Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de gemeenschappelijke voordracht van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
van Onzen Minister van Justitie en van Onzen Minister van Financiën van 25 Maart 1929,
n°. 13194, afdeeling Kunsten en Wetenschappen, van 9 April 1929, 1e Afdeeling C, n°.
885, en van 19 April 1929, n°. 13, Afdeeling Indirecte Belastingen;
Overwegende, dat het wenschelijk is de registers der overledenen, opgemaakt ingevolge
de Ordonnantie eener Belasting op het Regt van Successie van 4 October 1805 en krachtens
het Koninklijk besluit van 23 Januari 1824 onder bewaring van de ambtenaren van den
burgerlijken stand gesteld, naar de Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats te 's-Gravenhage, naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciën over te brengen;
Gelet op artikel 19, tweede lid van de Archiefwet 1918 (Staatsblad n°. 378), gelijk zij gewijzigd is bij de wet van 14 Mei 1928 (Staatsblad n°. 177);
Den Raad van State gehoord (advies van 28 Mei 1929, n°. 20);
Gelet op het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 8 Juni 1929, n°. 2712,
Afdeeling Kunsten en Wetenschappen van 15 Juni 1929, 1e Afdeeling C, n°. 918 en van
2 Juli 1929, n°. 69, afdeeling Indirecte Belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
met intrekking van het Koninklijk besluit van 23 Januari 1824 en van Ons besluit van
18 September 1919 (Staatsblad n°. 576), te bepalen als volgt: