Subsidieregeling onderzoeks- en verbetercultuur funderend onderwijs 2023–2027

[Regeling vervalt per 01-11-2027.]
Geraadpleegd op 21-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-03-2023 en zichtdatum 30-04-2024.
Geldend van 01-11-2022 t/m 01-09-2023

Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 8 oktober 2022, nr. VO/34073685, houdende regels voor de subsidieverstrekking voor het gericht werken aan een onderzoeks- en verbetercultuur in het funderend onderwijs (Subsidieregeling onderzoeks- en verbetercultuur funderend onderwijs 2023–2027)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

  • onderzoeks- en verbetercultuur: cultuur die stimuleert dat alle betrokkenen, zowel intern als extern, zich richten op het definiëren en behalen van de gewenste kwaliteit door middel van een constructief-kritische houding en continu streven naar de daarvoor zo nodig vereiste kwaliteitsverbeteringen;

  • onderzoeksfase: schooljaren 2024/2025, 2025/2026 en 2026/2027;

  • O&O-scholen: onderzoek- en ontwikkelscholen in het programma Ontwikkelkracht;

  • organisatie: organisatie, niet zijnde school, onderwijsinstelling of gemeente, met aantoonbare ervaring op het gebied van het begeleiden van scholen om gericht te werken aan een onderzoeks- en verbetercultuur;

  • pilotjaar: schooljaar 2023/2024;

  • programma Ontwikkelkracht: programma dat is gericht op het versterken van de kennisinfrastructuur in het Nederlands onderwijs;

  • school: school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Hoofdstuk 2. Subsidie pilotjaar

Artikel 2.1. Te subsidiëren activiteiten en maximaal subsidiebedrag

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister kan aan ten hoogste twee organisaties een subsidie verstrekken voor het gericht werken aan een onderzoeks- en verbetercultuur binnen het programma Ontwikkelkracht in het pilotjaar, aan de hand van een werkwijze. De werkwijze wordt tijdens het pilotjaar door de subsidieontvanger op tien scholen toegepast.

  • 2 Het subsidiebedrag per organisatie bedraagt ten hoogste € 200.000,–.

  • 3 De volgende kosten komen in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

    • a. kosten, inclusief voorbereidingskosten, verbonden aan het begeleiden van scholen in de onderzoek- en verbetertrajecten;

    • b. kosten verbonden aan het begeleiden en organiseren van bijeenkomsten met deelnemende scholen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2023, 24245, datum inwerkingtreding 02-09-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2022.

1 De minister kan aan ten hoogste twee organisaties een subsidie verstrekken voor het gericht werken aan een onderzoeks- en verbetercultuur binnen het programma Ontwikkelkracht in het pilotjaar, aan de hand van een werkwijze. De werkwijze wordt tijdens het pilotjaar door de subsidieontvanger op ten minste twaalf scholen toegepast.

2 Het subsidiebedrag per organisatie bedraagt ten hoogste € 252.500,–.

Artikel 2.2. Subsidieplafond

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 2.1 is op grond van deze regeling in totaal een bedrag van € 400.000,– beschikbaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2023, 24245, datum inwerkingtreding 02-09-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2022.

Voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 2.1 is op grond van deze regeling in totaal een bedrag van € 505.000,– beschikbaar.

Artikel 2.3. Subsidieaanvraag pilotjaar

  • 1 Een organisatie kan van 1 november 2022 tot en met 1 december 022 een aanvraag indienen voor de subsidie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid. Aanvragen die worden ontvangen na 1 december 2022, worden afgewezen.

  • 2 De aanvraag bevat een activiteitenplan en een begroting voor het pilotjaar. In aanvulling op hoofdstuk 3 van de Kaderregeling bevat het activiteitenplan een beschrijving van:

    • a. de samenhang van de uitvoering van de werkwijze met de andere onderdelen van het programma Ontwikkelkracht;

    • b. de manier waarop de werkwijze bijdraagt aan het versterken van de onderzoeks- en verbetercultuur op de scholen;

    • c. de rolverdeling en verantwoordelijkheid van de eventuele samenwerkingspartners.

  • 3 Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl.

Artikel 2.4. Beoordeling subsidieaanvraag pilotjaar

  • 1 De minister verdeelt het beschikbare bedrag na onderlinge afweging van de subsidieaanvragen op basis van de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage 1. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen worden punten toegekend, met een maximum van 100 punten per aanvraag. De aanvragen met een hoger aantal punten worden daarbij hoger in de rangschikking geplaatst.

  • 2 Indien twee of meer aanvragen op een gelijke positie worden gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van deze aanvragen door middel van loting bepaald.

  • 3 De weging van de verschillende beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage 1, is als volgt: onderdeel B weegt voor 40 procent mee. Onderdelen A, C en D ieder voor 20 procent.

  • 4 Een aanvraag komt alleen in aanmerking voor subsidieverlening indien op elk onderdeel van de beoordelingscriteria ten minste zestig procent van de punten zijn behaald.

Artikel 2.5. Verplichtingen subsidie pilotjaar

Aan de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de subsidieontvanger werkt samen met andere uitvoerders binnen het programma Ontwikkelkracht, waaronder het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek en Education Lab, en neemt zitting in het programmateam van het programma Ontwikkelkracht;

  • b. de subsidieontvanger verstrekt waar nodig informatie aan het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht en werkt mee aan evaluaties en monitoring;

  • c. de subsidie wordt in het pilotjaar besteed;

  • d. de subsidieontvanger zendt aan de minister vóór 1 mei 2024 een voortgangsrapportage over het pilotjaar. Hiervoor dient de subsidieontvanger gebruik te maken van een format dat DUS-I ontwikkelt.

Artikel 2.6. Verlening en bevoorschotting

  • 1 De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid.

  • 2 De minister verleent een voorschot van 100% en betaalt per kwartaal een gelijk deel van het subsidiebedrag.

Artikel 2.7. Verantwoording

  • 2 De subsidieontvanger toont voor 1 oktober 2024 op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Hoofdstuk 3. Subsidie onderzoeksfase

Artikel 3.1. Te subsidiëren activiteiten en maximaal subsidiebedrag

  • 1 Na het pilotjaar beslist de minister over voortzetting van het verder uitvoeren van de werkwijze op 240 scholen per subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, in de onderzoeksfase.

  • 2 Indien het in het eerste lid bedoelde besluit positief is, kan de minister aan organisaties aan wie eerder op grond van artikel 2.1, eerste lid, subsidie is verstrekt, eveneens subsidie verstrekken voor het uitvoeren van de werkwijze in de onderzoeksfase. Indien de minister negatief besluit over voortzetting van het verder uitvoeren van de werkwijze in de onderzoeksfase door een organisatie, ontvangt die organisatie geen subsidie voor de onderzoeksfase.

  • 3 Het subsidiebedrag per organisatie bedraagt ten hoogste € 4.800.000,–. Artikel 2.1, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.2. Subsidieplafond

Voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 3.1 is op grond van deze regeling in totaal een bedrag van € 9.600.000,– beschikbaar.

Artikel 3.3. Subsidieaanvraag onderzoeksfase

  • 1 Een organisatie aan wie eerder op grond van artikel 2.1 subsidie is verstrekt, kan, indien het besluit van de minister, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, positief is, subsidie aanvragen voor de onderzoeksfase. Daartoe kan de organisatie vóór 15 juni 2024 een subsidieaanvraag indienen bij de minister.

Artikel 3.4. Beoordeling subsidieaanvraag onderzoeksfase

De minister verdeelt het beschikbare bedrag na beoordeling van de subsidieaanvragen op basis van de voortgangsrapportage, bedoeld in artikel 2.5, sub d, een onafhankelijk onderzoek door een externe partij en de aanvraag, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.

Artikel 3.5. Verplichtingen subsidie onderzoeksfase

  • 1 Aan de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a. de subsidieontvanger werkt samen met andere uitvoerders binnen het programma Ontwikkelkracht, waaronder het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek en Education Lab, en neemt zitting in het programmateam van het programma Ontwikkelkracht;

    • b. de subsidieontvanger verstrekt waar nodig informatie aan het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht en werkt mee aan evaluaties en monitoring;

    • c. de subsidie wordt in 2024 tot en met 2027 besteed;

    • d. de subsidieontvanger zendt jaarlijks vóór 1 oktober een voortgangsrapportage aan de minister, waarin verslag wordt gedaan van de realisatie van de in de activiteitenplannen genoemde activiteiten met de bijbehorende budgetuitputting van het betreffende jaar in een financieel verslag.

    • e. de subsidieontvanger zendt voor 1 januari 2028 een eindrapportage aan de minister, waarin verslag wordt gedaan van de realisatie van de in de activiteitenplannen genoemde activiteiten met de bijbehorende budgetuitputting van de onderzoeksfase in een financieel verslag.

Artikel 3.6. Verlening en bevoorschotting

  • 1 De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid.

  • 2 De minister verleent een voorschot van 100% en betaalt per kwartaal een gelijk deel van het subsidiebedrag.

Artikel 3.7. Verantwoording

  • 2 De subsidieontvanger toont voor 1 januari 2028 op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 november 2027, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die op grond van de regeling zijn verstrekt.

Artikel 4.2. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling onderzoeks- en verbetercultuur funderend onderwijs 2023–2027.

Deze regeling zal met de bijlage alsmede de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

A.D. Wiersma

Bijlage 1. behorende bij artikel 2.4. beoordelingscriteria subsidieregeling onderzoeks- en verbetercultuur funderend onderwijs 2023–2027

Deel A – Omschrijving werkwijze (algemeen)

  • 1. De organisatie beschrijft waarom en hoe hun voorstel bijdraagt aan het doel van de subsidieregeling.

  • 2. De organisatie geeft haar visie op de wijze waarop het doel van activiteiten ook in de toekomst kan worden nagestreefd, en maakt aannemelijk hoe de aanvraag daar ook aan bijdraagt.

  • 3. De organisatie benoemt de looptijd van het project.

  • 4. De organisatie beschrijft de wijze waarop scholen worden geselecteerd.

  • 5. De organisatie benoemt het aantal en soort participanten op de school en onderbouwt wat de rol en betrokkenheid is van de participanten.

  • 6. De organisatie licht toe wat scholen moeten doen om deel te nemen aan het pilotjaar.

Deel B – Activiteitenplan

  • 1. Het activiteitenplan geeft inzicht in hoe de werkwijze eruit ziet en wat de intensiteit van de werkwijze.

  • 2. De activiteiten in het activiteitenplan zijn coherent met de in het programma Ontwikkelkracht benoemde activiteiten van de onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten.1

  • 3. Het activiteitenplan maakt inzichtelijk en overtuigt hoe het effect gaat hebben op de kwaliteit van het onderwijs, de schoolcultuur en de leerlingresultaten. In het activiteitenplan staat ten minste overtuigend beschreven:

    • hoe de werkwijze bijdraagt aan een onderzoekende houding, samen leren en samenwerking binnen het onderwijsteam in de lespraktijk;

    • hoe de organisatie er voor zorgt dat het onderwijsteam binnen een deelnemende school tot het verbeteren van onderwijskwaliteit komt;

    • hoe het proces van voorbereiding, uitvoering, monitoring, bijstelling en borging van een onderbouwd en gedragen verbeterplan op een school eruitziet;

    • hoe scholen in staat worden gesteld de geleerde lessen te verduurzamen na deelname aan een traject;

    • dat sterke verbindingen worden gelegd met lerarenopleidingen en er effect zal zijn in de lerarenopleidingen.

  • 4. Het activiteitenplan geeft overtuigend weer hoe bij het toepassen van de werkwijze wetenschappelijke kennis en expertise worden benut en bijgedragen wordt aan meer evidence-informed werken in het onderwijs.

  • 5. Het activiteitenplan geeft overtuigend weer dat de gehanteerde werkwijze laagdrempelig toepasbaar is, aansluit bij de context van de scholen en weinig extra werkdruk voor scholen oplevert.

  • 6. Het activiteitenplan geeft overtuigend weer hoe de organisatie expertcoaches/begeleiding op passende wijze inzet voor de begeleiding van de schoolleiders en leraren.

  • 7. De organisatie kan bij de aanvraag aantonen dat zij ten minste drie jaar ervaring heeft met het uitvoeren van werkwijzen op scholen in het funderend onderwijs op het gebied van het gericht werken aan een onderzoeks- en verbetercultuur.

  • 8. De organisatie kan bij de aanvraag aantonen dat zij over bruikbaar materiaal op het gebied van onderzoeks- en verbetercultuurwerkwijzen in het onderwijs beschikt.

  • 9. De organisatie kan bij de aanvraag een sterk track record, zoals hoge waarderingscijfers, bewezen effectieve trajecten en hoog aangeschreven personeel, overhandigen.

  • 10. Het activiteitenplan overtuigt sterk van de opschaalbaarheid van het programma, conform de KPI’s van het programma Ontwikkelkracht.2

Deel C – Begroting

  • 1. De begroting is sluitend op de te subsidiëren activiteiten uit het activiteitenplan.

  • 2. De begroting is doelmatig, waarbij het uitgangspunt is dat de middelen zoveel mogelijk ingezet worden ten bate van de docenten en schoolleiders en daarmee de leerlingen.

  • 3. De ingezette middelen staan in goede verhouding tot de verwachte opbrengsten en resultaten.

Deel D – Samenhang binnen het programma Ontwikkelkracht

  • 1. Het activiteitenplan geeft overtuigend weer dat er vanuit de onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten sterke verbindingen gelegd worden met de andere onderdelen van het programma Ontwikkelkracht, waaronder de O&O-scholen, de kennisdelingsactiviteiten en de co-creatielabs. Hierbij geeft het activiteitenplan overtuigend weer hoe er samengewerkt wordt met de andere organisatie die een werkwijze gaat uitvoeren.

  • 2. Het activiteitenplan geeft overtuigend weer hoe de organisatie reeds bestaande (regionale en landelijke) netwerken en bijeenkomsten benut en/of hoe de organisatie bijeenkomsten organiseert en netwerken van deelnemende schoolteams vormt, zodat die met elkaar kennis uit kunnen wisselen.

  • 3. De organisatie maakt aannemelijk dat flexibel ingespeeld zal worden op nieuwe ontwikkelingen om de impact van het programma Ontwikkelkracht te vergroten, zowel relevante ontwikkelingen binnen de onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten als ontwikkelingen binnen andere delen van het programma en de bredere kennisinfrastructuur.

  1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/10/29/nationaal-groeifondsvoorstel-ontwikkelkracht-een-sterke-kennisinfrastructuur-voor-het-onderwijs. Zie pagina’s 30 – 41 en bijlage A.3. ^ [1]
  2. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/10/29/nationaal-groeifondsvoorstel-ontwikkelkracht-een-sterke-kennisinfrastructuur-voor-het-onderwijs. ^ [2]
Naar boven