Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, maatregelen te kunnen
treffen ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen voor het geval van
oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verbandhoudende buitengewone omstandigheden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Deze wet verstaat onder:
-
a. goederen: hetgeen artikel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek daar onder verstaat;
-
b. rechthebbenden: personen en lichamen die een recht hebben ten aanzien van een goed
dan wel de bezitter of houder van een goed zijn;
-
c. bevel: een last, gegeven krachtens artikel 2 of artikel 2a.
-
1 Ieder van Onze Ministers is, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is ter verzekering
van het beschikbaar blijven van goederen ter voorbereiding op noodsituaties, bevoegd
aan de rechthebbende bij algemeen of bijzonder bevel te gelasten:
-
a. in of aan een goed, dan wel in de toestand waarin of de plaats waar het zich bevindt,
of in de wijze waarop het wordt gebruikt, zonder door of vanwege die Minister verleende
vergunning geen veranderingen of geen, bij het bevel omschreven veranderingen aan
te brengen noch toe te laten, dat dit door anderen geschiedt;
-
b. in of aan een goed, dan wel in de toestand waarin of de plaats waar het zich bevindt,
of in de wijze waarop het wordt gebruikt, de bij het bevel omschreven veranderingen
aan te brengen of toe te laten, dat zulks door of vanwege die Minister geschiedt;
-
c. een goed niet te verbruiken of te verwerken zonder een door of vanwege die Minister
verleende vergunning;
-
d. zorg te dragen voor een doeltreffend onderhoud van een goed.
-
6 Voor zover het registergoederen betreft, doet Onze Minister die het bevel heeft gegeven,
de beschikking waarbij het bevel wordt gegeven, zo spoedig mogelijk inschrijven in
de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Indien artikel 4, eerste lid, toepassing heeft gevonden en het bevel namens een Onzer Ministers is gegeven, doet
de gemachtigde persoon de beschikking zo spoedig mogelijk tezamen met de machtiging
inschrijven. Het bepaalde in de tweede zin is van overeenkomstige toepassing in gevallen
als bedoeld in artikel 4, tweede lid, met dien verstande dat de ter inschrijving aangeboden beschikking vermeldt de dagtekening
van de beschikking waarbij de betrokken persoon als gemachtigde is aangewezen alsmede
de datum en het nummer van de Nederlandse Staatscourant waarin die beschikking is bekend gemaakt dan wel het tijdstip waarop door middel
van de radio-omroep de machtiging van de betrokken persoon is bekend gemaakt. Artikel
24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
-
1 Ieder van Onze Ministers is, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in het belang
van de voorbereiding of de nakoming van bevelen als in artikel 2, eerste lid, bedoeld, bevoegd aan de rechthebbende bij algemeen of bijzonder bevel te gelasten
om een goed tot het ondergaan van een onderzoek naar zijn toestand of geschiktheid
tijdelijk ter beschikking te stellen van degene die het bevel geeft.
Een door Onze Minister van Defensie ten behoeve van de uitvoering van de militaire
taak gegeven bevel heeft voorrang boven een door een van Onze andere Ministers gegeven
bevel, ook al was dit laatste eerder gegeven.
-
2 Indien de bekendmaking van een bijzonder bevel niet kan geschieden op de wijze als
voorzien in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt zij door toezending of uitreiking aan de burgemeester van de gemeente
waar het goed zich bevindt; deze doet het stuk op een plaats binnen de gemeente in
bewaring houden.
-
1 Ieder, die op de voet van artikel 2, eerste lid, of artikel 2a, eerste lid, is aangewezen om namens Onze Minister een bevel of bevelen te geven, moet voorzien
zijn van een algemene of bijzondere schriftelijke machtiging, waaruit blijkt gedurende
welke termijn de lasthebber daartoe bevoegd is.
-
2 De eis, in het vorige lid gesteld, geldt niet in spoedeisende gevallen, mits het
besluit, waarbij personen zijn aangewezen, die bevoegd zijn namens een Onzer Ministers
te gelasten, in de Nederlandse Staatscourant of door middel van de radio-omroep bekend gemaakt is.
-
2 De bedragen der schadeloosstellingen worden, zo mogelijk, door of namens Onze Minister,
die het bevel heeft gegeven of doen geven, en de in het vorig lid genoemde rechthebbenden
in onderling overleg vastgesteld.
-
3 Aan de rechthebbende, met wie ten aanzien van de schadeloosstelling overeenstemming
wordt bereikt, wordt deze terstond tegen kwitantie uitbetaald. Kan de schadeloosstelling
niet terstond worden uitbetaald, dan wordt aan de rechthebbende een door hem en door
of namens Onze Minister ondertekend bewijs afgegeven, vermeldende:
-
a. Onze Minister, die het bevel heeft gegeven of doen geven;
-
b. de naam, de voornaam, de hoedanigheid en de woonplaats van de rechthebbende;
-
c. een omschrijving van het in het bevel begrepen goed, alsmede van de strekking van
het bevel;
-
d. het overeengekomen bedrag der schadeloosstelling;
-
e. degene, die het bedrag der schadeloosstelling zal uitbetalen.
-
1 Aan een rechthebbende, met wie ten aanzien van de schadeloosstelling, geen overeenstemming
wordt bereikt, wordt een door of namens Onze Minister, die het bevel heeft gegeven
of doen geven, gedagtekend en ondertekend bewijs verstrekt, hetwelk de bedragen vermeldt,
die als schadeloosstelling zijn aangeboden, onderscheidenlijk verlangd.
-
3 De rechthebbende dient bij ongezegeld verzoekschrift zijn vordering tot het bedrag,
waarop hij meent recht te hebben, binnen twee maanden, na verzending van het in het
eerste lid vermelde bewijs, bij de bevoegde commissie in. Indien de rechthebbende
niet binnen deze termijn een verzoekschrift heeft ingediend, kan Onze Minister, die
het bevel heeft gegeven of doen geven, een verzoekschrift tot vaststelling van de
schadeloosstelling in hoogste ressort bij de bevoegde commissie indienen.
Artikel 10
[Vervallen per 01-09-1976]
-
4 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd bij het opsporen van de in artikel 9 strafbaar gestelde feiten, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning
binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 12
[Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 13
[Vervallen per 09-08-1967]
De maatregelen, krachtens deze wet genomen, blijven zonder gevolg, voorzover zij onverenigbaar
zijn met maatregelen, krachtens enige andere wet genomen ten behoeve van de uitvoering
van de militaire taak.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet beschikbaarheid goederen.