§ 1. Van de inschrijving en de beëdiging van de advocaten; van het tableau
3 Voorwaardelijke inschrijving vindt plaats indien de verzoeker die op grond van artikel 9b de praktijk onder begeleiding van een patroon dient uit te oefenen niet beschikt over een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. In alle overige gevallen alsmede in het geval, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, geschiedt de inschrijving onvoorwaardelijk. Wordt een verklaring of erkenning als bedoeld in de eerste volzin nadien alsnog overgelegd, dan wordt van rechtswege aan de inschrijving het voorwaardelijk karakter ontnomen.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
4 Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of daaraan gelijkwaardige opleiding heeft afgelegd. In dat geval onderzoekt de algemene raad in hoeverre het afsluitend examen en de in deze andere lidstaat door de verzoeker verworven beroepservaring gelijkwaardig zijn aan de ingevolge het tweede lid gestelde beroepsvereisten. Indien blijkt dat het afsluitend examen en de beroepservaring niet gelijkwaardig zijn aan de ingevolge het tweede lid gestelde beroepsvereisten, kan de algemene raad eisen dat de verzoeker een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens aflegt. De algemene raad draagt zorg voor de mogelijkheid tot het kunnen afleggen van een proeve van bekwaamheid of het afleggen van aanvullende examens.
6 Gelijktijdig met de indiening van het verzoek als bedoeld in het eerste en vierde lid legt de verzoeker over een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Indien de verzoeker eerder als advocaat ingeschreven is geweest, legt hij tevens over een document dat is afgegeven door de raad van de orde van het arrondissement waarin hij het laatst kantoor heeft gehouden, waaruit blijkt of hij al dan niet tuchtrechtelijk is veroordeeld dan wel of hij in staat van faillissement heeft verkeerd of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is geweest. Het in de vorige zin bedoelde document wordt eveneens door de ingeschreven advocaat die in een ander arrondissement kantoor wenst te houden overgelegd aan de raad van de orde aldaar.
7 Tenzij de raad toepassing geeft aan artikel 4, eerste lid, zendt hij een afschrift van het verzoek en de daarbij overgelegde verklaringen en documenten aan de rechtbank in het arrondissement waarin de verzoeker kantoor wenst te houden ten behoeve van de beëdiging van de verzoeker.
9 Indien een beslissing van de raad tot weigering van het in behandeling nemen van de inschrijving als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onherroepelijk is geworden, wordt een nieuw verzoek dat is ingediend binnen een jaar na het geweigerde verzoek buiten behandeling gelaten. Indien wijziging in de omstandigheden of het feit dat het verzoek wordt ingediend bij een andere raad dit rechtvaardigt, kan de raad in het arrondissement waar de verzoeker kantoor wenst te houden beslissen het verzoek tot inschrijving alsnog in behandeling te nemen. In dat geval geeft de raad toepassing aan het zevende lid.
1 In afwijking van het eerste lid van artikel 2 is degene die in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland, hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheid uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmee overeenkomstige benaming in de taal of in de talen van de staat van herkomst, bevoegd te verzoeken te worden ingeschreven als advocaat, indien hij een document overlegt waaruit blijkt dat hij gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in Nederland in het Nederlandse recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht als advocaat werkzaam is geweest. Onder daadwerkelijk en regelmatig werkzaam wordt verstaan de daadwerkelijke uitoefening van de werkzaamheid zonder andere dan de in het dagelijks leven normale onderbrekingen.
4 De raad kan verifiëren of de uitgeoefende werkzaamheden als regelmatig en daadwerkelijk kunnen worden aangemerkt en kan zo nodig de advocaat verzoeken mondeling of schriftelijk aanvullende verduidelijkingen of preciseringen te verstrekken met betrekking tot inlichtingen en bescheiden, als bedoeld in het derde lid.
5 In plaats van de verklaring omtrent het gedrag of de andere in artikel 2, zesde lid, genoemde documenten kan de advocaat, bedoeld in het eerste lid, een met deze verklaring of die documenten overeenkomende documenten, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst overleggen.
1 Indien de advocaat gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in Nederland als advocaat werkzaam is geweest, doch gedurende kortere tijd in het Nederlandse recht, kan de raad van de orde in het arrondissement waarin de advocaat kantoor kan houden het document, bedoeld in het eerste lid van artikel 2a, afgeven als de advocaat voldoende bekwaam is om de werkzaamheden in het Nederlandse recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht voort te zetten. Hierbij houdt de raad rekening met:
a. de periode gedurende welke de betrokken advocaat daadwerkelijk en regelmatig werkzaamheden heeft verricht in Nederland,
b. de kennis en beroepservaring op het gebied van het Nederlandse recht,
c. de deelname aan cursussen of seminars met betrekking tot het Nederlandse recht en
d. de kennis en beroepservaring van alsmede de deelname aan cursussen of seminars over de Nederlandse beroeps- en gedragsregels.
2 De beoordeling van de daadwerkelijke en regelmatige werkzaamheden in Nederland alsmede de beoordeling van de bekwaamheid van de advocaat om de in Nederland uitgeoefende werkzaamheden voort te zetten, vinden plaats in het kader van een onderhoud dat ten doel heeft de daadwerkelijke en regelmatige aard van de uitgeoefende werkzaamheid te verifiëren.
1 De advocaat die overeenkomstig artikel 2a is ingeschreven, is bevoegd om naast het voeren van de titel advocaat zijn oorspronkelijke beroepstitel in de officiële taal of in een van de officiële talen van de staat van herkomst te voeren, indien hij onder die beroepstitel is ingeschreven in de staat van herkomst.
1 Na ontvangst van het afschrift van het verzoek en de daarbij overlegde verklaringen en documenten, bedoeld in artikel 2, zesde lid, worden advocaten op requisitoir van het openbaar ministerie beëdigd door de rechtbank in het arrondissement waarin zij kantoor wensen te houden. Van de beëdiging wordt door de griffier van de rechtbank kennisgegeven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking hiervan op het tableau.
2 Zij leggen de navolgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn."
3 Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als volgt:
«Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening, it neilibjen fan ’e Grûnwet, earbied foar de rjochterlike autoriteiten, en dat ik gjin saak oanrikkemandearje of ferdigenje sil, dêr’t ik ynderlik fan oertsjûge bin dat dy net rjochtfeardich is.»
1 De raad van de orde in het arrondissement waarbij het verzoek, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, is ingediend kan weigeren het verzoek in behandeling te nemen, indien:
a. de verzoeker niet voldoet aan de in de artikelen 2 en 2a gestelde vereisten voor de inschrijving, dan wel indien hij de in deze artikelen bedoelde verklaringen of documenten niet heeft overgelegd;
b. de gegronde vrees bestaat dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt; of
c. de verzoeker op grond van artikel 8c, derde lid, van het tableau is geschrapt zonder dat alsnog de daar bedoelde verklaring kan worden overgelegd en het verzoek wordt ingediend binnen een door de algemene raad nader te bepalen termijn na de schrapping.
2 Indien het verzoek, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, is ingediend door een verzoeker die eerder als advocaat ingeschreven is geweest, kan de raad het verzoek tevens weigeren in behandeling te nemen indien hij van oordeel is dat de verzoeker niet voldoet aan de bij of krachtens verordening gestelde eisen om voor hernieuwde inschrijving in aanmerking te komen.
5 Bij of krachtens verordening wordt bepaald in hoeverre na schrapping op grond van artikel 8c, derde lid, nog examen in onderdelen van de opleiding kan worden afgelegd alsmede onder welke voorwaarden dit examen kan worden afgelegd.
1 De secretaris van de raad maakt de beslissing tot weigering van het in behandeling nemen van het verzoek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onverwijld bekend aan de verzoeker.
3 Het beklag wordt gedaan bij verzoekschrift, waarbij een afschrift wordt gevoegd van de beslissing waartegen het beklag is gericht. De griffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de raad die de beslissing heeft genomen. Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
1 Het hof van discipline beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de verzoeker en van de raad. Op de behandeling van de zaak zijn artikel 56, zesde lid, en artikel 57, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
De griffier zendt onverwijld afschrift van de beslissing aan de verzoeker en de raad.
2 Bij de in het eerste lid, onder h tot en met n, bedoelde gegevens worden op het tableau tevens verwerkt de datum en het kenmerk van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen, alsmede de instantie die deze heeft genomen.
1 De advocaat waarop de gegevens betrekking hebben, de algemene raad, de secretaris van de algemene raad, de raden van de orden in de arrondissementen, het college van toezicht alsmede de griffiers, voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van een raad van discipline en het hof van discipline hebben kosteloos inzage in de op grond van artikel 8 op het tableau verwerkte gegevens.
3 Met uitzondering van de gegevens die betrekking hebben op het opleggen van de maatregel van de schrapping van het tableau kunnen de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, door anderen dan de in het eerste lid bedoelde personen en instanties niet worden ingezien, indien tien jaren zijn verstreken na het onherroepelijk worden van de beslissing waarop de gegevens betrekking hebben. De raad van discipline of het hof van discipline kan bij zijn beslissing bepalen dat de in de eerste volzin bedoelde termijn wordt verkort, met dien verstande dat de termijn niet korter kan zijn dan de duur van de schorsing.
De secretaris van de algemene raad maakt schriftelijk een lijst openbaar van gegevens over advocaten ten aanzien van wie een beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e, onherroepelijk is geworden. In deze lijst worden opgenomen:
a. de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat werkzaam is;
b. de plaats waar de advocaat kantoor houdt;
c. de vermelding van de raad van de orde in het arrondissement waartoe de advocaat behoort;
d. de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing met vermelding van de duur van de maatregel; en
e. de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de datum waarop de maatregel ingaat.
1 Zij die verlangen niet langer op het tableau ingeschreven te staan of enige betrekking verkrijgen waarmee het beroep van advocaat onverenigbaar is, worden op hun aangifte door de secretaris van de algemene raad van het tableau geschrapt. In het laatstbedoelde geval kan eveneens de rechtbank in het arrondissement waarin de advocaat kantoor houdt tot schrapping beslissen op requisitoir van het openbaar ministerie, de raad van de orde in het arrondissement gehoord. Van de beslissing tot schrapping wordt door de griffier van de rechtbank kennisgegeven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau.
3 Van het tableau worden eveneens geschrapt zij die, hetzij onafgebroken, hetzij met onderbrekingen, gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven hebben gestaan:
a. zonder dat de verklaring kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg de in artikel 9b bedoelde stage is voltooid; of
b. zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg het in artikel 9c bedoelde examen is afgelegd.
4 Indien het in het derde lid bedoelde tijdvak is onderbroken en de in het derde lid, onder a en b, bedoelde bewijzen niet kunnen worden overgelegd, kan betrokkene verzoeken om opnieuw gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat te worden ingeschreven. Dit verzoek kan worden ingediend binnen drie jaar na onderbreking van het tijdvak.
5 Voor voorwaardelijk ingeschreven advocaten die in deeltijd werkzaam zijn, wordt het in het derde lid bedoelde tijdvak naar evenredigheid verlengd, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen. Indien de raad op grond van artikel 9b, tweede lid, de stage heeft verlengd, wordt het in het derde lid bedoelde tijdvak verlengd met de in de beslissing opgenomen termijn, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen.
6 De in het derde lid bedoelde schrapping geschiedt na kennisgeving door de algemene raad met ingang van een tijdstip dat ten minste twee maanden en ten hoogste zes maanden na de datum van kennisgeving gelegen is. Van de kennisgeving wordt gelijktijdig mededeling gedaan aan de betrokken advocaat, diens patroon, de raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt en aan het openbaar ministerie.
De artikelen 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, d, en f tot en met m, en tweede lid, 8a, 8b, en 8c, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op advocaten die hun werkzaamheden uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel als bedoeld in artikel 16h, met dien verstande dat:
– in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, voor «artikel 48, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 48, eerste lid, en artikel 60aa, tweede lid; en
– in artikel 8a, tweede lid, onderdelen b tot en met e, en artikel 8b voor «artikel 48, tweede lid, onder d of e» telkens wordt gelezen: artikel 48, tweede lid, onder e, of artikel 60aa, tweede lid.
2 Op de behandeling van het verzoek zijn de artikelen 47, 49 en 50 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de artikelen 49 en 50 voor «de klager» wordt gelezen: de raad van de orde in een arrondissement.
Schrapping van het tableau brengt het verlies mee van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat is vereist voor verkiesbaarheid of benoembaarheid.
1 De raad van de orde in een arrondissement kan gedurende één jaar nadat een advocaat is beëdigd, beslissen dat hij van het tableau zal worden geschrapt, wanneer hetzij de advocaat de raad of het hof van discipline zo onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, dat hij, ware de juiste toedracht van zaken de raad of het hof van discipline bekend geweest, niet tot de beëdiging zou zijn toegelaten, hetzij de advocaat zich in het tijdvak tussen het verzoek tot inschrijving en de beëdiging aan een zo ernstige misdraging heeft schuldig gemaakt, dat hem, indien hij na de beëdiging zich daaraan zou hebben schuldig gemaakt, de maatregel van schrapping van het tableau zou zijn opgelegd.
4 Van een zodanige beslissing kan de betrokken advocaat binnen zes weken na de bekendmaking beroep instellen bij het hof van discipline. Artikel 5, derde lid, en artikel 6 zijn van overeenkomstige toepassing.
1 Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst of de tuchtrechter aldaar de uitoefening van het beroep van de advocaat die zich krachtens het nationale recht van die lidstaat van de Europese Unie of de desbetreffende staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dat uitvoering geeft aan artikel 3 van richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat, heeft laten inschrijven, tijdelijk of blijvend heeft ontzegd, beslist de raad van de orde in het arrondissement waar de betrokken advocaat kantoor houdt ambtshalve tot schorsing of schrapping van het tableau, indien er gegronde vrees bestaat dat de betrokkene als advocaat inbreuk zal maken op de voor de advocaten geldende wetten verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het besluit treedt in werking zes weken nadat het is bekend gemaakt.
7 De advocaat draagt op verzoek van de raad zorg voor de beëdigde vertaling van de gegevens en bescheiden die voor zijn beslissing nodig zijn. Indien de advocaat weigert aan dit verzoek te voldoen, draagt de raad zorg voor de beëdigde vertaling en verhaalt hij de kosten daarvan op de betrokken advocaat.
9 Indien de advocaat zich in Zwitserland heeft laten inschrijven met inachtneming van de op 21 juni 1999 tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer van personen, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.
§ 2. Van de bevoegdheden en verplichtingen der advocaten
De advocaten oefenen de praktijk uit overeenkomstig de bevoegdheden en vereisten, bij de Wetboeken van Burgerlijke Rechtsvordering en Strafvordering en bij de bijzondere wetten en besluiten gegeven en gevorderd, en overeenkomstig deze wet en de daarop berustende verordeningen en besluiten.
Onverminderd het bepaalde in artikel 9j, hebben advocaten zowel in burgerlijke als in strafzaken de bevoegdheid om als zodanig voor alle rechterlijke colleges binnen het Rijk op te treden.
1 Voor zover niet bij wet of bij verordening van het college van afgevaardigden anders is bepaald, is de advocaat ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor medewerkers en personeel van de advocaat, alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening.
3 Door de algemene raad kan om bijzondere redenen aan een advocaat, die zijn kantoor buiten Nederland wenst te vestigen, ontheffing van het in het eerste lid vervatte voorschrift worden verleend. De raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat het laatst kantoor heeft gehouden, wordt tevoren gehoord. Indien ontheffing wordt verleend, blijft de advocaat na vestiging van zijn kantoor buiten Nederland behoren tot de orde in het arrondissement waar hij het laatst kantoor heeft gehouden. Indien de advocaat niet eerder in een arrondissement kantoor heeft gehouden, behoort hij na verlening van de ontheffing en vestiging van zijn kantoor buiten Nederland tot de orde in het arrondissement Den Haag.
4 Door de algemene raad kan aan een advocaat die in het kader van detachering elders kantoor wenst te houden, tijdelijk ontheffing van het in het eerste lid vervatte voorschrift worden verleend. De raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat op het moment van het verzoek om ontheffing kantoor houdt, wordt tevoren gehoord. Indien ontheffing wordt verleend, blijft de advocaat behoren tot de orde in het arrondissement waar hij kantoor heeft gehouden op het moment van het verzoek om ontheffing.
5 Advocaten die niet aan de voorschriften van dit artikel voldoen, worden, na aanmaning daartoe door de raad van de orde in het arrondissement, op requisitoir van het openbaar ministerie en nadat de rechtbank tot schrapping heeft beslist, van het tableau geschrapt. Van de beslissing tot schrapping wordt door de griffier van de rechtbank kennis gegeven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau.
1 De rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, kan zich wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat aan te wijzen. Ook indien de rechtzoekende naar het voorlopig oordeel van de deken in aanmerking komt voor verlening van rechtsbijstand ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wijst de deken een advocaat aan.
3 Binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het verzoek, kan de belanghebbende beklag doen bij het hof van discipline. Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De advocaten pleiten staande, gekleed in het kostuum bij het bijzondere reglement op dat onderwerp bepaald, des goedvindende met gedekten hoofde.
Artikel 15
[Vervallen per 01-09-2008]
Advocaten, die in staat van faillissement zijn verklaard of ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, die wegens schulden zijn gegijzeld of onder curatele zijn gesteld, zijn gedurende de duur van het faillissement onderscheidenlijk de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de gijzeling of de curatele van rechtswege in de uitoefening van de praktijk geschorst. De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren. De griffier van het gerecht dat een van de in de eerste zin vermelde beslissingen of een beslissing die de opheffing van de schorsing tot gevolg heeft, heeft uitgesproken, geeft van de schorsing , onderscheidenlijk de opheffing hiervan kennis aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau. Schorsing brengt mee het verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.
§ 2a. Van de bevoegdheden en verplichtingen van andere dan in Nederland ingeschreven advocaten
De bepalingen van deze wet en andere wettelijke voorschriften betreffende advocaten, hebben uitsluitend betrekking op in Nederland ingeschreven advocaten, voor zover die voorschriften of de navolgende, tot deze paragraaf behorende, artikelen niet anders bepalen.
Voor de uitoefening in Nederland van werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting, worden mede als advocaat aangemerkt, personen die niet als zodanig in Nederland zijn ingeschreven, maar die wel in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland, hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd zijn hun beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmede overeenkomstige benaming in de taal of in een der talen van de staat van herkomst.
Wanneer de in het vorige artikel bedoelde personen, hierna te noemen: bezoekende advocaten, bij de uitoefening in Nederland van werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting hun titel voeren, dienen zij daarbij de beroepsorganisatie te vermelden waartoe zij behoren of het gerecht waarbij zij overeenkomstig de wettelijke regeling van de staat van herkomst zijn toegelaten.
1 De werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie worden door bezoekende advocaten onder dezelfde voorwaarden uitgeoefend als die welke gelden voor in Nederland ingeschreven advocaten.
2 Bij de uitoefening van de in het eerste lid genoemde werkzaamheden nemen bezoekende advocaten de beroepsregels in acht die gelden voor in Nederland ingeschreven advocaten, met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 28, onverminderd hetgeen waartoe zij als advocaat in de staat van herkomst verplicht zijn.
1 Bij de uitoefening van werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte, waarvoor ingevolge de wet de bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven, moet een bezoekende advocaat samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat, hierna te noemen de samenwerkende advocaat.
5 In de gevallen dat advocaten verplicht of gerechtigd zijn tot het dragen van een bijzonder kostuum, mag de bezoekende advocaat, indien hij zulks verkiest, in plaats daarvan het kostuum dragen dat is voorgeschreven in de staat van herkomst.
6 De rechter die de leiding heeft van de terechtzitting kan bezoekende advocaten toestaan zich van een andere taal te bedienen dan de Nederlandse, indien hij van mening is dat daardoor een goede rechtsbedeling niet wordt geschaad. Hij kan daarbij als voorwaarde stellen dat van een tolk gebruik gemaakt wordt.
Ten aanzien van andere werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, dan die bedoeld in het eerste lid van artikel 16d, blijven bezoekende advocaten onderworpen aan de voorwaarden en de beroepsregels van de staat van herkomst. Zij dienen daarnaast de voor in Nederland ingeschreven advocaten geldende beroepsregels in acht te nemen, met name die betreffende: (a) de onverenigbaarheid van het uitoefenen van de werkzaamheden van advocaat met het verrichten van andere werkzaamheden in Nederland, (b) de verhouding tot andere advocaten en (c) het verbod van bijstand door een zelfde advocaat aan partijen met tegenstrijdige belangen. Laatstbedoelde regels zijn slechts toepasselijk voor zover zij kunnen worden nageleefd door een advocaat die niet in Nederland is gevestigd en de naleving ervan objectief gerechtvaardigd is ten einde in Nederland de behoorlijke uitoefening van de werkzaamheden van advocaten, de waardigheid van het beroep en de inachtneming van de bedoelde regels inzake onverenigbaarheid te verzekeren.
§ 2b. De bevoegdheden en verplichtingen van de advocaat uit een andere lidstaat die onder zijn oorspronkelijke beroepstitel als advocaat werkzaam wil zijn
De bepalingen van deze wet en andere wettelijke voorschriften betreffende advocaten hebben uitsluitend betrekking op in Nederland ingeschreven advocaten voorzover die voorschriften of de navolgende, tot deze paragraaf behorende, artikelen niet anders bepalen.
1 Degene die niet met inachtneming van artikel 1 is ingeschreven, maar die wel in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheid uit te oefenen onder de benaming advocaat of een daarmee overeenkomstige benaming in de taal of in de talen van de staat van herkomst, heeft het recht om permanent dezelfde werkzaamheden uit te oefenen als de overeenkomstig artikel 1 ingeschreven advocaat nadat hij zich heeft laten inschrijven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten.
1 De advocaat, bedoeld in het eerste lid van artikel 16h, is gehouden zijn beroepswerkzaamheden in Nederland uit te oefenen onder zijn oorspronkelijke beroepstitel, zoals deze dient te luiden in de taal of een der officiële talen van de staat van herkomst, evenwel op een verstaanbare wijze en zodanig dat hij niet kan worden verward met de titel advocaat, bedoeld in artikel 9a.
2 Bij de uitoefening van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, vermeldt de advocaat de beroepsorganisatie waartoe hij behoort of het gerecht waarbij hij overeenkomstig de wettelijke regeling van de staat van herkomst is toegelaten alsmede zijn inschrijving op het tableau.
1 De advocaat, bedoeld in het eerste lid van artikel 16h, is voor alle werkzaamheden die hij in Nederland uitoefent aan dezelfde beroeps- en gedragregels alsmede aan dezelfde voorwaarden onderworpen als de advocaat die overeenkomstig artikel 1 is ingeschreven, met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 28.
§ 4. Van de tuchtrechtspraak
De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.
1 In het rechtsgebied van elk gerechtshof is een raad van discipline, wiens rechtsgebied samenvalt met dat van het gerechtshof en die de tuchtrechtspraak in eerste aanleg uitoefent met betrekking tot de advocaten, kantoorhoudende in dat gebied.
3 Met betrekking tot de leden-advocaten, de plaatsvervangende leden-advocaten en de griffier van de raden van discipline, voor zover deze advocaat is, wordt de tuchtrechtspraak in eerste aanleg uitgeoefend door een door de voorzitter van het hof van discipline naar aanleiding van een ingekomen klacht ambtshalve aan te wijzen andere raad van discipline. Van een zodanige verwijzing geeft de voorzitter van het hof van discipline kennis aan de aangewezen raad van discipline, aan de raad van discipline waarvan de beklaagde lid-advocaat, plaatsvervangend lid of griffier is, aan de deken van de orde in het arrondissement waar de beklaagde advocaat kantoor houdt, en aan de klager.
4 Aanwijzing van een andere raad van discipline overeenkomstig het derde lid vindt ook plaats indien een klacht betrekking heeft op een deken binnen het rechtsgebied van een raad van discipline of afkomstig is van een lid-advocaat, een plaatsvervangend lid-advocaat of de griffier van een raad van discipline.
5 Indien de klacht is ingediend tegen of betrekking heeft op meerdere advocaten die in verschillende ressorten kantoor houden of indien tussen klachten een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen, kan het hof van discipline een raad van discipline aanwijzen die de klacht dan wel de klachten behandelt. Het derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
1 Elke raad van discipline bestaat uit een voorzitter, ten hoogste dertien plaatsvervangende voorzitters, ten hoogste zestien leden-advocaten en ten hoogste 30 plaatsvervangende leden-advocaten. De voorzitter en plaatsvervangende voorzitters onderscheidenlijk de leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten van een raad van discipline zijn van rechtswege plaatsvervangende voorzitters onderscheidenlijk plaatsvervangende leden-advocaten van de overige raden van discipline.
4 De leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten worden door het college van afgevaardigden in de in artikel 19, eerste lid, bedoelde vergadering gekozen uit voordrachten van de raden van de orden in de arrondissementen, voor de tijd van ten hoogste vier jaren. De verkiezing geschiedt met inachtneming van het streven naar een regionaal verantwoorde samenstelling van de raden van discipline.
7 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten treden in ieder geval af met ingang van de eerstvolgende maand na die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.
9 In vacatures, die tussentijds ontstaan, voorziet het college van afgevaardigden zo spoedig mogelijk, zo nodig in een buitengewone vergadering. Het is daarbij niet aan een voordracht gebonden.
11 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten blijven na het verstrijken van hun ambtstermijn in functie, totdat de door hun aftreden vacante plaats weer is vervuld. Zij blijven na hun aftreden, ook nadat in de door hen opengelaten plaatsen is voorzien, bevoegd om deel te nemen aan de verdere behandeling van en de beslissing over klachten, aan de behandeling waarvan zij voor hun aftreden reeds hebben deelgenomen.
12 Het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van een raad van discipline is niet verenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend lidmaatschap van het hof van discipline, een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of een orgaan van de orden in de arrondissementen, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.
13 Tussen de voorzitter, plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van een raad van discipline mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het beroep van advocaat of de verhouding van werkgever tot werknemer.
14 Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter, plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van de raad van discipline.
15 De leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van de raad van discipline kunnen worden ontslagen op de gronden aangegeven in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Daarnaast vervalt het lidmaatschap van de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van rechtswege zodra zij opgehouden hebben advocaat te zijn.
17 De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur» wordt verstaan: de voorzitter van de raad van discipline; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.
1 Klachten tegen advocaten worden schriftelijk ingediend bij de deken van de orde waartoe zij behoren. Indien de klager daarom verzoekt, is de deken hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de klacht. Indien een ingediende klacht verduidelijking behoeft, is de deken de klager daarbij op diens verzoek behulpzaam.
2 Indien de klager bij indiening van de klacht daarom verzoekt, brengt de deken deze onmiddellijk ter kennis van de raad van discipline, onverminderd het bepaalde in het derde lid. De deken informeert de klager hierover bij de indiening van de klacht.
5 Klachten tegen een deken worden ingediend bij of terstond doorgezonden aan de voorzitter van het hof van discipline. De voorzitter verwijst de zaak naar een deken van een andere orde, ten einde haar te onderzoeken en af te handelen overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en de artikelen 46d en 46e. Na onderzoek en afhandeling brengt de deken naar wie de zaak is verwezen de klacht ter kennis van de raad van discipline in het ressort waartoe hij behoort.
6 De raad van de orde in het arrondissement draagt zorg voor voldoende bekendmaking in het arrondissement van de plaats en de tijd waarop de deken, of, bij zijn ontstentenis of verhindering, zijn plaatsvervanger, zitting houdt.
2 Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en door de klager, de advocaat tegen wie de klacht is ingediend en de deken ondertekend. Door een aldus vastgestelde minnelijke schikking vervalt de bevoegdheid van de klager om de terkennisbrenging van de klacht aan de raad van discipline te verlangen.
3 Indien na drie maanden na de indiening van de klacht bij de deken geen minnelijke schikking is bereikt, kan de klager de deken verzoeken de klacht ter kennis van de raad van discipline te brengen. Tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 45g, eerste lid, geeft de deken in dat geval toepassing aan het vierde lid. De deken brengt de klacht steeds ter kennis van de raad van discipline indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 45g, eerste lid, en aannemelijk is dat een minnelijke schikking niet kan worden bereikt of indien naar zijn oordeel de inhoud van de klacht een minnelijke schikking ongewenst of onmogelijk maakt. De deken informeert de klager hierover bij de indiening van de klacht.
4 De deken brengt de klacht schriftelijk ter kennis van de raad van discipline en stelt de betrokken advocaat en de klager daarvan schriftelijk op de hoogte. De klacht kan elektronisch naar de raad van discipline worden gezonden voor zover de raad kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. De artikelen 2:14 tot en met 2:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «bestuursorgaan» wordt gelezen: raad van discipline.
7 In de klacht wordt vermeld of de klacht voordien is voorgelegd aan de organisatie waarbinnen de advocaat werkzaam is of aan een klachten- of geschilleninstantie waarbij de advocaat of diens organisatie is aangesloten. Indien zulks niet het geval is geweest, wordt indien mogelijk de reden daarvoor in de klacht vermeld. Indien zulks wel het geval is geweest, wordt de uitkomst van de procedure vermeld, zo mogelijk met bijvoeging van de relevante stukken.
8 Indien de deken op grond van zijn onderzoek van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, kan hij dat met redenen omkleed meedelen aan de klager, de betrokken advocaat en de raad van discipline.
3 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 46n, tweede lid, kan als onderdeel van de minnelijke schikking door partijen worden bepaald dat het door klager betaalde griffierecht wordt vergoed door de advocaat.
Indien de deken buiten het geval van een klacht op de hoogte is gebracht van bezwaren tegen een advocaat, kan hij deze ter kennis van de raad van discipline brengen. Hij stelt daarvan de advocaat tegen wie de bezwaren zijn gerezen schriftelijk op de hoogte.
1 Indien de advocaat jegens wie een klacht is ingediend of jegens wie bezwaren bestaan zich krachtens het nationale recht van een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dat uitvoering geeft aan artikel 3 van richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat, heeft laten inschrijven, stelt de raad van de orde in het arrondissement voor de aanvang van de tuchtrechtelijke procedure de bevoegde autoriteit in die lidstaat of lidstaten op de hoogte van het voornemen een tuchtrechtelijke procedure jegens de advocaat aan te vangen en verstrekt hij aan die autoriteit of autoriteiten alle dienstige inlichtingen.
2 Indien de advocaat zich in Zwitserland heeft laten inschrijven met inachtneming van de op 21 juni 1999 tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer van personen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
2 Ten aanzien van een na afloop van de in het eerste lid, onder a, bedoelde termijn ingediende klacht blijft niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
1 Tegen een beslissing als bedoeld in artikel 46g, eerste lid, aanhef en onder a, kunnen de klager, de betrokken advocaat en de deken binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk gemotiveerd verzet doen bij de raad van discipline.
1 Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter van de raad van discipline daartoe leent, en uit de klacht blijkt dat de klacht nog niet is voorgelegd aan een instantie die bevoegd is kennis te nemen van klachten of geschillen op grond van een regeling als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder b, kan de voorzitter besluiten de klacht in handen te stellen van de bevoegde instantie. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de klager, de betrokken advocaat en de deken.
2 Indien de voorzitter toepassing geeft aan het eerste lid, stelt hij de op de zaak betrekking hebbende stukken in handen van de klachten- of geschilleninstantie. De beslissing schorst de termijn, bedoeld in artikel 46g, eerste lid, onder a. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
1 De voorzitter van de raad van discipline kan de betrokken advocaat in de gelegenheid stellen om binnen vier weken na de dag van verzending van het afschrift van de klacht overeenkomstig artikel 46fb, eerste lid, een verweerschrift in te dienen. De griffier van de raad zendt een afschrift van het verweerschrift aan de klager en de deken.
2 Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, kan de voorzitter de klager in de gelegenheid stellen te repliceren binnen vier weken na verzending van een afschrift van het verweerschrift. De griffier zendt een afschrift van het repliek aan de advocaat, alsmede aan de deken, voor zover deze niet de klager is.
1 Tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 46g, 46i, of 46j, kan de voorzitter van de raad van discipline, na verzending van een afschrift van de klacht op grond van artikel 46fb, eerste lid, een vooronderzoek gelasten.
2 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, draagt de voorzitter het vooronderzoek op aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort, tenzij hij gronden aanwezig acht om het onderzoek op te dragen aan:
a. de deken van een andere orde;
b. een plaatsvervangend voorzitter;
c. een of meer leden of plaatsvervangende leden van de raad van discipline; of
d. de griffier.
3 Ten behoeve van het verrichten van vooronderzoek door de vooronderzoeker zijn de betrokken advocaat, zijn medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a. In dat geval geldt voor de betrokken vooronderzoeker een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die in bedoeld in artikel 11a, en is artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
2 Indien een minnelijke schikking van de klacht mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en ondertekend door de klager en de betrokken advocaat. Een afschrift daarvan wordt gezonden aan de griffier van de raad, alsmede aan de deken en het college van toezicht.
1 Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken wordt op straffe van nietigheid deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, alsmede twee leden-advocaten of plaatsvervangende leden-advocaten. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden, onder wie de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters. Indien de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan deze worden vervangen door een plaatsvervangende voorzitter.
1 De klager kan zijn klacht tot aan de uitspraak door de raad van discipline intrekken. De griffier van de raad zendt een afschrift hiervan aan de betrokken advocaat en, voor zover hij niet de klager was, de deken.
3 De raad neemt een beslissing tot voortzetting van de behandeling van een klacht om redenen van algemeen belang niet dan nadat hij de betrokken advocaat en, voor zover hij niet de klager was, de deken de gelegenheid heeft geboden tot het innemen van een standpunt hierin.
3 Indien toepassing is gegeven aan artikel 60ab en nadien de klacht gegrond wordt verklaard, wordt bij het bepalen van de maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, rekening gehouden met de reeds opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk of voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening.
1 Indien aan een advocaat een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdelen d of e, is opgelegd dan wel op grond van artikel 60ab, eerste lid, of 60b, eerste lid, is geschorst in de uitoefening van de praktijk of tegen hem een voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening is getroffen, blijft betrokkene onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten gedurende de tijd dat hij werkzaam was in de uitoefening van het beroep.
2 Advocaten die niet meer als zodanig zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 1, eerste lid, blijven onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij ingeschreven waren.
5 Indien enig door artikel 46 beschermd belang dat vordert kan de raad van discipline bij de beslissing houdende oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, besluiten tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop zij berust, op de door hem te bepalen wijze.
6 Indien de raad de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart en een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, oplegt, kan hij in zijn beslissing opnemen dat de kosten, of een deel daarvan, die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, door de advocaat aan wie de maatregel wordt opgelegd aan de klager worden vergoed en de kosten, of een deel daarvan, die ten laste komen van de Nederlandse orde van advocaten in verband met de behandeling van de zaak, door de advocaat aan wie de maatregel wordt opgelegd aan de Nederlandse orde van advocaten worden vergoed. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de tenuitvoerlegging van de beslissing van de raad.
10 De raad spreekt, indien de klager daarom verzoekt, in zijn beslissing steeds met redenen omkleed uit of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend, jegens hem de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad kan een dergelijke uitspraak, indien hij daartoe voldoende grond aanwezig acht, ook ambtshalve doen.
1 Bij de oplegging van de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk kan de raad van discipline daarbij zowel ten aanzien van deze maatregel als van het verbod om de titel van advocaat te voeren bepalen dat deze maatregel geheel of voor een door de raad van discipline te bepalen gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat de betrokken advocaat zich vóór het einde van een in de beslissing aan te geven proeftijd aan een in artikel 46 bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt, of een bijzondere voorwaarde welke in de beslissing mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.
4 Wordt de boete niet voldaan binnen de in het tweede lid gestelde termijn, dan kan de raad, na de betrokken advocaat in de gelegenheid te hebben gesteld daarover te worden gehoord, ambtshalve beslissen op deze grond een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c, d of e, op te leggen.
1 Bij de oplegging van de in artikel 48, tweede lid, genoemde maatregelen kan de raad van discipline, in afwijking van artikel 48a, eerste lid, als bijzondere voorwaarde stellen dat de betrokken advocaat geheel of gedeeltelijk de door hem veroorzaakte schade tot een door de raad vast te stellen bedrag van ten hoogste € 5.000 vergoedt binnen een door de raad te bepalen termijn, korter dan de proeftijd, en op een door de raad te bepalen wijze.
2 Bovendien is de raad van discipline bevoegd bij de beslissing ook andere bijzondere voorwaarden, de praktijkbeoefening van de betrokken advocaat gedurende de proeftijd of een bij de beslissing te bepalen gedeelte daarvan betreffende, te stellen.
1 De deken ziet toe op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 48b. Indien de betrokken advocaat de deken is, wordt het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde belast met het toezien op de naleving van de voorwaarden.
2 De deken of het in het eerste lid bedoelde andere lid van de orde geeft, ingeval de betrokken advocaat de voorwaarden gedurende de proeftijd niet nakomt, daarvan kennis aan de raad van discipline, met zodanige vordering als hij nodig acht.
De raad van discipline die het in artikel 48a bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij op vordering van degene die op grond van artikel 48c, eerste lid, toeziet op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 48b, hetzij op verzoek van de betrokken advocaat, hetzij ambtshalve, gedurende de proeftijd in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging brengen.
De raad van discipline die met toepassing van artikel 48a heeft bepaald dat de opgelegde maatregel voor een door hem te bepalen gedeelte niet zal worden tenuitvoergelegd, kan hetzij op vordering van degene die op grond van artikel 48c, eerste lid, toeziet op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 48a en 48b, hetzij ambtshalve, last geven dat alsnog tot tenuitvoerlegging zal worden overgegaan.
Een beslissing als bedoeld in de artikelen 48d en 48e wordt niet gegeven dan na verhoor, althans behoorlijke oproeping van de betrokken advocaat en, in het geval de beslissing de bijzondere voorwaarde tot gehele of gedeeltelijke schadevergoeding betreft en deze daarbij belanghebbende is, de klager. Voor het verhoor wordt tevens opgeroepen degene die op grond van artikel 48c, eerste lid, toeziet op de nakoming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 48b. Op het verhoor en de beslissing zijn de bepalingen van de artikelen 49, tweede tot en met het laatste lid, en 50 van overeenkomstige toepassing.
Een beslissing als bedoeld in de artikelen 48d en 48e is niet aan enig rechtsmiddel onderworpen, voor zover deze geen deel uitmaakt van een beslissing van de raad van discipline ter zake van een andere in artikel 46 bedoelde gedraging.
Artikel 48h
[Vervallen per 01-01-2015]
2 De betrokken advocaat en de klager zijn bevoegd zich bij de behandeling van de klacht door een raadsman te doen bijstaan. Zij en hun raadslieden worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. Hun wordt door de griffier van de raad van discipline tijdig medegedeeld, waar en wanneer deze gelegenheid bestaat.
3 De raad van discipline kan weigeren bepaalde personen, die van het verlenen van rechtshulp hun beroep maken en niet zijn advocaat, als raadsman toe te laten. De behandeling van de klacht wordt in dat geval aangehouden totdat de betrokkene in de gelegenheid is geweest de geweigerde raadsman te vervangen. Hij wordt door de griffier van de aanhouding en de reden daartoe in kennis gesteld.
6 Verschijnt een getuige of deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de raad van discipline hem andermaal dagvaarden, desverzocht met bevel tot medebrenging.
8 De voorzitter beëdigt de getuige, dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen; de getuige is verplicht op de gestelde vragen te antwoorden. De deskundige is gehouden zijn taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. Ingeval van toepassing van het vierde lid, tweede volzin, geschiedt de beëdiging van de getuige door het daartoe aangewezen lid-advocaat of plaatsvervangend lid-advocaat van de raad van discipline.
De griffier van de raad van discipline zendt van de beslissingen van de raad bij aangetekende brief onverwijld afschrift:
a. aan de betrokken advocaat;
b. aan de klager;
c. aan de deken van de algemene raad;
d. aan de secretaris van de algemene raad;
e. aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort;
f. aan het college van toezicht;
g. indien de beslissing werd gegeven krachtens een verwijzing als bedoeld in artikel 46a, derde lid, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 46a, vijfde lid, aan de raad van discipline der orde waarvan de betrokken advocaat deel uitmaakt;
h. indien de betrokken advocaat is ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand en aan hem een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, is opgelegd en de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd in kracht van gewijsde is gegaan dan wel de raad van discipline toezending nodig acht: aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
1 Het hof van discipline is gevestigd in een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen plaats. Het hof kan uit zijn midden kamers vormen voor het vervullen van zijn taak. Kamers kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden. Het hof bestaat uit ten hoogste tien door Ons benoemde leden, waaronder de voorzitter en ten hoogste zes plaatsvervangende voorzitters, en vier leden-advocaten, alsmede uit door Ons benoemde plaatsvervangende leden en plaatsvervangende leden-advocaten, tot het door Ons, onderscheidenlijk door het college van afgevaardigden nodig geachte aantal.
2 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de overige door Ons benoemde leden en plaatsvervangende leden worden voor de tijd van vijf jaren benoemd uit leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast. De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten worden door het college van afgevaardigden voor de tijd van vijf jaren gekozen.
4 Het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het hof van discipline of het zijn van griffier is niet verenigbaar met het lidmaatschap of het plaatsvervangend lidmaatschap van een raad van discipline, een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of een orgaan van de orden in de arrondissementen, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.
1 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de leden en plaatsvervangende leden treden af met ingang van de eerstvolgende maand nadat zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt. Indien op dat tijdstip hun ambtstermijn nog niet is verstreken, kunnen zij, op eigen verzoek, in functie blijven tot het tijdstip dat de ambtstermijn is beëindigd.
2 Tussen de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, plaatsvervangende leden en de griffier mag geen bloed- of aanverwantschap tot en met de derde graad bestaan. Tussen de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten mag voorts niet bestaan een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het beroep van advocaat of de verhouding van werkgever tot werknemer.
4 Leden van de algemene raad of van een raad van de orde in het arrondissement, die tot lid of plaatsvervangend lid van het hof van discipline zijn gekozen, treden bij het aanvaarden dezer functie af als lid van de betrokken raad. Leden-advocaten of plaatsvervangende leden-advocaten van een raad van discipline, die tot lid of plaatsvervangend lid van het hof van discipline zijn gekozen, treden bij het aanvaarden dezer functie af als lid-advocaat onderscheidenlijk plaatsvervangend lid-advocaat van de raad van discipline.
1 Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en plaatsvervangende leden van het hof van discipline.
2 De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten kunnen worden ontslagen op de gronden aangegeven in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Daarnaast vervalt het lidmaatschap van de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van rechtswege indien zij hebben opgehouden advocaat te zijn.
3 Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie, in zevenvoud in te dienen bij de griffier van het hof van discipline en vergezeld van zes afschriften van de beslissing waarvan beroep. De griffier geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de raad van discipline die de beslissing in eerste aanleg heeft genomen en, voorzover het hoger beroep niet door hem is ingesteld, aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort, aan het college van toezicht, aan de betrokken advocaat en aan de klager. Op verzoek van het hof van discipline legt de deken een verklaring over waaruit blijkt of tegen de advocaat, tegen wie de klacht is ingediend, eerder tuchtrechtelijke klachten zijn ingediend. Indien de advocaat eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, vermeldt de verklaring tevens de maatregel die is opgelegd.
4 Aan de behandeling en de beslissing van beroepen door een kamer bij het hof wordt op straffe van nietigheid deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, alsmede een door Ons benoemd lid en een lid-advocaat of een plaatsvervangend lid-advocaat. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden, onder wie de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters alsmede door twee door Ons benoemde leden. Indien de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan deze worden vervangen door een door Ons benoemd lid of een door Ons benoemd plaatsvervangend lid.
5 Indien een ingesteld hoger beroep wordt ingetrokken, bepaalt, voor het geval dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk is opgelegd, het hof van discipline, de betrokken advocaat gehoord of behoorlijk opgeroepen, de dag waarop de maatregel aanvangt.
1 De voorzitter van het hof van discipline kan kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde beroepen, alsmede beroepen die naar zijn oordeel niet zullen leiden tot een andere beslissing dan die van de raad van discipline, binnen dertig dagen nadat zij zijn ingesteld, bij met redenen omklede beslissing afwijzen.
1 Tegen de beslissing in het vorige artikel bedoeld, kunnen degene die het beroep heeft ingesteld, alsmede de deken van de algemene raad binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing, schriftelijk verzet doen bij het hof van discipline.
2
Artikel 46h, tweede tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat van de beslissing tot niet-ontvankelijk- of ongegrondverklaring ook een afschrift aan de deken van de algemene raad wordt gezonden.
4 Het hof van discipline kan de deken en de deken van de algemene raad, voor zover deze klager zijn of het hoger beroep hebben ingesteld, de vooronderzoeker als bedoeld in artikel 46l, alsmede de raad van discipline die de beslissing heeft genomen waartegen het hoger beroep zich richt, uitnodigen nadere inlichtingen te verschaffen.
Indien het hof van discipline bij oplegging van de maatregel van schorsing beslist dat deze, overeenkomstig het in artikel 48a bepaalde, geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, wordt de beslissing over de tenuitvoerlegging overgelaten aan de raad van discipline die in eerste aanleg over de klacht heeft geoordeeld. De artikelen 48b tot en met 48g zijn van overeenkomstige toepassing.
De griffier van het hof van discipline zendt van de beslissing bij aangetekende brief onverwijld afschrift:
a. aan de betrokken advocaat;
b. aan de deken van de algemene raad;
c. aan de raad van discipline die de zaak in eerste aanleg heeft behandeld;
d. aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort;
e. aan het college van toezicht;
f. indien de beslissing in eerste aanleg werd gegeven krachtens een verwijzing als bedoeld in artikel 46a, derde lid, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 46a, vijfde lid, aan de voorzitter van de raad van discipline, waartoe de betrokken advocaat behoort;
g. indien aan de betrokken advocaat die is ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand, een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, is opgelegd dan wel het hof van discipline toezending nodig acht, aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand;
h. aan de klager.
1 De maatregelen van schorsing in de uitoefening van de praktijk en van schrapping van het tableau worden, zodra de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, door de griffier van de raad van discipline medegedeeld aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau.
2 De deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort dan wel, indien de betrokken advocaat de deken is, het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde draagt zorg voor de openbaarmaking als bedoeld in artikel 48, vijfde lid.
3 In geval van toepassing van de artikelen 48a tot en met 48g geschieden de mededeling, bedoeld in het eerste lid, en de openbaarmaking, bedoeld in het tweede lid, niet dan nadat last tot tenuitvoerlegging van de beslissing of het betrokken deel daarvan is gegeven.
2 De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten en de griffier ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere verschotten van de Nederlandse orde. De griffier ontvangt bovendien een vergoeding van de Nederlandse orde, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de algemene raad.
3 De overige kosten van het hof van discipline komen ten laste van de Nederlandse orde, met dien verstande dat de kosten die voortvloeien uit beroepen bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder a, door de staat aan de Nederlandse orde worden vergoed.
De voorgaande bepalingen van deze paragraaf, met uitzondering van artikel 46fa, zijn eveneens van toepassing op bezoekende advocaten als bedoeld in artikel 16b, met dien verstande dat:
1. in afwijking van artikel 46 de tuchtrechtspraak in eerste aanleg wordt uitgeoefend door de raad van discipline die bevoegd is ten aanzien van de samenwerkende advocaat en bij gebreke van dien door de raad van discipline in het ressort Den Haag;
2. in afwijking van artikel 48, tweede lid, als maatregelen kunnen worden opgelegd:
a. enkele waarschuwing;
b. berisping;
c. een geldboete;
d. schorsing gedurende ten hoogste één jaar in de bevoegdheid in Nederland de in artikel 16b bedoelde werkzaamheden uit te oefenen;
e. ontzegging van de bevoegdheid in Nederland de in artikel 16b bedoelde werkzaamheden uit te oefenen;
3. het in artikel 48, vijfde lid, bepaalde omtrent openbaarmaking mede van toepassing is op de in het vorige lid onder b tot en met e genoemde straffen;
4. aan de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van de betrokken advocaat mededelingen kunnen worden gevraagd van de nodige gegevens over diens beroepsuitoefening en kennis zal worden gegeven van iedere genomen beslissing, een en ander onverminderd het vertrouwelijke karakter van die inlichtingen.
4 De bevoegde autoriteit van de staat van herkomst wordt in de gevallen, bedoeld in de artikelen 46h, vierde lid, 48f, 49, 56, vijfde lid, 57, eerste lid, 60b, eerste en zevende lid en 60c, derde en vierde lid in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
6 Alvorens jegens de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat een tuchtrechtelijke procedure in te stellen dan wel een procedure inzake de onbehoorlijke praktijkuitoefening aan te vangen, stelt de raad van de orde in het arrondissement waar deze advocaat kantoor houdt de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van die advocaat daarvan onverwijld in kennis en verstrekt zij deze alle dienstige inlichtingen.