Tweede hoofdstuk. Van meerderjarigheid, emancipatie en geregtelijke adsistentie vóór de invoering van het nieuwe wetboek verkregen
Alle personen, die vóór den dag der invoering van het nieuwe burgerlijk wetboek hunne meerderjarigheid hebben verkregen, blijven meerderjarig, en zullen tot alle handelingen hoegenaamd, dezelfde bekwaamheid hebben, als of zij den vollen ouderdom van 23 jaren hadden bereikt.
Jonge dochters welke bij de invoering der Nederlandsche wetgeving den ouderdom van vijftien jaren hebben bereikt blijven ook na die invoering de bevoegdheid behouden om een huwelijk aan te gaan.
Minderjarigen, die vóór den dag der invoering van het nieuwe burgerlijk wetboek den ouderdom van 16 jaren hebben bereikt, blijven de bevoegdheid behouden hun bij artikel 904 van het Wetboek Napoleon gegeven.
Minderjarigen voor de invoering van het nieuwe burgerlijk wetboek gehuwd, worden op den dag van die invoering meerderjarig.
De regten van minderjarigen die ingevolge de bepalingen van artikel 477 en volgende van het Wetboek Napoleon geëmancipeerd zijn, worden geregeld naar dat wetboek.
1 Meerderjarigen aan welke, ingevolge de bepalingen van den elfde titel van het eerste boek van het Wetboek Napoleon een geregtelijke raadsman is toegevoegd, blijven ook na de invoering der nieuwe wetgeving dien raadsman op denzelfde voet behouden.
Ten aanzien van personen, uit kracht van het besluit van den 12. Februarij 1815 (Staatsblad no. 25), geconfineerd, doch welke niet onder voogdij zijn gesteld of aan welke geen geregtelijke raadsman is toegevoegd, zal na de invoering der Nederlandsche wetgeving nog éénmaal prolongatie van confinement mogen verleend worden, indien daartoe gronden zijn, zonder dat er vooraf in hunne curatele zal behoeven te worden voorzien, mits de vordering daartoe gedaan worde, binnen zes maanden na die invoering.
Derde hoofdstuk. Van de adoptie en officieuse voogdij
Allen, die op den dag der invoering van het nieuw burgerlijk wetboek en naar aanleiding van art. 353 van het wetboek Napoléon, ten overstaan van den vrederegter eene akte van adoptie hebben verleden, kunnen, gedurende den tijd van een jaar na die invoering voortgaan met de akten, volgens het wetboek Napoléon, tot de adoptie vereischt; en zal alzoo, indien daartoe termen zijn, de adoptie plaats hebben.
Indien vóór de invoering van het nieuw burgerlijk wetboek, en naar aanleiding van art. 361 en 363 van het wetboek Napoléon, iemand op eene wettige wijze officieuse voogd is geworden, zullen al de bepalingen, vervat bij het tweede hoofdstuk van den 8sten titel van hetzelve wetboek toepasselijk zijn, zoo wel op den pupil als op den officieusen voogd.
Vierde hoofdstuk. Van de hypotheken en derzelver zuivering, en van de privilegien
De wettelijke hypotheken ten behoeve van getrouwde vrouwen, minderjarige, en andere onder voogdij gestelde personen, onafhankelijk van alle inschrijving onder de Fransche wetgeving ontstaan, het zij dezelve op de oude registers zijn ingeschreven of niet, zullen binnen twee jaren na de invoering der Nederlandsche wetgeving op de nieuwe registers worden ingeschreven.
1 Deze inschrijving zal niet mogen zijn algemeen op de goederen binnen den kring van het kantoor van den hypotheek-bewaarder gelegen, maar zij zal de bijzondere aanduiding moeten bevatten van den aard en van de ligging der goederen, waarop de hypotheek is gevestigd.
De borderellen zullen zijn ingerigt overeenkomstig het bepaalde bij artikel 2153 van het Wetboek Napoleon, doch met inachtneming tevens van de voorschriften van artikel 1231, no. 4, van het Burgerlijk Wetboek
[Red: lees: nieuw Burgerlijk Wetboek]
; zij houden tevens in: de naam, de voornaam, en de qualiteit van den persoon, door wien de inschrijving wordt gevraagd.
Het bepaalde bij artikel 1232 van het nieuw Burgerlijk Wetboek is op de inschrijving dezer hypotheken van toepassing.
2 De toeziende voogden zullen zorgen dat dezelve plaats hebbe, of des noods, zelve inschrijving nemen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn.
Zij kan insgelijks worden genomen door de bloedverwanten van de vrouw of van de minderjarigen of andere onder voogdij gestelden en door de vrouw zelve, ook zonder dat deze daartoe door haren man is gemagtigd en ook door den minderjarigen zelf.
Indien binnen den tijd, bij artikel 14 bepaald, geene inschrijving ten behoeve der minderjarigen of onder voogdij gestelden is genomen, zal zulks alsnog, met inachtneming der bepalingen van artikel 15, 16 en 17 gedurende zes maanden van ambtswege kunnen geschieden door den officier bij de arrondissements-regtbank of door den kanton-regter zoo van de woonplaats van den voogd, als van de ligging der goederen.
Ten gevolge der inschrijving op de bovengemelde wijze gedaan binnen den termijn bij artikel 14 en 20 bepaald, blijft op de goederen, waarop dezelve is genomen, het regt van wettelijke hypotheken benevens de rang bij de Fransche Wetgeving toegekend, verzekerd.
De hierboven vermelde wettelijke hypotheken, welke niet binnen dien bepaalden tijd zijn ingeschreven, zullen van geene kracht zijn, dan te rekenen van den dag waarop die inschrijving later zal hebben plaats gehad.
De bepalingen van artikel 391 en 397 van het nieuwe burgerlijk wetboek zijn op de hierboven vermelde hypotheken ten behoeven van minderjarigen en andere onder voogdij gestelde personen van toepassing.
Zoolang de inschrijving der hypotheken niet is geschied, is de voogd insgelijks bevoegd om overeenkomstig de voorschriften van artikel 390 van het nieuw burgerlijk wetboek zekerheid te stellen voor zijn beheer. Indien de voogd van die bevoegdheid gebruik maakt, zullen de artikelen 393, 394 en 395 van het nieuw burgerlijk wetboek van toepassing zijn.
1 Het regt van wettelijk hypotheek der getrouwde vrouwen en der minderjarigen of andere onder voogdij gestelde personen blijft onafhankelijk van inschrijving, overeenkomstig de fransche wetgeving, stand houden, en wel dat der getrouwde vrouwen tot na den afloop van den termijn bij artikel 14, en dat der minderjarige of andere onder voogdij gestelde personen tot na den afloop van dien bij art. 20 voorgeschreven.
De bepalingen van artikel 2193, 2194 en 2195 van het Wetboek Napoleon, waarbij de wijze van zuivering dezer hypotheken is geregeld, blijven toepasselijk op de vervreemdingen welke, van de zijde der mans of voogden tot dien tijd toe zullen hebben plaats gehad.
De voor de invoering der Nederlandsche wetgeving op de thans bestaande registers gedane inschrijvingen der wettelijke hypotheken aan den staat, de gemeenten en openbare stichtingen toegekend, mitsgaders die der geregtelijke hypotheken zullen ten gevolge dier inschrijving op de bestaande registers van kracht blijven, gedurende twee jaren, te rekenen van den dag dier invoering.
Iedere belanghebbende zal binnen voorgeschreven termijn, de inschrijving op de nieuwe registers kunnen vorderen, van de in het vorige artikel vermelde hypotheken, welke voor de invoering der Nederlandsche wetgeving op de bestaande registers zullen zijn ingeschreven.
Ten gevolge der inschrijving op de bovengemelde wijze binnen den termijn bij artikel 27 vermeld, gedaan, blijft op de goederen waarop dezelve is genomen het regt van wettelijke of geregtelijke hypotheek benevens de rang bij de Fransche wetgeving toegekend, verzekerd.
Wanneer de nieuwe inschrijving eerst na den termijn in art. 27 vermeld, gedaan wordt, heeft de hypotheek slechts kracht en rang van den dag waarop die nieuwe inschrijving zal zijn geschied.
Het bepaalde bij art. 1232 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek is op de nieuwe inschrijving van toepassing.
De wettelijke hypotheken in artikel 27 vermeld, waarvan het regt reeds vroeger was geboren, doch welke voor de invoering der Nederlandsche wetgeving nog niet zijn ingeschreven, zullen op de nieuwe registers, doch na
[Red: lees: naar]
de voorschriften van het Wetboek Napoleon worden ingeschreven, met inachtneming echter van het vastgestelde bij artikel 15 en 16.
De privilegien en geregtelijke hypotheken, waarvan het regt reeds vroeger was geboren, doch die voor de invoering der Nederlandsche wetgeving nog niet waren ingeschreven, mitsgaders de conventionele hypotheken reeds vroeger verleend, doch waarvan de inschrijving voor die invoering nog niet was gedaan, zullen op de nieuwe registers, naar de voorschriften dier wetgeving moeten worden ingeschreven.
De inschrijvingen der hypotheken, welke volgens de Fransche wet voor inkorting vatbaar waren, kunnen, zoo daartoe gronden zijn, worden ingekort overeenkomstig de bepalingen van artikel 2161 en volgende van het Wetboek Napoleon.
1 De inschrijvingen der hypotheken, bij de tegenwoordige wet bedoeld, met uitzondering van die, in artikel 33 en 34 vermeld, zullen geschieden zonder betaling van andere regten dan het loon van den hypotheek-bewaarder.
De bewaarders van het kadaster zijn verpligt om de voor de belanghebbenden, tot de uitvoering dezer wet, noodige inzage hunner registers en andere stukken, aan hen kosteloos te verleenen, en hun tevens die inlichtingen te geven, welke zij zullen behoeven.
Zesde hoofdstuk. Van echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding des huwelijks
2 Indien niettemin de echtgenooten uit krachte van het vastgestelde bij artikel 281 van het Wetboek Napoleon, reeds voor den regter mogten zijn verschenen, kan die echtscheiding worden vervolgd, en uitgesproken, overeenkomstig de voorschriften van dat Wetboek en met dezelfde gevolgen.
Daden, welke volgens het Wetboek Napoleon eene bepaalde oorzaak tot echtscheiding, of tot scheiding van tafel en bed opleveren, doch bij het nieuwe burgerlijk wetboek niet als zoodanig zijn aangemerkt zullen ofschoon zij vóór de invoering der Nederlandsche wetgeving mogten zijn gepleegd echter na dat tijdstip geenen grond tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed kunnen opleveren, ten ware te dier zake reeds onder de Fransche Wetgeving of zes maanden na de invoering der Nederlandsche, een regtsgeding ware aangevangen, of zelfs nog maar een verzoekschrift te dien einde aan den president der regtbank van eersten aanleg ware ingediend.
Daden, welke bij het nieuwe burgerlijk wetboek eene bepaalde oorzaak tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed opleveren, doch als zoodanig, in de Fransche Wetgeving onbekend waren, zullen geene echtscheiding of scheiding van tafel en bed ten gevolge kunnen hebben, indien zij vóór de invoering der Nederlandsche wetgeving hebben plaats gehad.
Niettemin kan de echtscheiding wegens kwaadwillige verlating welke onder de Fransche Wetgeving is aangevangen door de verlatene echtgenoot worden gevorderd na verloop van vijf jaren, na de invoering der Nederlandsche wetgeving.
Indien onder de werking van het Wetboek Napoleon of ook onder die van de Nederlandsche wetgeving, doch ten gevolge van een reeds voor hare invoering aangevangen rechtsgeding eene scheiding van tafel en bed is uitgesproken, zal aan den verweerder ook onder de Nederlandsche wetgeving de bevoegdheid blijven toekomen in artikel 310 van het Wetboek Napoleon gegeven.
De bepalingen der artikelen 549, 550 en 551 van het nieuw burgerlijk wetboek, betreffende de ontbinding des huwelijks ten gevolge van afwezigheid, zijn toepasselijk ook op het geval dat de aldaar bedoelde afwezigheid reeds geheel of ten deele onder de werking van vroegere wetgevingen mogt hebben plaats gehad.