b. een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 138a, 138aa, 138ab, 138b, 138c,
139c, 139d, eerste en tweede lid, 139g, 140, tweede lid, 141a, 137c, derde lid, 137d,
eerste lid, 137e, tweede lid, 137g, tweede lid, 151, 184a, 189a, eerste en derde lid,
251, 254b, 254ba, 254c, 272, 284, eerste lid, 285, eerste lid, 285b, 285c, 285d, 300,
eerste lid, 321, 326c, tweede lid, 326d, 340, 342, 344a, 344b, 347, eerste lid, 350,
350a, 350c, 350d351, 372, 395, 417bis, 420bis.1, 420quater en 420quater.1 van het
Wetboek van Strafrecht;
c. een der misdrijven omschreven in:
artikel 2.66 van de Energiewet;
artikel 8.12, eerste en tweede lid, van de Wet dieren;
de artikelen 175, eerste lid, 176, eerste lid, en 176, tweede lid, voor zover dit
betreft artikel 7, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wegenverkeerswet 1994;
artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag;
de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;
artikel 36 van de Wet op de kansspelen;
de artikelen 10c, 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet;
artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie;
artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod;
artikel 8 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.