Bijzonder reglement van politie voor de Bergsche Maas en het Heusdensch kanaal

Geraadpleegd op 03-10-2024.
Geldend van 29-07-1989 t/m heden

Besluit van 31 Oktober 1894, tot vaststelling van een bijzonder reglement van politie voor de krachtens de wet van 26 Januari 1883 (Staatsblad n°. 4) in aanleg zijnde rivier de Maas, voor zoover die voor het openbaar verkeer is of zal worden opengesteld, en het Heusdensch kanaal

In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk,

Op de voordracht van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 18 Juni 1894, La. B, afdeeling Waterstaat;

Gezien de wet van 28 Februari 1891 (Staatsblad n°. 69) en art. 1 van het Algemeen Reglement van politie voor rivieren, kanalen, havens, sluizen, bruggen en daartoe behoorende werken onder beheer van het Rijk, vastgesteld bij Ons besluit van 13 Augustus 1891 (Staatsblad n°. 158) en gewijzigd bij Ons besluit van 17 April 1894 (Staatsblad n°. 57);

Den Raad van State gehoord (advies van 7 Augustus 1894, n°. 42);

Gelet op het nader rapport van voornoemden Minister van 26 October 1894, n°. 93, afdeeling Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan, vast te stellen het navolgende Bijzonder reglement van politie voor de krachtens de wet van 26 Januari 1883 (Staatsblad n°. 4) in aanleg zijnde rivier de Maas, voor zoover die voor het openbaar verkeer is of zal worden opengesteld, en het Heusdensch kanaal.

Artikel 1

Voor de toepassing van dit en van het Algemeen Reglement worden de tot lossen en laden bestemde inrichtingen in de rivier de Maas met havens gelijkgesteld.

Artikel 2

Vaartuigen mogen alleen geladen en gelost worden op de daartoe bestemde of door de kanaalbeambten aangewezen plaatsen.

Artikel 3

Bij het laden of lossen van vaartuigen mogen de wegen en bermen niet versperd worden.

De schippers der naast elkander liggende vaartuigen zijn verplicht ten gerieve van elkander de noodige ruimte te maken tot het bezigen van lichters en tot het verhalen.

Artikel 4

De schipper van een vaartuig, liggende bij eene aanlegplaats, moet gedoogen, dat een ander vaartuig ter zijde van het zijne komt en daarover gemeenschap met den wal hebbe, mits niet om te laden of te lossen.

Artikel 5

De schipper moet zijn vaartuig, zoodra het geladen of gelost is, terstond doen verhalen, wanneer een ander vaartuig terzelfder plaatse moet geladen of gelost worden.

In geval van gebrek aan ruimte hebben bij gelijktijdige aankomst de vaartuigen, welke komen laden, den voorrang boven die, welke komen lossen.

Artikel 6

Het is verboden op de los- en laadplaatsen andere goederen of voorwerpen neder te leggen dan welke moeten worden ingescheept of zijn ontladen, of goederen te laten liggen na verloop van den door de kanaalbeambten voor de inlading of wegvoering bepaalden termijn.

Artikel 7

Behoudens verkregen rechten is het verboden, zonder vergunning van den Minister, in, op, onder of over de havens, bermslooten, bermen, dijken, kaden, jaagpaden, wegen of andere tot deze rivieren behoorende gronden of werken, eenig werk uit te voeren of te hebben.

Artikel 8

Behoudens verkregen rechten is het verboden zonder schriftelijke vergunning van den hoofdingenieur over de rijksgronden of werken, welke geene openbare wegen zijn, met paarden of andere dieren of met eenig middel van vervoer te rijden, vee te drijven of voorwerpen te vervoeren.

Dit verbod is niet toepasselijk op de voertuigen van de ambtenaren van den waterstaat en van de kanaalbeambten, en voor zooveel de jaagpaden betreft op de jaagpaarden.

Artikel 9

Het is verboden, zonder vergunning van den hoofdingenieur:

  • 1°. de rijksgronden of werken met paarden of ander vee te beweiden of daarop pluimgedierte te laten loopen;

  • 2°. op de rijksgronden of werken, welke geen los- of laadplaatsen zijn, voorwerpen te brengen of te doen verblijven.

Dit verbod geldt niet voor hen, die uit krachte van eene pacht- of huurovereenkomst of eene ingebruikgeving van den grond door den Minister tot die handelingen gerechtigd zijn.

Artikel 10

Het is verboden:

  • 1°. het gebruik der werken te belemmeren of te beletten;

  • 2°. zonder daartoe door de kanaalbeambten te zijn aangezocht, tot hunnen dienst behoorende werkzaamheden te verrichten;

  • 3°. zich op eenig werk te begeven, waartoe de toegang op eene voor ieder blijkbare wijze verboden is;

  • 4°. de aanwijzingen te overtreden, welke betreffende het gebruik der werken door den Minister zijn gegeven en op voor ieder blijkbare wijze met vermelding der daartoe betrekkelijke ministerieele beschikking bij of aan de werken zijn bekend gemaakt;

  • 5°. de bevelen te overtreden, door de kanaalbeambten ter bescherming der werken of ter verzekering van hun doelmatig en veilig gebruik gegeven

Artikel 11

Met afwijking van art. 90, 2de lid, van het Algemeen Reglement, wordt voor deze rivieren bepaald, dat van de bevelen of beslissingen van de kanaalbeambten of van den ingenieur, onverminderd de verplichting om aan de bevelen onmiddellijk te voldoen, hooger beroep is toegelaten op den hoofdingenieur en van dezen op den Minister.

Artikel 12

Met uitbreiding van art. 91, 2de lid, van het Algemeen Reglement, wordt voor deze rivieren bepaald dat een afschrift van het proces-verbaal, zoo mogelijk ook gezonden wordt aan dengeen, die tot de vergoeding der schade gehouden wordt geacht.

De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad geplaatst en aan den Raad van State medegedeeld zal worden.

Het Loo, den 31sten October 1894

EMMA.

De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid,

Van der Sleyden.

Uitgegeven den negenden November 1894.

De Minister van Justitie,

Van der Kaay.