering.

  • 2 Rogatoire commissies in zaken van onderhoud kunnen door de Nederlandse rechter worden opgedragen aan een autoriteit van een Staat, voor welke het Verdrag van kracht is, voor zover het recht van die Staat de uitvoering van de rogatoire commissie toelaat. Op zodanige rogatoire commissies zijn van toepassing de artikelen 15, tweede lid, 17 en 18 van de in het eerste lid bedoelde wet.

Artikel 10

  • 1 Indien de in het buitenland verblijvende schuldeiser ter zake van onderhoud kosteloos wenst te procederen in Nederland, dient bij zijn daartoe strekkend verzoek een verklaring te worden overgelegd, bevattende zo volledig mogelijke gegevens omtrent zijn ambt, beroep of bedrijf en zijn gezin en omtrent de stand van de inkomsten en het vermogen van hem en zijn gezin.

  • 2 De verklaring dient te zijn afgegeven door de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser of, bij gebreke daarvan, door de autoriteiten van zijn werkelijk verblijf. Zij wordt kosteloos gelegaliseerd door een diplomatieke of consulaire ambtenaar van Nederland.

  • 3 De ontvangende instelling kan, al dan niet op verzoek van de rechter, de verzendende instelling, welke de stukken aan haar heeft toegezonden, verzoeken aanvullende gegevens over te leggen omtrent de inkomsten en het vermogen van de schuldeiser.

Artikel 11

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld omtrent de wijze, waarop het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen de in deze wet bedoelde taak zal uitvoeren.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 27 september 1961

JULIANA.

De Minister van Justitie,

A. C. W. BEERMAN.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

J. DE QUAY.

Uitgegeven de tiende oktober 1961.

De Minister van Justitie,

A. C. W. BEERMAN.