Een slachtoffer van een strafbaar feit kan verschillende hoedanigheden hebben. Het
Wetboek van Strafvordering kent rechten toe aan een bepaalde hoedanigheid van het slachtoffer. Die hoedanigheden
zijn: slachtoffer zoals gedefinieerd in artikel 51a Sv, benadeelde partij, rechtstreeks belanghebbende, spreekgerechtigde, klachtgerechtigde,
getuige, nabestaande en familielid. Welke rechten een slachtoffer van een strafbaar
feit heeft, hangt af van zijn hoedanigheid.
In deze Aanwijzing wordt met slachtoffer bedoeld het slachtoffer zoals gedefinieerd
in artikel 51a Sv, tenzij anders aangegeven. Onder artikel 51a lid 1 onder a Sv vallen twee categorieën
slachtoffers: rechtstreekse slachtoffers en niet-rechtstreekse slachtoffers. Een rechtstreeks
slachtoffer (sub 1°) is degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit
vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Een rechtspersoon kan ook een rechtstreeks
slachtoffer zijn. Een niet-rechtstreeks slachtoffer (sub 2°) is de nabestaande van
een overleden rechtstreeks slachtoffer.
Elk slachtoffer in de zin van artikel 51a Sv kan zich ook voegen als benadeelde partij. Zowel voor de hoedanigheid van slachtoffer in de zin van artikel 51a Sv als voor
de hoedanigheid van benadeelde partij is van belang dat het slachtoffer 1) schade
heeft geleden en 2) de schade het rechtstreekse gevolg is van een strafbaar feit. Onder schade valt naast materiele schade ook immateriële schade zoals geestelijke
letsel, shockschade en schade na ernstige normschendingen. Van rechtstreekse schade
is sprake indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade
voldoende verband bestaat. De schade hoeft geen betrekking te hebben op de voorwerpen
die in de bewezenverklaring zijn vermeld, bij vermogensschade is de schade niet beperkt
tot het bedrag dat door de verdachte is verworven en niet is vereist dat het slachtoffer
is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt
beschermd.
De hoedanigheid van rechtstreeks belanghebbende omvat alle slachtoffers in de zin
van artikel 51a Sv. Verder valt onder rechtstreeks belanghebbende ook de rechtspersoon die krachtens
zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat
door de beslissingen van het openbaar ministerie wordt getroffen. In bepaalde gevallen
kunnen ook familieleden van het rechtstreekse slachtoffer, gesubrogeerde verzekeraars
en de verdachte als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt.
De hoedanigheid van spreekgerechtigde omvat alle slachtoffers in de zin van artikel 51a Sv die slachtoffer zijn van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en van enkele in artikel 51e lid 1 Sv genoemde misdrijven met een lager strafmaximum. In aanvulling daarop zijn krachtens
artikel 51e lid 3 Sv ook de vader, moeder of verzorgende van een niet-overleden minderjarig
slachtoffer van bovenstaande misdrijven spreekgerechtigd. Krachtens artikel 51e lid
4 zijn eveneens spreekgerechtigd verzorgenden van een overleden slachtoffer en personen
uit het gezin van het overleden slachtoffer die een nauwe persoonlijke betrekking
met dit slachtoffer hadden.
De hoedanigheid van klachtgerechtigde ziet op degene die een klacht kan indienen inzake
een klachtdelict. Klachtgerechtigd is degene tegen wie het feit is begaan (artikel 64 Sr). In de in artikel 65 Sr bepaalde gevallen zijn de wettige vertegenwoordiger van het slachtoffer of bepaalde
nabestaanden van het slachtoffer klachtgerechtigd.
De hoedanigheid van getuige is voor elk slachtoffer dat aangifte heeft gedaan van
een strafbaar feit (aangever) of tijdens een verhoor een verklaring heeft afgelegd
die redelijkerwijs van belang kan zijn voor de door de rechter te nemen beslissingen.
In de hoedanigheid van getuige heeft het slachtoffer de rechten en plichten van een
getuige, zoals het verschoningsrecht en de plicht te verschijnen na dagvaarding als
getuige.
Familieleden van overleden rechtstreekse slachtoffers zijn nabestaanden en daarmee
slachtoffers in de zin van artikel 51a Sv. Familieleden van niet-overleden rechtstreekse slachtoffers zijn geen slachtoffers
in de zin van artikel 51a Sv, tenzij de familieleden schade (zoals shockschade) hebben
opgelopen als rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. Familieleden zijn in artikel
51a lid 1 onder b Sv gedefinieerd als: de echtgenoot, de geregistreerde partner dan
wel andere levensgezel van het slachtoffer, de bloedverwanten in de rechte lijn, de
bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad en de personen die van het
slachtoffer afhankelijk zijn. Familieleden van niet-overleden rechtstreekse slachtoffers
hebben recht op toegang tot instellingen voor slachtofferhulp en recht op beschermingsmaatregelen.
Een deel van de familieleden die geen slachtoffer zijn in de zin van artikel 51a Sv
kan affectieschade vorderen (artikel 6:107 BW). Het gaat om de volgende naasten van een rechtstreeks slachtoffer met ernstig en
blijvend letsel: de echtgenoot/geregistreerd partner, levensgezel, ouder, kind, duurzaam
verzorgende, duurzaam verzorgde en elk ander persoon met een zodanig nauwe relatie
tot het rechtstreeks slachtoffer dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid
voortvloeit dat deze persoon als naaste kan worden aangemerkt