Verzamelbesluit Toeslagen

[Regeling vervallen per 05-11-2024.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 17-07-2024 met terugwerkende kracht tot en met 24-07-2019.]
Geraadpleegd op 07-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 19-03-2020 en zichtdatum 29-07-2025.
Geldend van 23-10-2019 t/m 16-07-2024

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

2. Gemeenschappelijk beleid voor toeslagen

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

2.1. Matiging van de terugvordering van toeslagen

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 23154, datum inwerkingtreding 17-07-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-10-2019.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Als sprake is van een terug te vorderen bedrag aan onverschuldigd betaalde toeslagen, ontstaat een betalingsverplichting voor de belanghebbende ter grootte van dit bedrag aan Dienst Toeslagen. Het uitgangspunt in artikel 26 Awir is dat het volledige bedrag aan toeslag dat te veel is betaald of verrekend, wordt teruggevorderd. In dit artikel is echter niet dwingend voorgeschreven dat Dienst Toeslagen altijd het volledige bedrag dat te veel is betaald, van de belanghebbende moet terugvorderen. Artikel 26, tweede lid, Awir bepaalt dat voor zover de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige terugvordering onevenredig zijn in verhouding tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, Dienst Toeslagen een lager bedrag kan terugvorderen.

Dit betekent dat Dienst Toeslagen op grond van artikel 3:4 Awb en 13b, eerste lid, Awir de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen. Als uit een dergelijke belangenafweging volgt dat gehele terugvordering onevenredig is, kan Dienst Toeslagen afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering matigen.

In het kader van deze belangenafweging spelen de volgende omstandigheden doorgaans een relevante rol: oorzaak van de terugvordering, gevolgen van de terugvordering, rol van de belanghebbende en Dienst Toeslagen (bij het ontstaan van de terugvordering) – inclusief (systeem)fouten – en voorzienbaarheid. Deze opsomming is niet limitatief.

Hierna zijn verschillende omstandigheden uitgewerkt die kunnen maken dat een terugvordering in een specifiek geval onevenredig is, dan wel juist niet onevenredig wordt geacht.

Van een onevenredige terugvordering kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

  • een derde (bijvoorbeeld een kinderopvangorganisatie) fraudeert zonder medeweten en (directe) betrokkenheid van de belanghebbende;

  • een derde identiteitsfraude pleegt en op naam en buiten medeweten van de belanghebbende de toeslag aanvraagt en de toeslag aantoonbaar – geheel of gedeeltelijk – niet ten gunste van de belanghebbende komt;

  • een door belanghebbende redelijkerwijze niet (meer) te herstellen geringe formele tekortkoming (zoals het ontbreken van een handtekening in een contract) heeft geleid tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het recht op toeslagen, terwijl aan alle materiële eisen voor de betreffende toeslag is voldaan. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid als de belanghebbende na herhaalde verzoeken van Dienst Toeslagen de geringe formele tekortkoming niet heeft hersteld, terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid was;

  • een terugvordering het gevolg is van het ontstaan van toeslagpartnerschap op grond van artikel 3, tweede lid, onderdeel e, Awir vanwege het vertrek van een derde volwassene, voor zover de terugvordering ziet op het met terugwerkende kracht aanmerken van deze toeslagpartner op grond van het tot 1 januari 2021 geldende artikel 3, derde lid, Awir.

Deze opsomming is niet limitatief. Op basis van ervaringen uit de praktijk kan deze opsomming worden aangevuld.

Van een onevenredige terugvordering is in beginsel geen sprake als:

  • de belanghebbende te kwader trouw is;

  • de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijk afgenomen aantal uren kinderopvang en het aantal uren kinderopvang op basis waarvan het voorschot kinderopvangtoeslag is berekend in dat berekeningsjaar;

  • de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend;

  • de terugvordering het gevolg is van het overschrijden van een vermogensgrens;

  • de belanghebbende de terugvordering vanwege ontoereikende financiële middelen niet kan voldoen;

  • de terugvordering het gevolg is van een wettelijke bepaling die in een later berekeningsjaar in het voordeel van belanghebbende is gewijzigd, zoals een gewijzigde inkomens- of vermogensgrens.

Ook deze opsomming is niet limitatief. Op basis van ervaringen uit de praktijk kan deze opsomming worden aangevuld. Het uitgangspunt bij bovenstaande situaties is dat deze op zichzelf niet tot matiging van de terugvordering leiden. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan er bij de aanwezigheid van aanvullende omstandigheden na een belangenafweging echter toch reden zijn de terugvordering te matigen. Daarbij geldt dat een combinatie van factoren – die ieder op zichzelf beschouwd geen onevenredige terugvordering opleveren – in samenhang wel kunnen leiden tot het oordeel dat er sprake is van een voor de belanghebbende onevenredige terugvordering die moet worden gematigd.

De financiële situatie of financiële problemen van een belanghebbende die terugbetaling van toeslagen verhinderen, zullen in het algemeen niet leiden tot een matiging van de terugvordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling. Met een dergelijke regeling op maat kan in het specifieke geval het noodzakelijke maatwerk worden geboden voor zover de financiële omstandigheden van een belanghebbende ontoereikend zijn om de (gehele) terugvordering te voldoen.

Matigen in de praktijk

Als Dienst Toeslagen oordeelt dat sprake is van een onevenredige terugvordering, moet hiermee – waar passend – bij het opleggen van de terugvordering rekening worden gehouden door af te zien van de terugvordering of door de terugvordering te matigen. Of de terugvordering daarbij geheel of gedeeltelijk wordt gematigd, is afhankelijk van in welke mate de terugvordering in het specifieke geval onevenredig is. Dienst Toeslagen zal de belanghebbende, indien de omstandigheden daartoe noodzaken, de gelegenheid bieden om zijn zienswijze te geven ten aanzien van het voorgenomen besluit tot matiging van de terugvordering. Het uitgangspunt is dat de belanghebbende de relevante omstandigheden die maken dat de terugvordering onevenredig is, moet aandragen en bewijzen.

Het kan voorkomen dat een terugvordering die wordt gematigd, (deels) al door belanghebbende is terugbetaald, ofwel dat hierop een verrekening heeft plaatsgevonden. Indien hiervan sprake is, zal deze terugbetaling of verrekening worden teruggedraaid.

Na het matigen van een terugvordering kan er in voorkomende gevallen een nieuwe beschikking volgen waarin het (voorlopig) recht op een toeslag hoger of lager wordt vastgesteld ten opzichte van de voorgaande beschikking. Indien er sprake is van een opwaartse herziening van het (voorlopig) recht op een toeslag, zal bij de uitbetaling hiervan rekening gehouden worden met een eerder gematigde terugvordering. Uitbetaling vindt plaats voor zover de opwaartse herziening hoger is dan het bedrag van de eerdere matiging. Hiermee wordt (zoveel mogelijk) voorkomen dat een belanghebbende feitelijk meer toeslag ontvangt dan waar hij recht op heeft. Een eerder gematigde terugvordering zal overigens niet alsnog (gedeeltelijk) worden teruggevorderd voor zover het gematigde bedrag hoger is dan opwaartse herziening van de toeslag.

Voorbeeld: Een belanghebbende ontvangt € 1.000 voorschot zorgtoeslag. Nadien wordt het voorschot herzien naar € 0 en ontvangt belanghebbende een terugvorderingsbeschikking van € 1.000. Deze terugvordering wordt vervolgens volledig gematigd, waardoor belanghebbende niks hoeft terug te betalen. Nadien wordt het recht op zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 500. Deze € 500 wordt niet uitbetaald, belanghebbende heeft immers al meer ontvangen dan waar hij recht op heeft.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 23154, datum inwerkingtreding 17-07-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 23-10-2019.

2.2. Toetsingsinkomen bij kwijtscheldingswinsten

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

2.3. Omzetting leenbijstand particulieren naar gift

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

2.4. Uitzondering partnerschap bij mantelzorg

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

3. Kinderopvangtoeslag

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

4. Huurtoeslag

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

4.1. Overschrijding vermogensgrens door toerekening gezamenlijke grondslag sparen en beleggen

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

4.2. Verworven recht huurtoeslag

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 23154, datum inwerkingtreding 17-07-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-07-2019.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De huurprijs die een huurder per maand is verschuldigd, is van invloed op het recht op huurtoeslag.1 Er bestaat in beginsel geen recht op huurtoeslag als de huurprijs hoger is dan de voor het betreffende berekeningsjaar vastgestelde maximale rekenhuur.2 Hierop bestaan drie uitzonderingen.3 Een van die uitzonderingen is de situatie waarin sprake is van een zogenoemd verworven recht.4 Een overschrijding van de rekenhuur is toegestaan als de huurder eerder een huurtoeslag ten aanzien van de desbetreffende woning is toegekend. Dit betekent dat huurders die eenmaal huurtoeslag ontvangen, niet meer buiten de huurtoeslag vallen door de enkele stijging van de huur boven de maximale huurgrens. Voor de beoordeling of er sprake is van verworven recht is alleen het moment waarop de maximale huurgrens wordt overschreden relevant.

Op 24 juli 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat een eenmaal verworven recht niet vervalt als nadien de huurtoeslag voor de betreffende woning op enig moment onderbroken wordt wegens een te hoog toetsingsinkomen of vermogen.5 De geautomatiseerde systemen van Dienst Toeslagen bleken in de jaren 2012 tot en met 2017 al overeenkomstig deze uitleg door de Raad van State uit te werken. Dit leidt tot de unieke situatie dat een meerderheid van de aanvragen huurtoeslag – die via het geautomatiseerde systeem is beoordeeld – gunstiger is behandeld dan de minderheid die niet via het geautomatiseerde systeem is beoordeeld. Gelet hierop acht ik het wenselijk om ook aan de benadeelde minderheid tegemoet te kunnen komen. Om die reden voorzie ik voor deze situaties in een herzieningsmogelijkheid voor op 24 juli 2019 onherroepelijk vaststaande tegemoetkomingen huurtoeslag.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 23154, datum inwerkingtreding 17-07-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-07-2019.

4.2.1. Herziening van op 24 juli 2019 onherroepelijk vaststaande tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 23154, datum inwerkingtreding 17-07-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-07-2019.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In beginsel is een herziening in het voordeel van de belanghebbende van een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden niet mogelijk als die herziening voortvloeit uit jurisprudentie die eerst is gewezen nadat die tegemoetkoming onherroepelijk is geworden. Zo nodig kan de Minister van Financiën, in overeenstemming met de ministers die het aangaat, anders bepalen.

Over de toepassing van artikel 5a, onderdeel b, UR Awir bepaal ik het volgende. Bij wijze van uitzondering is herziening van een toegekende of herziene tegemoetkoming huurtoeslag die op 24 juli 2019 of daarvoor onherroepelijk is geworden wel mogelijk als die herziening voortvloeit uit toepassing van de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juli 2019. Artikel 5a UR Awir blijft voor het overige onverkort van toepassing. Dit betekent dat herziening op basis van dit besluit in beginsel niet meer mogelijk is indien vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de huurtoeslag betrekking heeft.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 23154, datum inwerkingtreding 17-07-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-07-2019.

4.3. Huurtoeslag voor (half)wezen jonger dan 23 jaar

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

5. Ingetrokken besluit

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

6. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

7. Citeertitel

[Regeling vervallen per 05-11-2024]

[Treedt in werking op 17-07-2024]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het wijzigingenoverzicht.

  1. Artikel 5 jo. artikel 13 Wht. ^ [1]
  2. Artikel 13, eerste lid, Wht. ^ [2]
  3. Artikel 13, tweede lid, Wht ^ [3]
  4. Artikel 13, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Wht. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2022 gewijzigd. ^ [4]
  5. ABRvS 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2528. ^ [5]