Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 29-04-2024.
Geldend van 17-02-2022 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 24 januari 2022, nr. 25679618, houdende vaststelling van het onderwijsaccountantsprotocol voor de sectoren PO, VO en MBO in Caribisch Nederland (Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021)

Artikel 1. Vaststelling onderwijsaccountantsprotocol OCW BES

Het protocol voor de controle en onderzoek door de accountant over het jaar 2021 wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Artikel 3. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2 Deze regeling heeft betrekking op het jaar 2021 en vervalt met ingang van 1 januari 2028.

Artikel 4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage bij de Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021

Versie 6 december 2021

Inleiding

Dit is het onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021. Dit protocol is afgeleid van het onderwijsaccountantsprotocol OCW 2021 en waar nodig aangepast aan de wet- en regelgeving zoals die op de BES-eilanden van toepassing is. Met ingang van het verslagjaar 2015 is het onderwijsaccountantsprotocol OCW BES ook van toepassing voor de Expertisecentra onderwijszorg (EOZ) op de BES-eilanden.

In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Bij elk onderwerp is boven de daarop betrekking hebbende passages de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd. Deze datum wordt overigens niet gewijzigd als het een verhoging betreft van de jaartallen in de tekst met 1 ten opzichte van het definitieve accountantsprotocol van het voorgaande jaar.

INHOUD

Inleiding

2

1

Algemene uitgangspunten

3

1.1

Algemeen

3

1.1.1

Doelstelling van het accountantsprotocol

3

1.1.2

Indeling van het accountantsprotocol

3

1.1.3

Accountantsproducten / Rapportering

3

1.1.4

Melding niet-naleving (NV NOCLAR)

4

1.2

Definities

4

1.2.1

Onderwijssectoren

4

1.2.2

Referentiekader1 januari 2014

5

1.2.3

Minimale controlewerkzaamheden

5

1.2.4

Rechtmatigheid

5

1.3

Procedures

6

1.4

Dossiervorming

6

1.5

Informatie/documentatie

6

2

Controle op het jaarverslag

7

2.1

Algemeen

7

2.1.1

Doelstelling controle op het jaarverslag

7

2.1.2

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

7

2.1.3

Materialiteitstabel

7

2.1.4

Omgaan met afwijkingen (foutdefinities)

8

2.1.5

Algemeen referentiekader

9

2.1.6

Afhandelingscorrespondentie en herstelopdrachten voorgaande jaren

9

2.1.7

Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden

9

2.2

Getrouwheid

10

2.2.1

Verslaggevingscriteria

10

2.2.2

Bezoldiging bestuurders

10

2.2.3

Bestuursverslag

10

2.3

Financiële rechtmatigheid

11

2.3.1

Referentiekader

11

2.3.2

Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

12

2.3.3

Personele lasten (niet voor EOZ)

13

2.3.4

Afrekening bij beëindiging bekostiging of opheffing (sector PO en VO)

13

2.4

Overige rechtmatigheid

13

2.4.1

Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO (niet voor EOZ)

13

2.5

Controleverklaring bij het jaarverslag

13

3

Inleiding onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

18

4

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO

19

4.1

Algemeen

19

4.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

19

4.2.1

Object van onderzoek

19

4.2.2

Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

19

4.2.3

Minimale werkzaamheden 1 juli 2021

23

4.3

Assurance-rapport

23

5

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

25

5.1

Algemeen

25

5.2

Onderzoek Bekostigingsgegevens

26

5.2.1

Object van onderzoek

26

5.2.2

Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

26

5.2.3

Minimale werkzaamheden

29

5.3

Assurance-rapport

29

6

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO

31

6.1

Algemeen

31

6.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

32

6.2.1

Object van onderzoek

32

6.2.2

Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

32

6.2.3

Minimale werkzaamheden

35

6.3

Assurance-rapporten

37

7

Onderwijslinks

38

8

Lijst met afkortingen

39

Bijlage I: Kader financiële rechtmatigheid onderwijswet- en regelgeving OCW BES 2021

40

Bijlage II: Stroomschema bekostigingsonderzoek

44

1. Algemene uitgangspunten

1.1. Algemeen

  • Doelstelling van het accountantsprotocol

  • Indeling van het accountantsprotocol

  • Accountantsproducten / Rapportering

  • Melding niet-naleving (NV NOCLAR)

1.1.1. Doelstelling van het accountantsprotocol

1 juli 2020

Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de Minister via een ministeriële regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant. Hier is invulling aan gegeven met het onderwijsaccountantsprotocol OCW BES, hierna te noemen accountantsprotocol. Het accountantsprotocol vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.

In dit accountantsprotocol wordt de term instellingsaccountant gebruikt. Hiermee wordt bedoeld de deskundige, zoals die in artikel 121, lid 6, van het BW BES Boek 2is gedefinieerd.

Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) uitgegeven ‘Schrijfwijzer Accountantsprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie op de BES-eilanden. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit accountantsprotocol overgenomen.

Omdat de controleverklaring toeziet op de rol van de accountant en de reikwijdte rondom de werkzaamheden van de accountant, wordt de verantwoordelijkheid van het bestuur in de controleverklaring ten aanzien van de jaarrekening, het bestuursverslag en de andere informatie alleen gericht op de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, de richtlijnen jaarverslaggeving en het financiële rechtmatigheidskader zoals opgenomen in het accountantsprotocol. Dit laat onverlet dat het bestuur zich aan alle van toepassing zijnde wet- en regelgeving moet houden, ook als die niet specifiek voorkomt in het accountantsprotocol.

1.1.2. Indeling van het accountantsprotocol

1 december 2018

Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:

  • controle op het jaarverslag:

    • ° de inrichting van het jaarverslag11 en de inhoudelijke controle daarop;

    • ° controle op de rechtmatige besteding van de rijksbijdrage;

  • onderzoek naar de bekostigingsgegevens;

    • ° onderzoek naar de rechtmatige verkrijging van de rijksbijdrage.

1.1.3. Accountantsproducten / Rapportering

1 juli 2020

De accountantscontrole op het jaarverslag mondt uit in een controleverklaring. Het onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol gehanteerd, hoewel de term ‘verklaring omtrent de getrouwheid of omtrent de juistheid’ in de BES OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de in het accountantsprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de instellingsaccountant moet in het archief van de school, instelling of het EOZ worden opgenomen (zie ook HRA deel III, Sectie I voorbeeldbrieven, o.a. onderdeel 3 Toestemming openbaarmaking controleverklaring voorbeeld 3.1 van de NBA).

Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagegrens. De rapportagegrens geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het accountantsprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagegrens van toepassing is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1% (van de totale publieke middelen). Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij een verslag van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het verslag van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een verslag van bevindingen. Het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ stuurt in een dergelijk geval het verslag van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar OCW. Het bevoegd gezag kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen naar de in de hoofdstukken jaarverslag (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen toelichting.

Tabel 1.1.3a accountantsproducten

Soort controle

Product

Ontvanger

Jaarrekeningcontrole

• Controleverklaring

• Verslag van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging

Den Haag

Afdeling OI/BKP/Productie 1

Postbus 30205

2500 GE Den Haag

Nederland

Bekostigingsonderzoek

Sector PO

• Assurance-rapport

• Verslag van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging

Den Haag

Afdeling BEK

Postbus 30205

2500 GE Den Haag

 

Sector MBO

• Assurance-rapport

• Verslag van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging

Den Haag

Afdeling BEK

Postbus 30205

2500 GE Den Haag

In de praktijk is de ontvanger de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) kantoor op het betreffende eiland (Bonaire, Sint-Eustatius of Saba). Ingediend bij RCN wordt beschouwd als tijdig ingediend. De instellingen wordt verzocht naast het indienen van de papierenversie, ook digitaal aan te leveren via het e-mailadres caribisch.nederland@duo.nl.

1.1.4. Melding niet-naleving (NV NOCLAR)

1 december 2019

Op grond van de Nadere Voorschriften NOCLAR (Nadere voorschriften handelwijze accountant bij niet-naleving wet- en regelgeving door eigen organisatie of cliënt) doet een instellingsaccountant in voorkomende gevallen melding bij de bevoegde instantie die aangewezen is om een relevante niet-naleving te onderzoeken. Voor de onderwijswet- en regelgeving is de Inspectie van het Onderwijs (verder inspectie) de aangewezen instantie. De melding kan plaatsvinden via het contactformulier op de website van de inspectie bij het meldpunt (https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/meldpunt-inspectie).

1.2. Definities

  • Onderwijssectoren

  • Referentiekader

  • Minimale controlewerkzaamheden

  • Rechtmatigheid

1.2.1. Onderwijssectoren

1 juli 2021

Het accountantsprotocol is van toepassing op de door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO) en Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO), die gevestigd zijn op de BES-eilanden. Hiermee worden ook de EOZ bedoeld. Voor de EOZ is het accountantsprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 7, lid 6, van de Regeling subsidie expertisecentra onderwijszorg CN.

Sector PO

1 januari 2014

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WPO BES is het accountantsprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 131, lid 4, van de WPO BES.

Sector VO

1 juli 2021

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO BES is het accountantsprotocol een leidraad die ingevolge artikel 14, lid 3 en artikel 17, lid 6, van het Bekostigingsbesluit WVO BES in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Sector MBO

1 januari 2014

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB BES is het accountantsprotocol een leidraad, die ingevolge artikel 2.3.10, van de WEB BES en artikel 5, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit WEB BES in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.

1.2.2. Referentiekader

1 januari 2014

Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.

1.2.3. Minimale controlewerkzaamheden

1 juli 2018

Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:

  • een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);

  • het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;

  • reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:

    • ° betrouwbaarheid en nauwkeurigheid;

    • ° de minimaal uit te voeren controles.

Voor de controle van het jaarverslag en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.

Het accountantsprotocol bevat:

  • minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen; en

  • niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.

De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS), die voor alle instellingsaccountants van toepassing zijn.

1.2.4. Rechtmatigheid

1 juli 2018

De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen (onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).

Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording van de school of instelling opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording af.

Ten aanzien van de in de jaarrekening van de school of instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten (waaronder de BES wetten), algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden. De definitie en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail vast in hoofdstuk 2.3 van dit protocol.

1.3. Procedures

1 juli 2019

De publicatie van het accountantsprotocol geschiedt niet dan nadat het concept is afgestemd met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: het accountantskantoor van het administratiekantoor, het administratiekantoor en de instellingen. Afstemming van het concept-accountantsprotocol is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd.

Nieuwe versies van het definitieve accountantsprotocol worden bij ministeriële regeling vastgesteld. De regeling wordt met de bijlage, het accountantsprotocol, in de Staatscourant geplaatst en wordt ook bekendgemaakt op de internetsite van de Inspectie van het Onderwijs. De publicatie van het definitieve accountantsprotocol OCW BES 2021 vindt plaats in december 2021.

1.4. Dossiervorming

1 juli 2019

Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews in Nederland is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens en dient per aandachtspunt van het accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld

proceduretesten zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.

Bij de controle van de lasten (personeel en exploitatie) en investeringen wordt vaak impliciet ook de rechtmatigheid getoetst. De controlewerkzaamheden voor rechtmatigheid dienen echter zichtbaar uit het controledossier te blijken.

1.5. Informatie/documentatie

1 december 2021

Hier vindt u een niet-uitputtend overzicht van (aanvullende) informatie die bij de controle door de instellingsaccountant relevant is.

Wet- en regelgeving onderwijsaccountantsprotocol OCW BES

  • Overzicht wet- en regelgeving BES 2021

Arbeidsvoorwaardenovereenkomsten

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Bonaire 2018-2020

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Bonaire: bijlage

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Bonarie: aanvullende loonsverhoging 2019-2020 (inclusief bijlage)

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Saba 2018-2020 (inclusief bijlage)

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Saba: aanvullende loonsverhoging 2019-2020 (inclusief bijlage)

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Sint Eustatius

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Sint Eustatius: bijlage

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Sint Eustatius: aanvullende loonsverhoging 2019-2020

  • Getekende arbeidsvoorwaardenovereenkomst Sint Eustatius: aanvullende loonsverhoging 2019-2020: bijlagen

  • Bezoldigingsbesluit besluit Bonaire AB2019 no 11

  • Bestuur 085.19 ol SABA School Personnel Renumeration

  • AB2019 no2 bezoldigingsbesluit Sint Eustatius Afkond reg onderwijs bezoldiging

Diversen

Folders met uitleg over de wet- en regelgeving zijn verkrijgbaar bij de afdeling RCN-OCW, de website: www.rijksdienstcn.com en opvraagbaar via vragenoveronderwijs@rijksdienstcn.com.

2. Controle op het jaarverslag

2.1. Algemeen

  • Doelstelling controle op het jaarverslag

  • Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

  • Materialiteitstabel

  • Omgaan met afwijkingen (foutdefinities)

  • Algemeen referentiekader

  • Afhandelingscorrespondentie en herstelopdrachten voorgaande jaren

  • Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden

2.1.1. Doelstelling controle op het jaarverslag

1 juli 2021

In dit deel van het accountantsprotocol staat het jaarverslag 2021 centraal. Met ‘jaarverslag’ wordt in dit accountantsprotocol bedoeld: de jaarrekening, het bestuursverslag en de andere gegevens (artikel 1 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES).

De grondslag voor het jaarverslag ligt voor de sector PO in artikel 131, van de WPO BES, voor de sector VO in artikel 175, van de WVO BES en voor de sector MBO in artikel 2.3.1en 2.3.2, van de WEB BES.

De grondslag voor het jaarverslag voor de EOZ vastgelegd in artikel 7, lid 3, van de Regeling subsidie expertisecentra onderwijszorg CN.

De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat, evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant stelt verder vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening en geen materiële afwijkingen bevat.

2.1.2. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

1 juli 2021

Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage materialiteit moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording. De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarrekening zijn afhankelijk van de te controleren massa: de totale publieke middelen en de bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging.

De instellingsaccountant voert zijn controle in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden en dit accountantsprotocol uit en richt in dat kader zijn controle zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening geen afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang.

2.1.3. Materialiteitstabel

1 juli 2021

Een verklaring met een goedkeurende strekking met betrekking tot de rechtmatigheid impliceert, dat gegeven de betrouwbaarheid, in de verantwoording geen afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) voorkomen, die groter zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel:

Tabel 2.1.3a materialiteit

Soort controleverklaring

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding of Afkeurend

Rechtmatigheid

     

Fouten in de verantwoording plus onzekerheden in de controle in % van de totale publieke middelen

≤3%

> 3% en <5%

≥5%

De materialiteit is van toepassing voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke materialiteit. Publieke middelen worden gedefinieerd in RJ 940.

In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid. Voor OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5% van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.

Voor elke post gelden voor de evaluatie van afwijkingen bij de oordeelvorming de materialiteit op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.

Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen posten, geldt een standaard rapportagegrens van 0,1% (van de totale publieke middelen). De rapportagegrens geeft aan vanaf welke omvang fouten en onzekerheden gemeld moeten worden aan OCW in het Verslag van Bevindingen. Zie verder omgaan met afwijkingen.

Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke materialiteit (SM) en specifieke rapportagegrens (SR):

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% SM, 0% SR)

  • Verklaring omtrent het gedrag (1% SM, 0% SR)

  • Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3% SM, 0% SR)

  • Bezoldiging bestuurders (0% SM, 0% SR)

De afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de evaluatie van de afwijkingen bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.

2.1.4. Omgaan met afwijkingen (foutdefinities)

1 juli 2021

Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat, voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten is daarom niet toegestaan.

Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-) informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft gevonden.

Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden geldt voor de accountantscontrole van de jaarrekening:

  • Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeft het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ fouten en onzekerheden met een gezamenlijk financieel belang beneden de materialiteit niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.

  • Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en niet-materiële fouten en onzekerheden. Het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde fouten. Het bevoegd gezag kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren. De instellingsaccountant informeert het bestuur en de interne toezichthouder hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten en onzekerheden (d.w.z. fouten en onzekerheden groter dan de materialiteit) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten en onzekerheden (d.w.z. fouten en onzekerheden kleiner dan de materialiteit) stelt de instellingsaccountant een verslag van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagegrens.

2.1.5. Algemeen referentiekader

1 januari 2014

In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen. Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.

De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.

2.1.6. Afhandelingscorrespondentie en herstelopdrachten voorgaande jaren

1 juli 2021

De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover de Inspectie van het Onderwijs (inspectie) eerder met het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ heeft gecorrespondeerd. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

Door de inspectie wordt alleen een brief (afhandelingscorrespondentie) verstuurd met aanwijzingen voor de controle indien in voorgaande controlejaar (2020) door het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ een niet goedkeurende controleverklaring en/of een verslag van bevindingen van de instellingsaccountant bij DUO is ingediend. Daarnaast is het mogelijk dat in door de inspectie uitgebrachte rapporten een herstelopdracht is opgenomen, die betrekking heeft op het jaarverslag.

Via deze link (https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/caribisch-nederland) kunt u per eiland en school zien welke rapporten de inspectie heeft uitgebracht en daar kennis van nemen.

2.1.7. Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden

1 december 2018

Schoolbesturen hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor (AK). De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening van de besturen. Het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ levert daartoe zijn primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen) aan de AK’s, de AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle van de jaarrekening en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens.

Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval van een AK-gerichte aanpak hoofdzakelijk op het niveau van een administratiekantoor (en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten verrichten.

Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de keuze voor hetzij een bestuur-gerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting op de jaarrekening van materieel belang.

Dit laatste is van toepassing voor alle sectoren, zowel t.b.v. de getrouwheid als de financiële rechtmatigheid op het niveau van de betreffende jaarrekening. Het is aan de instellingsaccountant om hier door opvolging van de beroepsvoorschriften adequate invulling aan te geven en die werkzaamheden te kiezen die passend zijn bij de specifieke omstandigheden.

Voorbeelden van gegevensgerichte werkzaamheden voor personele kosten door de instellingaccountant zijn:

  • Kritische analyse van de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat. In deze analyse kunnen worden betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt uitgevoerd op bestuursniveau.

  • Uitvoeren van een cijferbeoordeling op de personele kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.

2.2. Getrouwheid

  • Verslaggevingscriteria

  • Bezoldiging bestuurders

  • Bestuursverslag

2.2.1. Verslaggevingscriteria

1 juli 2020

De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (Rjo) BES, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving bepalingen bevatten over de wijze waarop een bevoegd gezag van een school, instelling of het EOZ verslag doet. De rechtspersoon richt het jaarverslag in op basis van de Rjo BES. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat het jaarverslag aan de Rjo BES voldoen.

2.2.2. Bezoldiging bestuurders

1 juli 2020

Aanvullende verslaggevingscriteria: artikel 3, lid 4 van de Rjo BES.

De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging voor de bestuurders juist en volledig is. Volgens artikel 3, lid 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES gaat het om de individuele beloningsgegevens op naamsniveau van bestuurders en gewezen bestuurders en eventuele toezichthouders.

2.2.3. Bestuursverslag

  • Algemeen

  • Specifieke elementen

  • Rapportering

Algemeen

1 juli 2020

Met betrekking tot het bestuursverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:

  • het bestuursverslag alle wettelijk verplichte elementen (op grond van de Rjo BES, de richtlijnen jaarverslaggeving en opgenomen in paragraaf 2.2.3 Bestuursverslag) bevat (aanwezigheidstoets);

  • de in de jaarrekening en in het bestuursverslag opgenomen informatie op elkaar aansluit (consistentietoets) en

  • de inhoud van het bestuursverslag overeenkomt met de opgedane kennis van de instelling, waaronder de bevindingen over de interne beheersing (signaleren materiële onjuistheden bestuursverslag).

In bijlage 2 van de Rjo BES is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf als onderdeel van het bestuursverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het bestuursverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat de meerjarenbegroting is ontleend aan de planning & control cyclus.

In het kader van ontleend aan de planning & control cyclus stelt de instellingsaccountant minimaal de aansluiting vast tussen de interne informatie en de informatie, die is opgenomen in de continuïteitsparagraaf (reconstrueerbaarheid van de informatie).

Sector PO en VO

Op grond van artikel 25, lid 1, onder a, van de WPO BES en artikel 56, lid 1, onder a, van de WVO BES stelt de instellingsaccountant vast dat de meerjarenbegroting is goedgekeurd door de interne toezichthouder of het toezichthoudend orgaan.

Indien de instellingsaccountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet, dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

Specifieke elementen

1 juli 2020

Sector PO (WPO BES artikel 25, lid 1, onder e en artikel 131, lid 1, onder a)

De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in het bestuursverslag:

  • een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

  • de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen van die code voor goed bestuur.

Sector VO (WVO BES artikel 56, lid 1, onder e en artikel 175, lid 1, onder a)

De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in het bestuursverslag:

  • een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

  • de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen van die code voor goed bestuur.

Rapportering

1 december 2011

De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie’.

2.3. Financiële rechtmatigheid

  • Referentiekader

  • Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

  • Personele lasten (niet voor EOZ)

  • Afrekening bij beëindiging bekostiging of opheffing (sector PO en VO)

2.3.1. Referentiekader

1 juli 2019

De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant over de financiële rechtmatigheid:

  • de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving BES, deze zijn in detail opgenomen in bijlage I bij dit accountantsprotocol;

  • Ambtenarenwet BES (en daarop berustende regelingen, waaronder het Rechtpositiebesluit ambtenaren BES, de per eilandgebied bij overeenkomst vastgestelde nieuwe uniforme salarisregeling voor leraren en de nog vast te stellen uniforme salarisregeling voor de directie en voor het onderwijsondersteunende personeel)(niet voor EOZ) en

  • individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.2).

De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien van de getrouwbeeld verklaring in het kader van Standaard 250 ‘Het belang van wet- en regelgeving bij de controle van financiële overzichten’.

Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW BES wet- en regelgeving

Het kader bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving BES van OCW voor onderwijsinstellingen.

Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden. Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.

Het kader vervangt voor het bevoegd gezag van de school, instelling en het EOZ niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent niet dat het bevoegd gezag van de school, instelling en het EOZ zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële, niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.

Het kader bevat dus niet:

  • bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;

  • bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen, termijnen etc.);

  • bepalingen voor derden zoals het openbaar lichaam;

  • bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ;

  • bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke subsidieverantwoordingen);

  • bepalingen voor het inrichten van administraties.

De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:

  • de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;

  • de toegestane kostensoorten;

  • de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;

  • de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;

  • invloed op balansmutaties.

Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten alsnog goedkeuren.

Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel). Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.

Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming van de gegeven materialiteit tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan komen.

2.3.2. Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

1 juli 2021

De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings-/subsidievoorwaarden vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting rechtmatig is besteed. Dit betreft de in model G onder onderdeel 2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande accountantsprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten aanzien van verantwoorden leidend.

Voor deze post geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens).

Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende bekostiging/subsidies met een bestedingsverplichting vormt een afzonderlijke massa waarop de specifieke materialiteit voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. Het gaat hierbij om de totale bestedingen, die verantwoord moeten worden in model G onder onderdeel 2, waarvan de besteding in het betreffende kalenderjaar heeft plaatsgevonden. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies met een bestedingsverplichting.

Als deze specifieke materialiteit wordt overschreden, maar de materialiteit voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden dan wel bekostigingsvoorwaarden of subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet het bevoegd gezag deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat het bevoegd gezag dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.

2.3.3. Personele lasten (niet voor EOZ)

1 december 2016

Aanvullende controlecriteria: Ambtenarenwet BES en daarop berustende regelingen, waaronder het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, de per eilandgebied bij overeenkomst vastgestelde nieuwe uniforme salarisregeling voor onderwijspersoneel.

De instellingsaccountant controleert of de instelling de Ambtenarenwet BES (waaronder de genoemde regelingen) naleeft. Van deze wet- en regeling afwijkende betalingen zijn onrechtmatig.

2.3.4. Afrekening bij beëindiging bekostiging of opheffing (sector PO en VO)

1 juli 2020

Aanvullend controlecriterium: WPO BES artikel 127, Besluit bekostiging WPO BES, artikel 26, WVO BES artikel 190

De instellingsaccountant stelt vast dat een (eventueel) exploitatieoverschot juist en volledig is opgenomen op de eindbalans.

2.4. Overige rechtmatigheid

2.4.1. Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO (niet voor EOZ)

1 december 2021

Aanvullende controlecriteria:

Voor dit onderwerp geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet aan de wettelijke eisen) -met inachtneming van de specifieke materialiteit- is opgenomen in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is. Voor de controle op de tijdigheid kan de accountant uitgaan van de datum van afgifte van de VOG. Indien dit niet het geval is (zowel ontbreken, als niet tijdig) dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het personeelsnummer van de betrokkenen, het aantal ontbrekende en niet tijdige verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel directie (in de sector PO en VO), onderwijsgevend personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend personeel (alle sectoren) en overige personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling (instellingscode) en de redenen voor het ontbreken.

2.5. Controleverklaring bij het jaarverslag

  • Algemeen

  • Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring

Algemeen

1 juli 2021

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven, gebruik maakt van een paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden en/of paragraaf inzake overige aangelegenheden moet hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.

Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk verslag van bevindingen (zie paragraaf 1.1.3) is opgesteld.

Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 sectie II van de HRA (deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.

Indien het bevoegd gezag rijksbekostiging ontvangt voor meerdere sectoren op grond van meerdere wetten, dan wordt in de controleverklaring verwezen naar de wetten, op grond waarvan dan een jaarrekening aan het ministerie wordt verstrekt.

Instellingsaccountants kunnen vrijwillig gebruik maken van de uitgebreidere controleverklaring(zie Standaard 700.31) in overleg met de betreffende instelling. Hiervoor zijn optionele passages in de voorbeeldverklaring opgenomen. Bij toepassing van de uitgebreidere controleverklaring volgt de instellingsaccountant de aanwijzingen in de beroepsstandaarden.

Meer informatie over de uitgebreidere controleverklaring is te vinden op de website van het NBA:

De uitgebreide controleverklaring (nba.nl)

Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring

Dit voorbeeld is voor een enkelvoudige jaarrekening (inclusief eventueel groepsrelaties), ingeval sprake is van een geconsolideerde jaarrekening met een enkelvoudige jaarrekening, dan dient de voorbeeldtekst daar conform de beroepsvoorschriften op aangepast te worden.

1 juli 2021

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: De raad van toezicht2 van ... (naam entiteit)3

A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2021

Ons oordeel4

Wij hebben de jaarrekening 2021 van ... (naam entiteit)5 te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.

Naar ons oordeel:

  • geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit)6 op 31 december 2021 en van het resultaat over 2021 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ);

  • zijn de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2021 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

De jaarrekening bestaat uit:

  • (1) de balans per 31 december 2021;

  • (2) de staat van baten en lasten over 2021; en

  • (3) de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en overige toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2020 vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij zijn onafhankelijk van ... (naam entiteit)7, zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijksregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

[Optioneel:Materialiteit8

Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de getrouwheid van de jaarrekening als geheel bepaald op € .... De materialiteit is gebaseerd op ...(nader in te vullen % van de totale baten of het balanstotaal).

De materialiteit voor de financiële rechtmatigheid is bepaald op € ..., deze materialiteit is gebaseerd op 3% van de totale publieke middelen, zoals voorgeschreven in paragraaf 2.1.3 Materialiteitstabel van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021. In deze paragraaf van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021 zijn tevens voor diverse posten/onderwerpen een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens opgenomen, die wij hebben toegepast.

Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij zijn met de raad van toezicht9 overeengekomen dat wij aan de raad10 tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € ... rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.]

[Optioneel: Reikwijdte van de groepscontrole11)

... (naam entiteit)12 staat aan het hoofd van een groep van organisaties. De financiële informatie van deze groep is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van ... (naam entiteit)13.

De groepscontrole heeft zich met name gericht op de significante onderdelen ... (uitleggen wat dit betreft: significante onderdelen zoals bedoeld op grond van Standaard 600. Bijvoorbeeld groepsonderdelen in specifieke landen, groepsonderdelen met significante risico’s inzake waardering of complexe activiteiten). Bij de (groeps)onderdelen ... (benoemen) hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben gebruik gemaakt van andere accountants bij de controle van onderdeel ... (benoemen).Bij andere onderdelen hebben wij beoordelingswerkzaamheden of specifieke controlewerkzaamheden uitgevoerd.

Door bovengenoemde werkzaamheden bij (groeps)onderdelen, gecombineerd met aanvullende werkzaamheden op groepsniveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie van de groep verkregen om een oordeel te geven over de jaarrekening.]

[Optioneel: De kernpunten van onze controle14

In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met de raad van toezicht15 gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.

De beschrijving van een kernpunt bevat de volgende elementen:

  • een beschrijving van het kernpunt;

  • een samenvatting van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;

  • indien relevant, belangrijke opmerkingen met betrekking tot de kernpunten; en

  • indien relevant, een verwijzing naar de toelichting of vermelding in het jaarverslag.]

[Optioneel: Benoeming16

Wij zijn door de raad van toezicht17 op dd-mm-jjjj (datum eerste benoeming) benoemd als accountant van ... (naam entiteit)18 vanaf de controle van het boekjaar XXXX en zijn sinds dat boekjaar tot nu toe de externe accountant.]

B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie

Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie, die bestaat uit:

  • bestuursverslag;

  • ...;

  • overige gegevens.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:

  • met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiele afwijkingen bevat;

  • alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, de RJ en op grond van de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf ‘2.2.3 Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021 is vereist.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole en anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.

Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, de RJ, paragraaf ‘2.2.3 Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, de RJ en de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf ‘2.2.3 Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening

Verantwoordelijkheden van het bestuur19 en de raad van toezicht20 voor de jaarrekening

Het bestuur21 is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ).

Het bestuur22 is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen zoals opgenomen in paragraaf ‘2.3.1 Referentiekader’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

In dit kader is het bestuur23 tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur24 noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur25 afwegen of de onderwijsinstelling in staat is om haar activiteiten in continuïteit voort te zetten. Op grond van de regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ) moet het bestuur26 de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur27 het voornemen heeft om de onderwijsinstelling28 te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur29 moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

De raad van toezicht30 is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de onderwijsinstelling.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht, dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel, als bedoeld in ... 31.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.32

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s

    • ° dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude,

    • ° van het niet rechtmatig tot stand komen van baten en lasten alsmede balansmutaties, die van materieel belang ijn

    het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;

  • het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving, de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur33 en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;

  • het vaststellen dat de door het bestuur34 gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een instelling haar continuïteit niet langer kan handhaven;

  • het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen, en

  • het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten, alsmede balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen.

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. In dit kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor de groepsonderdelen. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel van de groepsonderdelen of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de groepsonderdelen geselecteerd waarbij een controle of beoordeling van de volledige financiële informatie of specifieke posten noodzakelijk was.35

Wij communiceren met de raad van toezicht36 onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met de raad van toezicht37 hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.38

Plaats en datum

.... (naam accountantspraktijk)

.... (naam accountant)

3. Inleiding onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

1 juli 2021

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport af.

Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000A leidend, waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden tot een controleverklaring.

In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens. Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport opgenomen.

Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW moeten worden gecorrigeerd door de school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt als volgt:

  • bij materiële fouten (≥ 2% per soort gegeven(s)): materiële fouten hebben invloed op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport toegelicht;

  • bij niet-materiële fouten (< 2% per soort gegeven(s)): niet-materiële fouten worden opgenomen in een verslag van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. DUO zal indien nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de school/instelling.

Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sector PO, VO en de sector MBO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO vestiging Den Haag in te dienen. DUO vestiging Den Haag accepteert alleen goedkeurende assurance-rapporten. DUO vestiging Den Haag kan en zal geen interpretatie doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en verslagen van bevindingen die niet voldoen aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging Den Haag teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet aan de eisen van dit accountantsprotocol.

Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft of een eventueel separaat verslag van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn op de totale omvang van de door OCW verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.

Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig ingediend goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen de Minister een sanctie kan opleggen.

In de hoofdstukken 4, 5 en 6 voor de sectoren PO, VO en MBO is een tabel toegevoegd m.b.t. de omvang van gegevensgerichte werkzaamheden in geval van toepassing van deelpopulaties per soort gegeven. Ter toelichting hierop is een stroomschema opgenomen in bijlage II.

4. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO

4.1. Algemeen

1 december 2021

Het accountantsprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 131, lid 4, van de Wet op het Primair Onderwijs BES (WPO BES).

Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 132, lid 1, van de WPO BES. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO BES. Het assurance-rapport kan primair alleen gebruikt worden voor de vaststelling van de rijksbijdrage. Het staat het ministerie vrij om het overzicht van de bekostigingsgegevens, en het assurance-rapport daarbij, ook voor andere beleidsdoeleinden te gebruiken als zij van mening is dat de werkzaamheden, zoals in dit accountantsprotocol voorgeschreven, voldoende zijn om de data te interpreteren voor eventueel andere beleidsdoeleinden.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van de WPO BES) basisscholen.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

Deze wet- en regelgeving is terug te vinden op https://www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2021 voor de bekostiging’, deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De instellingsaccountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven. De correcties dienen ook in de onderliggende detailniveaus aangebracht te worden.

In maart 2022 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie uitwisseling met DUO met betrekking tot de jaarstukken. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

4.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

4.2.1. Object van onderzoek

1 juli 2018

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft het aantal ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2021.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • (leerlingen)administratie van de te onderzoeken instelling;

  • het overzicht geregistreerde tellingen per 1 oktober 2021 afkomstig van DUO vestiging Den Haag

4.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

1 december 2021

Risicoanalyse

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier. Hierin wordt minimaal aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 4.2.3 minimale werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2021) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekspopulaties

De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf 4.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.

Indien de instellingsaccountant gebruik maakt van afzonderlijke onderzoekpopulaties bij het relevante soort gegeven leerlingen per 1-10-2021, dan wordt in ieder geval een afzonderlijke onderzoekpopulatie gedefinieerd voor nieuwe inschrijvingen kort voor 1-10-2021 en voor uitschrijvingen kort na 1-10-2021. Het risico van deze afzonderlijke onderzoekpopulaties is afhankelijk van de situatie hoger of significant.

Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekspopulatie)

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder Standaard 315 en 330) is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te worden.

Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang proceduretesten uit:

Tabel 4.2.2a omvang proceduretesten

Frequentie

Omvang proceduretesten

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 4.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2021) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere instellingscodes dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante instellingscodes in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Gegevensgerichte werkzaamheden

Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 4.2.1. De aantallen gegevensgerichte werkzaamheden in tabel 4.2.2b of 4.2.2c of het aantal in een statistische steekproef is per soortgegeven per instellingscode.

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

  • A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

    Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens en indien van toepassing per deelonderzoekspopulatie) beperken tot:

    Tabel 4.22b Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

    Aantal leerlingen

    Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

    < 101

    5 deelwaarnemingen

    >100 en < 501

    10 deelwaarnemingen

    >500 en < 1001

    15 deelwaarnemingen

    >1000

    20 deelwaarnemingen

    Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.

    Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

    Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

    Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.

    In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

    • bepaling van de massa;

    • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

    • wijze van selectie van de posten;

    • een foutenevaluatie.

  • B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd

    Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van Standaard 530 (bijlage 4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:

    Tabel 4.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens

    Populatie / aantal keer materialiteit

    Laag risico

    Hoger risico

    Significant risico

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    4

    2

    1

    2

    1

    3

    2

    6

    3

    1

    2

    2

    5

    4

    10

    4

    1

    3

    2

    6

    4

    12

    5

    1

    3

    3

    8

    6

    16

    6

    2

    4

    3

    9

    6

    18

    7

    2

    5

    4

    11

    8

    22

    8

    2

    5

    4

    12

    8

    24

    9

    2

    6

    5

    14

    10

    28

    10

    2

    6

    5

    15

    10

    30

    15

    3

    9

    8

    23

    16

    46

    20

    4

    12

    10

    30

    20

    60

    25

    5

    15

    13

    38

    26

    76

    30

    6

    18

    15

    45

    30

    90

    40

    8

    24

    20

    60

    40

    120

    50

    10

    30

    25

    75

    50

    150

                 

    Indien de berekening van de ‘populatie/aantal keer materialiteit’ uitkomt op een getal tussen twee opgenomen waarden in de tabel, dan moet altijd naar boven afgerond worden om op de toe te passen regel uit te komen.

    Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met Standaard 450 te worden geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid te verkrijgen over de betreffende populatie.

    In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

    • bepaling van de massa;

    • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

    • wijze van selectie van de posten;

    • een foutenevaluatie.

4.2.3. Minimale werkzaamheden

1 juli 2021

Algemene werkzaamheden scholen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Tabel 4.2.3a algemene werkzaamheden

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting overzicht geregistreerde telgegevens op leerlingenadministratie.

• het aantal leerlingen per 1 oktober 2021 volgens het overzicht geregistreerde telgegevens aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.

Voldoen leerlingen- administratie. Artikel 7 t/m 10, van het Besluit bekostiging WPO BES.

• de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven).

Vaststellen ongeoorloofd verzuim. Artikel 11, lid 1 en lid 2, van het Besluit bekostiging WPO BES.

• alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag) tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.

Leerlingen per 1-10-2021

Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2021, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Tabel 4.2.3b minimale werkzaamheden

Item

Te verrichten werkzaamheden

Daadwerkelijk ingeschreven. Artikel 7, lid 1, van het Besluit bekostiging WPO BES.

leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk ingeschreven zijn op de school (instellingscode).

Het daadwerkelijk schoolgaand zijn dient vastgesteld te worden door een positieve controle aan de hand van onder andere het leerlingendossier, cijferlijsten en roosters.

Datum geboorte artikel 43 lid 1 en lid 4, van de WPO BES.

• de leerling niet te jong of te oud is voor het basisonderwijs.

Datum in- en uitschrijving artikel 8 en 9, van het Besluit bekostiging WPO BES.

• de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.

Afronding van het onderzoek

De instellingsaccountant stelt vast dat het door het bevoegd gezag ondertekende formulier overeenkomt met het formulier waarbij hij zijn assurance-rapport verstrekt en waarmerkt deze.

4.3. Assurance-rapport

  • Algemeen

  • Assurance-rapport PO

Algemeen

1 juli 2017

De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar zijn tot op schoolniveau.

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport PO

1 juli 2020

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van het overzicht van de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs

Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever39

Ons oordeel

Wij hebben het(de) [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht(en) geregistreerde tellingen van... (naam bevoegd gezag) ... te ... (zetel) per 1 oktober 2021 (hierna: de Opgave) onderzocht.

Naar ons oordeel is de Opgave van ... (naam bevoegd gezag) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist opgesteld in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens het recht dat geldt in de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder de Nederlandse Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de Opgave’.

Wij zijn onafhankelijk van ... (naam bevoegd gezag) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Van toepassing zijnde criteria

Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:

  • de voor de juistheid van de gegevens relevante bepalingen bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs BES; en

  • de hoofdstukken 3 en 4 van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

Beperking in gebruik en verspreidingskring

De Opgave is opgesteld voor de Minister van OCW met als doel de berekening van de rijksbijdrage van 2022, als bedoeld in artikel 66, lid 1, van de wet op het primair onderwijs BES voor ... (naam bevoegd gezag) vast te stellen. Hierdoor is de Opgave mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam bevoegd gezag) en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht40 voor de Opgave

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de Opgave in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.

Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de Opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

De raad van toezicht41“ is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van het opstellen van de Opgave op grond van de van toepassing zijnde criteria als onderdeel van zijn toezicht op de rechtmatige verwerving van de middelen.

Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de Opgave

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.

Ons onderzoek bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s dat de Opgave van de bekostigingsgegevens afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen van assurance-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling;

  • het tenminste uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021 opgenomen werkzaamheden in de hoofdstukken 3 en 4.

Plaats en datum

... (naam accountantspraktijk)

... (naam accountant)

[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]

5. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

5.1. Algemeen

1 december 2021

Het accountantsprotocol voor de sector VO wordt conform artikel 14, lid 3 en artikel 17, lid 6 van het Bekostigingsbesluit WVO BES vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 14, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO BES. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van de instellingsaccountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WVO BES. Het assurance-rapport kan primair alleen gebruikt worden voor de vaststelling van de rijksbijdrage. Het staat het ministerie vrij om het overzicht van de bekostigingsgegevens, en het assurance-rapport daarbij, ook voor andere beleidsdoeleinden te gebruiken als zij van mening is dat de werkzaamheden, zoals in dit accountantsprotocol voorgeschreven, voldoende zijn om de data te interpreteren voor eventueel andere beleidsdoeleinden.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens sector vo is van toepassing op de in artikel 6, van de WVO BES vermelde schoolsoorten:

  • voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;

  • hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

  • voorbereidend beroepsonderwijs;

  • praktijkonderwijs;

  • andere vormen van voortgezet onderwijs.

De voor het onderzoek bekostigingsgegevens vo relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet en regelgeving is ook terug te vinden op: https://www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2021 voor de bekostiging’, deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De instellingsaccountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven. De correcties dienen ook in de onderliggende detailniveaus aangebracht te worden.

In maart 2022 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie uitwisseling met DUO met betrekking tot de jaarstukken. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

5.2. Onderzoek Bekostigingsgegevens

5.2.1. Object van onderzoek

1 juli 2021

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:

  • aantal leerlingen per 1 oktober 2021.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • (leerling)administratie van de te onderzoeken school;

  • Het overzicht geregistreerde tellingen per 1 oktober 2021 afkomstig van DUO vestiging Den Haag.

5.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

1 december 2021

Risicoanalyse

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier. Hierin wordt minimaal aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf 5.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2021) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekpopulaties

De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf 5.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.

Indien de instellingsaccountant gebruik maakt van afzonderlijke onderzoekpopulaties bij het relevante soort gegeven leerlingen per 1-10-2021, dan wordt in ieder geval een afzonderlijke onderzoekpopulatie gedefinieerd voor nieuwe inschrijvingen kort voor 1-10-2021 en voor uitschrijvingen kort na 1-10-2021. Het risico van deze afzonderlijke onderzoekpopulaties is afhankelijk van de situatie hoger of significant.

Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekpopulatie)

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder Standaard 315 en 330) is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te worden.

Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang proceduretesten uit:

Tabel 5.2.2a omvang proceduretesten

Frequentie

Omvang proceduretesten

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf 5.2.3. minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2021) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten(dit moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere instellingscodes dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante instellingscodes in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Gegevensgerichte werkzaamheden

Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 5.2.1. De aantallen gegevensgerichte werkzaamheden in tabel 5.2.2b of 5.2.2c of het aantal in een statistische steekproef is per soortgegeven per instellingscode.

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

  • A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

    Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

    Tabel 5.2.2b omvang gegevensgerichte werkzaamheden

    Aantal records

    Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

    < 101

    5 deelwaarnemingen

    >100 en < 501

    10 deelwaarnemingen

    >500 en < 1001

    15 deelwaarnemingen

    >1000

    20 deelwaarnemingen

    Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening met zijn risico-inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.

    Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

    Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

    Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen niet worden verlaagd (Standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.

    In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

    • bepaling van de massa;

    • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

    • wijze van selectie van de posten;

    • een foutenevaluatie.

  • B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

    Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van Standaard 530 (bijlage 4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:

    Tabel 5.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens

    Populatie / aantal keer materialiteit

    Laag risico

    Hoger risico

    Significant risico

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    4

    2

    1

    2

    1

    3

    2

    6

    3

    1

    2

    2

    5

    4

    10

    4

    1

    3

    2

    6

    4

    12

    5

    1

    3

    3

    8

    6

    16

    6

    2

    4

    3

    9

    6

    18

    7

    2

    5

    4

    11

    8

    22

    8

    2

    5

    4

    12

    8

    24

    9

    2

    6

    5

    14

    10

    28

    10

    2

    6

    5

    15

    10

    30

    15

    3

    9

    8

    23

    16

    46

    20

    4

    12

    10

    30

    20

    60

    25

    5

    15

    13

    38

    26

    76

    30

    6

    18

    15

    45

    30

    90

    40

    8

    24

    20

    60

    40

    120

    50

    10

    30

    25

    75

    50

    150

    Indien de berekening van de ‘populatie/aantal keer materialiteit’ uitkomt op een getal tussen twee opgenomen waarden in de tabel, dan moet altijd naar boven afgerond worden om op de toe te passen regel uit te komen.

    Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met Standaard 450 te worden geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid te verkrijgen over de betreffende populatie.

    In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

    • bepaling van de massa;

    • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

    • wijze van selectie van de posten;

    • een foutenevaluatie.

5.2.3. Minimale werkzaamheden

1 juli 2021

Algemene werkzaamheden scholen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Tabel 5.2.3a algemene werkzaamheden

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting overzicht geregistreerde telgegevens op leerlingadministratie

• Het aantal leerlingen per 1 oktober 2021 volgens het overzicht geregistreerde telgegevens aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingadministratie.

Maximaal 1 keer als inschrijving meetellen (artikel 7 lid 2, van Bekostigingsbesluit WVO BES)

• Elke ingeschreven leerling wordt maximaal 1 keer meegeteld.

Voldoen leerlingen- administratie (artikel 3 t/m 6, van Bekostigingsbesluit WVO BES)

• de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven).

Vaststellen ongeoorloofd verzuim. (artikel 7, lid 1 onder a en lid 2, van Bekostigingsbesluit WVO BES)

• alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag) tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.

Licenties (artikel 121 t/m 124 en 127, van de WVO BES)

• het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals per vestiging is geregistreerd in het telformulier. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.

Leerlingen per 1-10-2021

Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2021 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Tabel 5.2.3b werkzaamheden ingeschreven leerlingen per 1-10-2021

Item

Te verrichten werkzaamheden

Werkelijk schoolgaand ingeschreven of tijdelijk buiten de school geplaatst (artikel 7 lid 1 onder a en b van het Bekostigingsbesluit WVO BES)

• leerlingen alleen meetellen als ze als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven op de school (instellingscode/vestiging) of met toepassing van de regelgeving tijdelijk buiten de school waar ze zijn ingeschreven, zijn geplaatst.

Het werkelijk schoolgaand zijn dient vastgesteld te worden door een positieve controle aan de hand van onder andere het leerlingdossier, cijferlijsten en roosters.

Licenties (artikel 121 t/m 124 en 127, van de WVO BES)

• de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling daadwerkelijk gevolgde onderwijs (indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel) op de vestiging.

Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE (artikel 25, van de WVO BES)

• de leerling op basis van de samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand is.

Het daadwerkelijk schoolgaand zijn dient vastgesteld te worden door een positieve controle aan de hand van onder andere het leerlingendossier, cijferlijsten en roosters. De VO -school vraagt deze stukken op bij de BVE instelling. Een niet onderbouwde bevestiging door de BVE-instelling van de aanwezigheid volstaat niet.

Datum in- en uitschrijving (artikel 14, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO BES)

• de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.

Leerjaar (artikel 14, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO BES)

• de leerling in het juiste leerjaar is ingeschreven.

Afronding van het onderzoek

De instellingsaccountant stelt vast dat het door het bevoegd gezag ondertekende formulier overeenkomt met het formulier waarbij hij zijn assurance-rapport verstrekt en waarmerkt deze.

5.3. Assurance-rapport

  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport VO

Algemeen

1 juli 2021

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport VO

1 juli 2021

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van het overzicht van de bekostigingsgegevens voor scholen voor Voortgezet Onderwijs.

Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever42

Ons oordeel

Wij hebben het(de) [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht(en) geregistreerde tellingen van ... (naam vo-school) met instellingscode ... te ... (zetel) per 1 oktober 2021 (hierna: de Opgave) onderzocht.

Naar ons oordeel is de Opgave van ... (naam vo-school) met instellingscode ... in alle van materieel belang zijnde aspecten juist in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens het recht dat geldt in de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder de Nederlandse Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de Opgave’.

Wij zijn onafhankelijk van ... (naam vo-school) met instellingscode ... zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Van toepassing zijnde criteria

Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:

  • de voor de juistheid van de gegevens relevante bepalingen bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs BES; en

  • de hoofdstukken 3 en 5 van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

Beperking in gebruik en verspreidingskring

De Opgave is opgesteld voor de Minister van OCW met als doel de berekening van de rijksbijdrage 2022, als bedoeld in artikel 148, lid 1 van de wet op het voortgezet onderwijs BES voor ... (naam vo-school) vast te stellen. Hierdoor zijn de Opgave mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam bevoegd gezag) en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht43 voor de Opgave

Het bestuur is verantwoordelijk het opstellen van de Opgave in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.

Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de Opgave mogelijk te maken, zodat deze geen afwijkingen van materieel belang bevatten als gevolg van fraude of fouten.

De raad van toezicht44 is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van het opstellen van de Opgave op grond van de van toepassing zijnde criteria als onderdeel van zijn toezicht op de rechtmatige verwerving van de middelen.

Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de Opgave

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.

Ons onderzoek bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s dat de Opgave van de bekostigingsgegevens afwijkingen van materieel belang bevatten als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen van assurance-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling;

  • het tenminste uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021 opgenomen werkzaamheden in de hoofdstukken 3 en 5.

Plaats en datum

... (naam accountantspraktijk)

... (naam accountant)

[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]

6. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO

6.1. Algemeen

1 december 2021

Het accountantsprotocol MBO wordt conform artikel 2.3.10, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES (WEB BES) en krachtens het Uitvoeringsbesluit WEB BES (artikel 5, lid 1) vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen verklaring omtrent de getrouwheid), zoals genoemd in artikel 2.2.5, lid 5, van de WEB BES. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WEB. Het assurance-rapport kan primair alleen gebruikt worden voor de vaststelling van de rijksbijdrage. Het staat het ministerie vrij om het overzicht van de bekostigingsgegevens, en het assurance-rapport daarbij, ook voor andere beleidsdoeleinden te gebruiken als zij van mening is dat de werkzaamheden, zoals in dit accountantsprotocol voorgeschreven, voldoende zijn om de data te interpreteren voor eventueel andere beleidsdoeleinden.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens mbo is van toepassing op (artikel 1.1.1, van de WEB BES) instellingen die beroepsonderwijs verzorgen.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

Deze wet- en regelgeving is terug te vinden op https://www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2021 voor de bekostiging’, deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De instellingsaccountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven. De correcties dienen ook in de onderliggende detailniveaus aangebracht te worden.

In maart 2022 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie uitwisseling met DUO met betrekking tot de jaarstukken. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

6.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

6.2.1. Object van onderzoek

1 december 2020

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de onderwijsinstellingen betreft:

  • aantal studenten per 1 oktober 2021.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de onderwijsinstellingen

  • (studenten)administratie van de te onderzoeken instelling;

  • het overzicht geregistreerde tellingen per 1 oktober 2021 afkomstig van DUO vestiging Den Haag.

6.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

1 december 2021

Risicoanalyse

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier. Hierin wordt minimaal aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 6.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor studenten per 1-10-2021) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekpopulaties

De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf 6.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.

Indien de instellingsaccountant gebruik maakt van afzonderlijke onderzoekpopulaties bij het relevante soort gegeven studenten per 1-10-2021, dan wordt in ieder geval een afzonderlijke onderzoekpopulatie gedefinieerd voor nieuwe inschrijvingen kort voor 1-10-2021 en voor uitschrijvingen kort na 1-10-2021. Het risico van deze afzonderlijke onderzoekpopulaties is afhankelijk van de situatie hoger of significant.

Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekspopulatie)

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder Standaard 315 en 330) is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te worden.

Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang proceduretesten uit:

Tabel 6.2.2a omvang proceduretesten

Frequentie

Omvang proceduretesten

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 6.2.3. minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor studenten per 1-10-2021) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Gegevensgerichte werkzaamheden

Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 6.2.1.

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

  • A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

    Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegeven) beperken tot:

    Tabel 6.2.2b omvang gegevensgerichte werkzaamheden

    Aantal studenten

    Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

    < 101

    5 deelwaarnemingen

    >100 en < 501

    10 deelwaarnemingen

    >500 en < 1001

    15 deelwaarnemingen

    >1000

    20 deelwaarnemingen

    Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.

    Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

    Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

    Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.

    In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

    • bepaling van de massa;

    • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

    • wijze van selectie van de posten;

    • een foutenevaluatie.

  • B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd

    Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van Standaard 530 (bijlage 4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:

    Tabel 6.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens

    Populatie / aantal keer materialiteit

    Laag risico

    Hoger risico

    Significant risico

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    Steunen op IB

    Niet steunen op IB

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    4

    2

    1

    2

    1

    3

    2

    6

    3

    1

    2

    2

    5

    4

    10

    4

    1

    3

    2

    6

    4

    12

    5

    1

    3

    3

    8

    6

    16

    6

    2

    4

    3

    9

    6

    18

    7

    2

    5

    4

    11

    8

    22

    8

    2

    5

    4

    12

    8

    24

    9

    2

    6

    5

    14

    10

    28

    10

    2

    6

    5

    15

    10

    30

    15

    3

    9

    8

    23

    16

    46

    20

    4

    12

    10

    30

    20

    60

    25

    5

    15

    13

    38

    26

    76

    30

    6

    18

    15

    45

    30

    90

    40

    8

    24

    20

    60

    40

    120

    50

    10

    30

    25

    75

    50

    150

                 

    Indien de berekening van de ‘populatie/aantal keer materialiteit’ uitkomt op een getal tussen twee opgenomen waarden in de tabel, dan moet altijd naar boven afgerond worden om op de toe te passen regel uit te komen.

    Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met Standaard 450 te worden geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid te verkrijgen over de betreffende populatie.

    In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

    • bepaling van de massa;

    • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

    • wijze van selectie van de posten;

    • een foutenevaluatie.

6.2.3. Minimale werkzaamheden

1 juli 2021

Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Tabel 6.2.3a algemene werkzaamheden

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting formulier gevraagde gegevens op studentenadministratie

• het aantal studenten per 1 oktober 2021 volgens het formulier aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken studentenadministratie.

Erkenning opleidingen (WEB BES, artikel 1.4.1. en artikel 2.1.1)

• alle op het formulier opgenomen opleidingen, waarop de studenten zijn ingeschreven door de Minister zijn erkend.

Maximaal 1 keer als inschrijving meetellen (WEB BES, artikel 2.2.2.lid 4)

• elke ingeschreven student BBL of BOL maximaal 1 keer wordt meegeteld.

Naleving van Koppelingswet (WEB BES artikel 8.1.1 lid 2 onder c)

• de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van de studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB BES: artikel 8.1.7)

• de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van de presentie van elke BOL – en BBL- student;

• de instelling voor studenten die vallen onder de Wet studiefinanciering BES, een procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 heeft beschreven en hanteert.

Studenten per 1-10-2021

Van de ingeschreven studenten per 1 oktober 2021, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Tabel 6.2.3b minimale werkzaamheden

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (WEB BES:artikel 8.1.5)

• voor elke geselecteerde student een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

• de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.5 van de WEB BES.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

° de NAW- gegevens van de student;

° de naam van het opleidingsdomein BES of kwalificatiedossier (bij een inschrijving van een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);

° de opleidingscode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of kwalificatie, waarvoor de student staat ingeschreven);

° het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein BES of kwalificatiedossier);

° de leerweg;

° de startdatum van de opleiding;

° de geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;

° de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de student.

Naleving van Koppelingswet (WEB BES: artikel 8.1.1, lid 2, onder c)

• voor deze categorie studenten (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet is nageleefd.

Naleving toelatingseis (WEB BES: artikel 8.1.1,lid 6)

• voor de geselecteerde BBL student de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet BES is geëindigd.

Daadwerkelijk volgen van de opleiding (UWEB BES: artikel 3)

• de geselecteerde student op 1 oktober 2021 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB BES: artikel 8.1.7)

• voor de geselecteerde studenten, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan RCN-Studiefinanciering.

BPV (WEB BES: artikel 7.2.8 en 7.2.7)

• voor elke geselecteerde student een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor de student in dat schooljaar is bekostigd is afgesloten, die is ondertekend door de student, het bevoegd gezag en in geval van BBL ook door de Raad.

Onderwijstijd (min. 300 en 850 urennorm onderwijstijd) (WEB BES: artikel 2.2.2, lid 5 en artikel 7.2.6, lid 3 tot en met lid 5, artikel 7.2.2. lid 4)

• voor elke geselecteerde student voldoende onderwijstijd is geprogrammeerd.

• Studenten voltijd BOL; minimaal 850 uur in IIVO;

• Voor deeltijd BOL en BBL; minimaal 300 uur in IIVO;

• Bij de programmering heeft de instelling rekening gehouden met de voorzienbare uitval van de lessen wegens feestdagen, cursussen, vergadertijden en inschatbare ziekte van docenten.

Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten en BPV-overeenkomsten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften. Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst en/of een BPV-overeenkomst per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert.

Als de accountant gebreken constateert beoordeelt de accountant de procedures.

Als de procedures op orde zijn hoeft niet aan de inspectie gerapporteerd te worden. De procedures zijn op orde als deze er in opzet, bestaan en werking op zijn gericht dat de onderwijsovereenkomsten en BPV-overeenkomsten tijdig door alle benodigde partijen worden ondertekend.

(Actieve monitoring is onderdeel van een werkende procedure)

Als de accountant fouten vindt moet hij de aard van de fout analyseren en in hoeverre dit een incident is of een fout die gemaakt wordt omdat de procedure niet wordt nageleefd.

Als er individuele gevallen zijn, waarbij de ondertekening te laat is en de instelling kan aantonen dat de procedure is gevolgd, maar om specifieke redenen niet heeft gewerkt dan is een rapportage niet nodig.

Uit het VvB kan de inspectie opmaken dat inmiddels (met ingang van inschrijfjaar 2015/2016) geen van de instellingen meer gebruik maakt van voor gestempelde of geprinte data, oude gevallen hoeven niet gerapporteerd te worden, de rapportage heeft betrekking op de procedure die voor het betreffende controlejaar wordt gehanteerd.

Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure niet werkt en wel rapportage nodig is:

  • Bij een bepaalde opleiding is de procedure niet goed gevolgd;

  • Op een bepaalde locatie is de procedure niet goed gevolgd;

  • Voor een gehele groep is de procedure niet gevolgd.

Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure is gevolgd, maar geen rapportage nodig is:

  • Het gaat om een individueel specifiek geval, waarbij de instelling kan aantonen wat zij gedaan heeft om tot tijdige ondertekening te komen. De instelling heeft er alles aangedaan wat in haar mogelijkheden ligt en van haar verwacht kan worden in de betreffende situatie.

Bij twijfel graag de casus/situatie voorleggen aan de inspectie (n.vanschie@owinsp.nl)

Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier wordt verwezen naar hoofdstuk 3.

Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de onvolkomenheden daarin op te heffen.

De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften moet naleven (artikel 1.1.2, van de WEB BES). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst of BPV-overeenkomst ontbreekt, dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te worden. Hieronder wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval wordt gevraagd.

Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst

Indien de instellingsaccountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst van een op 1 oktober voor bekostiging in aanmerking gebrachte student op de betreffende datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde student niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant heeft vastgesteld dat de betreffende student wel aan de overige bekostigingsvereisten voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende student op de teldatum daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.

Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst

Indien voor een bekostigde BBL-student geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst aanwezig is, dan hoeft de bekostigde student niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende student wel daadwerkelijk deelneemt aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.

Afronding van het onderzoek

De instellingsaccountant stelt vast dat het door het bevoegd gezag ondertekende formulier overeenkomt met het formulier waarbij hij zijn assurance-rapport verstrekt en waarmerkt deze.

6.3. Assurance-rapporten

  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport MBO

Algemeen

1 juli 2017

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport MBO

1 juli 2020

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van het overzicht van de bekostigingsgegevens van instellingen die BOL en/of BBL verzorgen op grond van de WEB BES.

Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Ons oordeel

Wij hebben het [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht geregistreerde tellingen van... (naam mbo-onderwijsinstelling) te ... (zetel) per 1 oktober 2021 (hierna: de Opgave) onderzocht.

Naar ons oordeel is de Opgave van ... (naam mbo-onderwijsinstelling) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens het recht dat geldt in de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder de Nederlandse Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de Opgave’.

Wij zijn onafhankelijk van ... (naam mbo-onderwijsinstelling) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Van toepassing zijnde criteria

Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:

  • de voor de juistheid van de gegevens relevante bepalingen bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs BES; en

  • de hoofdstukken 3 en 6 van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021.

Beperking in gebruik en verspreidingskring

De opgave is opgesteld voor de Minister van OCW met als doel de berekening van de rijksbijdrage van 2022, als bedoeld in artikel 2.2.1., lid 1, van de wet educatie en beroepsonderwijs BES voor ... (naam mbo-onderwijsinstelling) vast te stellen. Hierdoor is de Opgave mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam mbo-onderwijsinstelling) en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de Opgave

Het bestuur is verantwoordelijk dat de Opgave in overeenstemming is met de van toepassing zijnde criteria.

Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de Opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Onze verantwoordelijkheden het onderzoek over de Opgave

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.

Ons onderzoek bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s dat de Opgave afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen van assurance-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling;

  • het tenminste uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2021 opgenomen werkzaamheden in de hoofdstukken 3 en 6.

Plaats en datum

... (naam accountantspraktijk)

... (naam accountant)

[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]

7. Onderwijslinks

1 december 2020

  • DUO:

  • Groen Kennisnet: l

  • Immigratie- en Naturalisatiedienst CN:

  • Inspectie van het Onderwijs:

  • Kennisnet:

  • MBO-Raad:

  • Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

  • NBA

  • Overheid (inclusief wet- en regelgeving)

  • PO-raad

  • Raad voor de Jaarverslaggeving:

  • VO-raad l

8. Lijst met afkortingen

1 juli 2019

AK

Administratiekantoor

ao/ib

Administratieve organisatie en interne beheersing

BBL

Beroepsbegeleidende leerweg

BOL

Beroepsopleidende leerweg

BPV

Beroepspraktijkvorming

COS

Controle- en Overige Standaarden

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

HRA

Handleiding regelgeving accountancy

IB

Interne beheersingsmaatregelen

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NV COS

Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden

OAP

Onderwijsaccountantsprotocol

OCW

(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OGT

Overzicht geregistreerde telgegevens

PO

Primair onderwijs

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland

RJ

Raad voor de Jaarverslaggeving

Rjo

Regeling jaarverslaggeving onderwijs

SM

Specifieke materialiteit

SR

Specifieke rapportagegrens

VGBA

Verordening gedrags- en beroepsregels accountants

ViO

Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten

VO

Voortgezet onderwijs

vso

voortgezet speciaal onderwijs

VT

Voltijd

VvB

Verslag van bevindingen

WEB

Wet educatie en beroepsonderwijs

WPO

Wet op het primair onderwijs

WVO

Wet op het voortgezet onderwijs

Bijlage I

Kader financiële rechtmatigheid onderwijswet- en regelgeving OCW BES 2021

Van toepassing

       

voor sector

 

Identificatie wet- en regelgeving

 

PO

VO

MBO

EOZ

Naam wet

art

Inhoud

Toelichting

       

Wet op het primair onderwijs (WPO BES)

 

1

       

5

Kosten van voeding en vervoer van leerlingen

In dit artikel wordt aangegeven dat door middel van een eilandsverordening regels worden gegeven tbv het verstrekken van voedsel, kleding en mogelijk maken van vervoer. Deze kosten komen voor rekening van de eilandsraad. De bekostiging door OCW mag hier dus niet aan besteed worden.

1

       

31, lid 1

Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel

Elke school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet bekostigd.

1

       

37, lid 1 en 2

Rechtspositieregeling personeel van een bijzondere school

De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstig toepassing, voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

1

       

44 lid 1 en2

Toelating en verwijdering leerlingen

Ten aanzien van het volgende: De toelating mag niet afhankelijk worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Overeenkomsten waarbij ouders worden verplicht tot het betalen van een geldelijke bijdrage zijn nietig, behoudens voor zover zij na toelating van de leerling tot de school schriftelijk zijn aangegaan en in het desbetreffende schriftelijke stuk aan de ouders kenbaar is gemaakt dat het een vrijwillige bijdrage betreft waarvoor de overeenkomst niet behoeft te worden aangegaan, doch waarvoor geldt dat na ondertekening wel een verplichting tot betaling van de overeengekomen bijdrage bestaat. Daarnaast zijn in dit lid nog 2 situaties opgenomen waarbij de overeenkomst nietig is. Indien de inkomsten van de instelling op grond van een nietige overeenkomst zijn ontvangen dan zijn deze inkomsten niet rechtmatig.

1

       

50, lid 2 en 3

Tussenschoolse opvang

De kosten voor tussenschoolse en buitenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier om de exploitatiekosten. De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering overblijfkrachten en organisatie TSO.

1

       

78 lid 1

Voorziening in huisvesting door het openbaar lichaam

Voorziening in huisvesting is taak van het openbaar lichaam, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. In artikel 79 is gedefinieerd wat wordt verstaan onder voorzieningen in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van openbaar lichaam naar school.

1

       

106

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

Het openbaar lichaam bekostigt aan BG van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat is onderworpen aan een of meer der in artikel 43 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoeld belastingen ter zake van onroerende zaken het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in het openbaar lichaam gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.

1

       

119

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.

1

       

152

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten dit kader.

1

       

167a

Voorziening huisvesting voor de jaren 2011 tot en met bij KB te bepalen tijdstip

Op grond hiervan vindt specifieke financiering plaats door OM en het openbaar lichaam ten aanzien van de huisvesting. De uitgaven die hieronder vallen zijn dan rechtmatig.

               

1

     

Besluit bekostiging WPO BES

1

       

26

Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag

Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatieoverschotten plaats te vinden.

               
 

1

   

Wet op het voortgezet onderwijs BES (WVO BES)

 
 

1

     

5

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap niet zelfstandig van vervoer gebruik kunnen maken, een taak (en kosten) van het bestuurscollege is, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer voor andere dan in het artikel genoemde leerlingen.

 

1

     

12, lid 1

Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen

Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking. Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

 

1

     

64 lid 4

Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering en verblijfsduur

De toelating wordt niet afhankelijk gesteld van een andere dan een bij of krachtens de wet geregelde bijdrage. Indien inkomsten (anders dan bij de wet geregeld) van de instelling op grond van toelating zijn ontvangen dan zijn deze inkomsten niet rechtmatig.

 

1

     

90 lid 1 en 2

Rechtspositieregeling personeel

De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstig toepassing, voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

 

1

     

152, lid 2 en 3 (vanaf 1-10-2021)

Bekostiging scholen

Hier wordt beschreven waar de bekostiging voor bestemd en verstrekt wordt.

 

1

     

156 lid 1 (tot en met 30-09-2021)

Bekostiging exploitatiekosten

Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen

 

1

     

158

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

Het openbaar lichaam bekostigt aan BG van een andere dan een door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat is onderworpen aan een of meer der in artikel 43 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoeld belastingen ter zake van onroerende zaken het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in het openbaar lichaam gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.

 

1

     

172

Besteding bekostiging

Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden.

 

1

     

173 lid 1

Besteding overeenkomstig bestemming

De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 172, worden niet aangewend voor contractactiviteiten

 

1

     

208

Voorziening in huisvesting en inventaris

Bepalingen over huisvesting gelden ook voor Saba Comprehensive school, dus ook voor deze school de betreffende uitgaven niet uit de rijksbijdrage.

               

1

1

   

Experimentenwet onderwijs

 

1

1

     

4 lid 1 en 3

 

In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.

               
   

1

 

Wet educatie en beroepsonderwijs BES (WEB BES)

   

1

   

1.2.1

Doelstellingen onderwijs

Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie en beroepsonderwijs omvatten niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

2.2.1 lid 2 (tot en met 30-09-2021

Rijksbijdrage beroepsonderwijs

Geeft aan voor welke kosten de rijksbijdrage verstrekt wordt. In de toelichting is opgenomen dat het hier niet gaat om een limitatieve opsomming. Indien het bestuurscollege naast deze genoemde kosten soorten andere kostensoorten in aanmerking wil laten komen dan is dat mogelijk.

   

1

   

2.2.1,lid 2 en 3 (vanaf 1-10-2021)

Rijksbijdrage beroepsonderwijs

Hier wordt beschreven waar de bekostiging voor bestemd en verstrekt wordt.

   

1

   

2.3.1 lid 2

Jaarrekening

Alleen ten aanzien van het volgende aspecten: 1. Uit de jaarrekening moet blijken dat sprake is van rechtmatige aanwending van de rijksbijdrage. 2. Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de extranei voor examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

4.1.4 lid 1 en 2

Rechtspositieregeling personeel van een bijzondere school

De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstig toepassing, voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

   

1

   

8.1.1 lid 1

Inschrijving

Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Voor de inschrijving als examendeelnemer is aan het bevoegd gezag een door het gezag te bepalen vergoeding verschuldigd.

   

1

   

8.1.6

Onderwijsbijdragen

De inschrijving wordt niet afhankelijk gesteld van geldelijke bijdrage. Uit de toelichting blijkt dat de instelling een vrijwillige bijdrage van een deelnemer kan vragen. Over deze bijdrage worden dan afspraken gemaakt in de onderwijsovereenkomst. Hieruit volgt dat niet vrijwillige bijdragen en bijdragen die niet uit de onderwijsovereenkomsten blijken niet rechtmatig zijn.

   

1

   

8.1.6a. t/m 8.1.6h.

Mbo-studentenfonds

Deze artikelen geven aan onder welke voorwaarden, onder welke omstandigheden en met welke omvang financiële ondersteuning gegeven kan worden door de instelling.

   

1

     

Algemene toelichting punt 10 Educatievoorzieningen

Deze wet voorziet niet in de bekostiging van educatie. Uitgaven van de bekostiging aan educatie is dus niet rechtmatig.

               

1

1

1

 

Wet overige OCW-subsidies

 

1

1

1

   

2 en 4

Nadere voorschriften subsidieverstrekking

In de subsidiebeschikking kunnen bepalingen zijn opgenomen, die van invloed zijn op de financiële rechtmatigheid. Indien dit het geval is, dan dient de accountant deze bepalingen mee te nemen in de controle werkzaamheden ten aanzien van de financiële rechtmatigheid. Dit geldt in het bijzonder wanneer er sprake is van een geoormerkte subsidie. Zie de betreffende specifieke CT en RT en paragraaf in het OAP OCW BES 2021.

               

1

     

Subsidieregeling Teambeurs primair onderwijs

1

       

18 lid 2

Besteding en verantwoording

De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend.

               
 

1

   

Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020-2023

 

1

     

1.10, lid 1 en 2

Besteding subsidie

In lid 1 is aangegeven dat de subsidie uitsluitend besteed mag worden aan de activiteiten waarvoor deze is verleend. Niet bestede middelen worden teruggevorderd. In lid 2 is aangegeven dat de subsidie voor 1 augustus 2024 moet worden besteed.

               

1

1

1

 

Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020-2021

1

1

1

   

12 lid 1

Subsidieverplichtingen

Voor deelname aan een inhaal- en ondersteuningsprogramma wordt aan de deelnemende leerlingen, deelnemers of ouders of verzorgers geen vergoeding gevraagd.

               
 

1

   

Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl

 

1

     

9 lid 1 en 2

Besteding subsidie

Lid 1 geeft aan dat de subsidie uitsluitend besteed wordt aan de activiteiten waarvoor deze wordt verstrekt. Niet bestede middelen worden teruggevorderd. Lid 2 geeft aan dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt tot en met het schooljaar 2023/2024 worden uitgevoerd.

               
       

Regeling subsidie expertisecentra onderwijszorg CN

     

1

 

3

Te subsidiëren activiteiten

In dit artikel is opgenomen dat de subsidie is bestemd voor de uitvoering van het eilandelijk zorgplan en de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de WPO BES, artikel 69, eerste lid, van de WVO BES en artikel 3.4, eerste lid, van de WEB BES

     

1

 

7 lid 1 en 2

Besteding en verantwoording

In lid 1 is aangegeven dat de subsidie in ieder geval wordt besteed aan de uitvoering van het eilandelijk zorgplan en aan de wettelijke taken, bedoeld in artikel 3. In lid 2 is opgenomen dat eventuele niet-bestede middelen door het EOZ in de daaropvolgende jaren aangewend kunnen worden voor de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

               
 

1

   

Subsidieregeling structureel voorkomen onnodig zittenblijven vo 2021-2023

 

1

     

9 lid 1

Subsidieverplichtingen

Voor deelname aan een programma als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b, wordt aan de deelnemende leerlingen geen vergoeding gevraagd.

               

1

1

   

Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs PO en VO

1

1

     

12 lid 4

Besteding en verantwoording

In lid 4 is opgenomen dat de bijzondere en aanvullende bekostiging voor de doelen, genoemd in artikel 2, ook kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

               
 

1

   

Subsidieregeling capaciteitstesten 2021-2023

 

1

     

8 lid 1

Subsidieverplichtingen

In lid 1 is opgenomen dat voor deelname aan een capaciteitentest aan de deelnemende leerlingen of hun ouders of verzorgers geen bijdrage gevraagd wordt. Reeds verkregen bijdragen worden door het bevoegd gezag terugbetaald.

Bijlage II

Stroomschema bekostigingsonderzoek

Bijlage 267781.png

Geen deelpopulatie per soort gegeven

Bijlage 267782.png

Wel deelpopulaties per soort gegeven (per deelpopulatie)

Bijlage 267783.png
  1. Het jaarverslag bestaat uit de jaarrekening, bestuursverslag en andere gegevens, zoals bedoeld in artikel 1, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES ^ [1]
  2. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [2]
  3. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [3]
  4. Wanneer op een van de twee onderwerpen een aanpassing van het oordeel van toepassing is, kunnen twee kopjes worden gebruikt. Bijvoorbeeld ‘Ons oordeel betreffende de getrouwheid van de jaarrekening’ en ‘Ons oordeel met beperking betreffende de rechtmatigheid’. ^ [4]
  5. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [5]
  6. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [6]
  7. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [7]
  8. Deze tekst kan specifiek gemaakt worden. Bij entiteiten niet zijnde oob’s of andere beursgenoteerde organisaties of bij controle van andere objecten dan financiële overzichten voor algemene doeleinden is de paragraaf over materialiteit facultatief. ^ [8]
  9. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [9]
  10. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [10]
  11. Deze tekst kan specifiek gemaakt worden. Wanneer geen sprake is van een groepscontrole kan deze paragraaf vervallen. Bij entiteiten niet zijnde oob’s of andere beursgenoteerde organisaties of bij controle van andere objecten dan financiële overzichten voor algemene doeleinden is de paragraaf over de reikwijdte van de groepscontrole facultatief. ^ [11]
  12. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [12]
  13. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [13]
  14. Deze tekst kan specifiek worden gemaakt. Bij entiteiten niet zijnde oob’s of andere beursgenoteerde organisaties of bij controle van andere objecten dan financiële overzichten voor algemene doeleinden is de paragraaf over de kernpunten van de controle facultatief. Ingeval de accountant ervoor kiest deze passage op te nemen is hij ook verplicht de paragrafen over materialiteit en, in voorkomend geval, over de reikwijdte van de groepscontrole op te nemen. ^ [14]
  15. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [15]
  16. Deze alinea is optioneel, en wordt opgenomen ingeval de accountant het nodig acht (standaard 706.10) ^ [16]
  17. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [17]
  18. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [18]
  19. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [19]
  20. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [20]
  21. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [21]
  22. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [22]
  23. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [23]
  24. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [24]
  25. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [25]
  26. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [26]
  27. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [27]
  28. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’. Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’. ^ [28]
  29. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [29]
  30. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [30]
  31. Opnemen hetgeen van toepassing is:artikel 131, vierde lid, van de Wet primair onderwijs BES; rtikel 17, derde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO BES;artikel 2.3.1, vierde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;artikel 7, vijfde lid, van de Regeling subsidie expertisecentra onderwijszorg CN. ^ [31]
  32. De tekst hierna kan worden weggelaten bij verwijzing naar een bijlage waarin deze tekst is opgenomen. Voorbeeld verwijzing: Een meer gedetailleerde beschrijving van onze verantwoordelijkheden is opgenomen in de bijlage bij onze controleverklaring. ^ [32]
  33. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [33]
  34. Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd gezag van de scho(o)l(en)’. ^ [34]
  35. Deze alinea kan worden verwijderd wanneer geen sprake is van een groepscontrole zoals gedefinieerd in Standaard 600 ^ [35]
  36. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [36]
  37. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [37]
  38. Deze passage wordt opgenomen als kernpunten worden vermeld in de controleverklaring. Het opnemen van kernpunten is verplicht in de controleverklaring bij financiële overzichten voor algemene doeleinden van oob’s en andere beursgenoteerde ondernemingen. Bij andere verantwoordingen is het opnemen van kernpunten facultatief. ^ [38]
  39. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘interntoezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [39]
  40. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘interntoezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [40]
  41. Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). In de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘interntoezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [41]
  42. Voor een instelling op grond van WVO BES, is dit de intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van het assurance-rapport dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [42]
  43. Voor een instelling op grond van WVO BES, is dit de intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van het assurance-rapport dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [43]
  44. Voor een instelling op grond van WVO BES, is dit de intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In de tekst van het assurance-rapport dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’. ^ [44]
Naar boven