Wij WILLEM II, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben de noodzakelijkheid, om het, krachtens de wet van den 15den December 1838 (Staatsblad n°. 43), bij reglement van openbaar bestuur van den 30sten November 1839 ( Staatsblad n°. 49) vastgesteld en krachtens de wet van den 15den December 1842 (Staatsblad n°. 26) nog in werking zijnde tarief van justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken, door wettelijke bepalingen te doen vervangen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, vast te stellen de navolgende algemeene bepaling en titel, welke zullen uitmaken een gedeelte van het tarief van justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken: