Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel d, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking
tot het uitoefenen van de bevoegdheid om een grens vast te stellen op grond van artikel 50, tweede lid, van de Wmg.
Gelet op artikel 52, aanhef en onderdeel f, van de Wmg worden grenzen, als bedoeld in artikel 50, tweede lid, Wmg, die uit deze beleidsregel voortvloeien ambtshalve door de NZa vastgesteld.
Gelet op artikel 59, aanhef en onderdeel c, van de Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met een brief van 7 juli
2016, met kenmerk 984908-152560-MC ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een
aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven.
Gelet op artikel 59, aanhef en onderdeel c, van de Wmg, heeft de Minister voor Medische Zorg met brieven van 3 juli 2019, met kenmerk 1549124-192760-PZO
en van 29 juni 2020, met kenmerk 1708250-207156-PZO, ten behoeve van de voorliggende
beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven.
Gelet op artikel 59, aanhef en onderdeel c, van de Wmg, heeft de Minister voor Medische Zorg met een brief van 4 juni 2021, met kenmerk
2369290-1009887-PZO ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op
grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven.
Gelet op artikel 59, aanhef en onderdeel c, van de Wmg, heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport met brief van 18 mei 2022, met kenmerk
3366568-1028982-PZO, ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op
grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven. Deze aanwijzing dateert van 18 mei 2022 en heeft als kenmerk
3366568-1028982-PZo.