Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie

[Regeling vervalt per 01-01-2026.]
Geraadpleegd op 10-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2023 en zichtdatum 15-07-2025.
Geldend van 01-07-2023 t/m 31-12-2023

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 juni 2023, kenmerk 3608755-1047372-PDCV, houdende het verstrekken van een specifieke uitkering aan GGD’en voor het in stand houden van een infrastructuur ten behoeve van de basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie en het toedienen van COVID-19-vaccinaties

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie: een door de Minister met de GGD’en afgestemde hoeveelheid aan COVID-19-vaccinaties die wekelijks beschikbaar moeten zijn;

  • dienst van algemeen economisch belang: dienst als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • Gezondheidsraad: de Gezondheidsraad, genoemd in artikel 21 van de Gezondheidswet;

  • GGD: gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;

  • infrastructuur: voorzieningen benodigd voor het kunnen aanbieden, uitvoeren en registreren van COVID-19-vaccinaties;

  • Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • medische dienst: staf van artsen werkzaam in een zorginstelling die de medische eindverantwoordelijkheid dragen voor de bewoners van de zorginstelling;

  • mobiele vaccinatieteams: de door GGD’en ingezette teams van zorgverleners die niet gebonden zijn aan een vaste vaccinatielocatie, maar ingezet worden voor het vaccineren van patiënten woonachtig in zorginstellingen zonder eigen medische dienst en niet-mobiele thuiswonenden of andere specifieke groepen die moeilijk bereikt kunnen worden;

  • niet-mobiele thuiswonenden: personen die thuis wonen en niet vervoerd kunnen worden of alleen liggend per ambulance vervoerd kunnen worden;

  • OMT-V: Outbreak Management Team Vaccinatie;

  • RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport genoemd in artikel 2 van de Wet op het RIVM;

  • SiSa: Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole als wijze waarop provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen zich jaarlijks verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen of provinciale middelen;

  • uitkering: een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet;

  • zorginstelling: instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen.

Artikel 3. Uitkering basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie

  • 1 De Minister verstrekt per GGD een uitkering voor het toedienen van COVID-19-vaccinaties conform de basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie en het in stand houden van een infrastructuur in de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023.

  • 2 De uitkering per GGD bedraagt ten hoogste het bedrag zoals genoemd in de tweede kolom van de tabel in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 4. Aanvullende uitkering COVID-19-vaccinatiecampagne

  • 1 De Minister kan naar aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad of het OMT-V, in aanvulling op de uitkering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan een GGD een uitkering verstrekken voor het toedienen van vaccinaties in het kader van een COVID-19-vaccinatiecampagne en de daarbij benodigde opschaling van de infrastructuur.

  • 2 De uitkering per GGD bedraagt ten hoogste het bedrag zoals genoemd in de derde kolom van de tabel in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 5. Dienst van algemeen economisch belang

De activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4, eerste lid, worden aangewezen als dienst van algemeen economisch belang, met de uitvoering waarvan wordt belast de GGD die daarvoor een uitkering ontvangt.

Artikel 6. Dubbelfinanciering

Er wordt geen uitkering verstrekt aan een GGD voor activiteiten waarvoor hij al een vergoeding van overheidswege ontvangt.

Artikel 7. Aanvraag, verlening en bevoorschotting

  • 1 De Minister verleent de uitkering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, ambtshalve uiterlijk 31 juli 2023.

  • 3 Voor de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4 De termijn voor het indienen van de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, bedraagt 6 weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de Minister zijn besluit tot een COVID-19-vaccinatiecampagne aan de GGD heeft bekendgemaakt.

  • 5 De Minister besluit binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in het tweede lid.

  • 6 Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval voor welke activiteiten de uitkering wordt verleend, het bedrag van de uitkering, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 7 De Minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 8. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

  • 1 De GGD doet de Minister uiterlijk 4 weken na afloop van elk kwartaal na ontvangst van een uitkering verslag over de realisatiecijfers van de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, volgens een door de Minister vastgesteld format.

  • 2 Onverminderd het eerste lid informeert de GGD de Minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten en de daaraan verbonden kosten waarvoor een uitkering is verleend.

  • 3 De GGD vraagt schriftelijke toestemming aan de Minister om de infrastructuur, waarvoor een uitkering is verstrekt, in te zetten voor vaccinaties anders dan COVID-19-vaccinaties.

  • 4 In het kader van de aanvullende uitkering, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, draagt de GGD er zorg voor:

    • a. dat de organisatie, voortgang en planning van het toedienen van COVID-19-vaccinaties in het kader van een vaccinatiecampagne onder regie van het RIVM wordt uitgevoerd;

    • b. dat zij meewerkt aan de voorlichting door het RIVM over de vaccinatiecampagne, die door de Minister of door een andere organisaties in opdracht van de Minister wordt uitgevoerd.

  • 5 In aanvulling op het vierde lid kan de Minister bij de verlening van de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, nadere verplichtingen opleggen.

Artikel 9. Verantwoording

  • 2 In geval de GGD de infrastructuur voor vaccinaties anders dan COVID-19-vaccinaties inzet, rekent de GGD de aan de infrastructuur verbonden kosten naar verhouding toe aan deze andere inzet.

Artikel 10. Vaststelling en terugvordering

  • 1 De Minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de informatie ten behoeve van de verantwoording, bedoeld in artikel 9, eerste lid, over de vaststelling van de uitkering.

  • 2 Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn uitgevoerd en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 3 Indien de informatie ten behoeve van de verantwoording te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, kan de Minister de uitkering op een lager bedrag vaststellen, aan de hand van de gegevens die tot het besluit tot vaststelling beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 11. Hardheidsclausule

De Minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2023, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juli 2023.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op uitkeringen die op grond van de regeling zijn verleend.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.J. Kuipers

Bijlage Lijst van maximale uitkeringsbedragen per GGD voor het in stand houden van de infrastructuur ten behoeve van de basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie

Onderstaand is een lijst opgenomen waarin GGD’en staan en het maximale uitkeringsbedrag dat zij kunnen ontvangen op grond van artikel 3, eerste lid, en artikel 4, eerste lid.

De bedragen zijn per GGD gebaseerd op door hen ingediende en met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgestemde begrotingen. Voor de uitkering basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie is in de begrotingen rekening gehouden met het kunnen faciliteren van 10.000 vaccinaties per week met opschalingsmogelijkheid.

Voor de aanvullende uitkering COVID-19-vaccinatie is rekening gehouden met 300.000 vaccinaties per week in een periode van 12 weken als wordt besloten tot een vaccinatiecampagne. Hierbij is rekening gehouden met een doelgroep die vergelijkbaar is met de doelgroep van de najaarsronde voor COVID-19-vaccinaties in 2022, met een opkomstpercentage van 59%.

 

Uitkering basiscapaciteit COVID-19-vaccinatie (artikel 3, tweede lid)

Aanvullende uitkering COVID-19-vaccinatie campagne (artikel 4, tweede lid)

Totaal

€ 71.507.000

€ 119.673.000

Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ

€ 1.259.000

€ 2.555.000

GGD Amsterdam

€ 5.606.000

€ 20.441.000

GGD Brabant-Zuidoost

€ 3.045.000

€ 4.165.000

GGD Drenthe

€ 1.945.000

€ 3.883.000

GGD Flevoland

€ 647.000

€ 892.000

GGD Fryslân

€ 2.036.000

€ 4.798.000

GGD Gelderland-Zuid

€ 2.444.000

€ 4.632.000

GGD Gooi en Vechtstreek

€ 554.000

€ 752.000

GGD Groningen

€ 1.907.000

€ 1.559.000

GGD Haaglanden

€ 1.809.000

€ 5.533.000

GGD Hart voor Brabant

€ 4.934.000

€ 4.137.000

GGD Hollands-Midden

€ 4.012.000

€ 5.431.000

GGD Hollands-Noorden

€ 2.163.000

€ 3.754.000

GGD IJsselland

€ 1.839.000

€ 3.301.000

GGD Kennemerland

€ 1.241.000

€ 7.098.000

GGD Limburg-Noord

€ 1.019.000

€ 3.533.000

GGD Noord- en Oost-Gelderland

€ 4.060.000

€ 6.420.000

GGD Regio Utrecht

€ 4.959.000

€ 7.901.000

GGD Rotterdam-Rijnmond

€ 5.877.000

€ 11.207.000

GGD Twente

€ 5.626.000

€ 1.635.000

GGD West-Brabant

€ 4.086.000

€ 5.294.000

GGD Zaanstreek/Waterland

€ 3.001.000

€ 664.000

GGD Zeeland

€ 2.585.000

€ 5.010.000

GGD Zuid-Limburg

€ 908.000

€ 1.505.000

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

€ 3.946.000

€ 3.575.000