Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022

[Regeling vervallen per 18-02-2023.]
Geraadpleegd op 09-05-2024.
Geldend van 19-01-2022 t/m 17-02-2023

Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over recent Europees, onafhankelijk media-aanbod, oorspronkelijk Nederlandstalig of Friestalig programma-aanbod en programma-aanbod dat voorzien is van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking (Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022)

I. Begripsbepalingen en reikwijdte

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Mediawet 2008;

  • b. besluit: het Mediabesluit 2008;

  • c. regeling: Mediaregeling 2008;

  • d. catalogus: de ordening van het audiovisueel media-aanbod in een databank die audiovisueel media-aanbod voor de gebruiker toegankelijk maakt;

  • e. Europese producties: producties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder n en artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Richtlijn;

  • f. Richtlijn: Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;

  • g. onafhankelijke producent: de producent van een onafhankelijke productie als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de wet;

  • h. ondertiteling: Nederlands-of Friestalig programma-aanbod voorzien van Nederlandstalige ondertiteling;

  • i. producent: degene die programma-aanbod vervaardigt;

  • j. programma-aanbod: televisieprogramma-aanbod;

  • k. programmakanaal: televisieprogrammakanaal;

  • l. recente productie: een onafhankelijke productie die niet ouder is dan vijf jaar.

Artikel 2. Europese producties

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Een producent als bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, van de Richtlijn wordt geacht in een lidstaat gevestigd te zijn indien zijn onderneming aldaar permanent is gevestigd en over vast personeel beschikt dat zich zowel met productie- als commerciële activiteiten in de Europese Unie bezighoudt.

  • 2 Indien niet bekend is welke producent een productie tot stand heeft gebracht, wordt onder producent mede verstaan de distributeur van de productie. In dat geval wordt de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd aangemerkt als de lidstaat waarin de producent is gevestigd.

  • 3 Het tweede lid is slechts van toepassing indien de media-instelling die de productie heeft verspreid, naar genoegen van het Commissariaat heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de relevante gegevens over de producent van de productie te achterhalen.

Artikel 3. Onafhankelijke producties

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 In aansluiting op artikel 3.22, eerste lid, van de wet wordt als onafhankelijke productie mede aangemerkt:

    • a. programma-aanbod dat wordt geproduceerd door een onafhankelijke producent tezamen met een media-instelling, ingeval de media-instelling niet wordt aangemerkt als producent van het betreffende aanbod;

    • b. een door een media-instelling aangekochte onafhankelijke productie.

  • 2 Niet als onafhankelijke productie wordt aangemerkt:

    • a. programma-aanbod dat uitsluitend geproduceerd is door een media-instelling;

    • b. programma-aanbod dat geproduceerd is door een producent die meer dan negentig procent van het door hem geproduceerde programma-aanbod, in de drie afgelopen boekjaren, heeft geleverd aan dezelfde media-instelling.

II. Europese producties

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Artikel 4. Berekeningswijze aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties in programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties als bedoeld in de artikelen 3.20 tot en met 3.22 van de wet, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per televisieprogrammakanaal per kalenderjaar, daarvan uitgezonderd het media-aanbod als bedoeld in artikel 3.23 van de wet.

  • 2 Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties, worden herhalingen van programma’s meegeteld.

Artikel 5. Berekeningswijze aandeel Europese producties van audiovisueel media-aanbod op commerciële mediadiensten op aanvraag

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese producties van een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c, eerste lid, van de wet wordt uitgegaan van het aantal Europese titels in de desbetreffende catalogus, afgezet tegen het totaal aantal titels in de catalogus.

  • 2 Als titel wordt in ieder geval aangemerkt een speelfilm en een seizoen van een serie. Een aflevering van een serie kan als titel worden aangemerkt indien deze vergelijkbaar is met een speelfilm.

Artikel 6. Bereik programma-aanbod

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Voor de toepassing van artikel 3.23, tweede lid, van de wet wordt programma-aanbod aangemerkt als programma-aanbod dat in slechts één gemeente of een beperkt aantal aan elkaar grenzende gemeenten kan worden ontvangen, indien het programma-aanbod gericht is op die betreffende gemeente(n) en niet tevens wordt verspreid via een ander deel van het nationale omroepnetwerk of in andere gemeenten via een programmakanaal.

Artikel 7. Aandacht Europese producties op commerciële mediadiensten op aanvraag

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Het onder de aandacht brengen van Europese producties op een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c, tweede lid, van de wet kan onder meer worden verzekerd door:

  • a. het voorzien in een vanaf de startpagina van de dienst toegankelijke aan Europese producties gewijde sectie;

  • b. de mogelijkheid om in de als onderdeel van die dienst beschikbare zoekfunctie naar Europese producties te zoeken; of

  • c. het gebruik van Europese producties in de campagnes van die dienst of een minimum percentage Europese producties die in de catalogus van die dienst worden aanbevolen, bijvoorbeeld door gebruik van banners of vergelijkbare instrumenten.

Artikel 8. Ontheffing aandeel Europese producties lage omzet en klein publiek

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 De verplichting voor het behalen van het aandeel Europese producties en het onder de aandacht brengen daarvan als bedoeld in artikel 3.29c, eerste en tweede lid, van de wet geldt niet voor aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag met een lage omzet of een klein publiek.

  • 2 Als lage omzet wordt aangemerkt een jaaromzet tot twee miljoen euro, daarbij inbegrepen de jaaromzet van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen.

  • 3 Als klein publiek wordt aangemerkt een aandeel gebruikers van minder dan 1% ten opzichte van het veronderstelde aantal potentiële gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag van de lidstaat waar de aanbieder van de commerciële mediadienst op aanvraag zich op richt. Voor het aantal veronderstelde potentiële gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag, wordt uitgegaan van 80% van de bevolking van de lidstaat waar de desbetreffende commerciële mediadienst op aanvraag zich op richt.

  • 4 Om voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking te komen, dient de aanbieder van de commerciële mediadienst op aanvraag een verzoek om een ontheffing in bij het Commissariaat. Bij het verzoek om ontheffing dient alle relevante informatie op grond waarvan een besluit kan worden genomen, te worden gevoegd.

Artikel 9. Ontheffing Europese producties programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Ontheffingen van het aandeel Europese producties als bedoeld in artikel 3.20, eerste lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal gedeeltelijk worden verleend, met dien verstande dat het percentage niet lager gesteld kan worden dan tien.

  • 2 Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.

  • 3 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.

  • 4 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het aandeel genoemd in artikel 3.20, eerste lid, van de wet gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager worden vastgesteld zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.

  • 5 Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.

Artikel 10. Ontheffing Europese producties audiovisueel media-aanbod op commerciële mediadiensten op aanvraag

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Ontheffingen van het aandeel Europese producties voor audiovisueel media-aanbod van commerciële mediadiensten op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c van de wet, kunnen worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat naleving gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.

  • 2 Bij de vaststelling of sprake is van een geval als bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van de commerciële mediadienst op aanvraag, de aard van het audiovisueel media-aanbod, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.

  • 3 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een geval waarin ten aanzien van een commerciële mediadienst op aanvraag niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.

  • 4 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een commerciële mediadienst op aanvraag niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het percentage genoemd in artikel 3.29c van de wet lager worden vastgesteld zolang het format van de commerciële mediadienst op aanvraag niet wijzigt.

  • 5 Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.

III. Nederlands- en friestalige producties

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Artikel 11. Oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Als oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties als bedoeld in artikel 3.24, eerste lid, van de wet wordt mede aangemerkt:

  • a. programma-aanbod dat Nederlands- of Friestalig is ingesproken;

  • b. programma-aanbod dat onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties bevat, dat voorzien is van een Nederlands- of Friestalige voice-over.

Artikel 12. Berekeningswijze aandeel oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Voor de vaststelling van het behaalde aandeel oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties, bedoeld in artikel 3.24 van de wet, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal per kalenderjaar. Herhalingen van programma’s worden meegeteld.

Artikel 13. Ontheffing oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Ontheffingen van het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties voor programma-aanbod als bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.

  • 2 Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, het territoriale bereik van het programmakanaal en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.

  • 3 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.

  • 4 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan, kan dit aandeel gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager of op nul worden vastgesteld, zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.

  • 5 Wanneer een programmakanaal nagenoeg geheel is gericht op een uitzendgebied buiten Nederland kan het percentage bedoeld in artikel 3.24, eerste lid, van de wet gedurende de looptijd van de toestemming op nul worden gesteld zolang het format van het programmakanaal niet wijzigt.

  • 6 Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.

Artikel 14. Ondertiteling oorspronkelijk Nederlandstalige producties programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Als oorspronkelijk Nederlandstalige producties die voorzien zijn van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking zoals bedoeld in artikel 17 van het besluit worden aangemerkt oorspronkelijk Nederlandstalige producties:

  • a. die Nederlandstalig zijn ingesproken;

  • b. die onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlandstalige producties bevatten die voorzien zijn van een Nederlands- of Friestalige voice-over dan wel Nederlands- of Friestalig zijn ingesproken en die voorzien zijn van een ondertiteling overeenkomstig artikel 18a van de regeling.

Artikel 15. Berekeningswijze percentage ondertiteling programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Voor de vaststelling van het percentage ondertiteling als bedoeld in artikel 17 van het besluit, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar besteed aan producties die kunnen worden aangemerkt als oorspronkelijk Nederlandstalige producties zoals bedoeld in artikel 14 van deze beleidsregel.

  • 2 Voor de vaststelling van het behaalde percentage ondertiteling worden herhalingen van programma’s meegeteld.

  • 3 Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid wordt het programma-aanbod bestaande uit producties die in de Nederlandse taal zijn ingesproken én in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan 8 jaar buiten beschouwing gelaten.

  • 4 Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid worden afzonderlijke muziekclips buiten beschouwing gelaten.

Artikel 16. Ontheffing percentage ondertiteling programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Ontheffingen van het percentage ondertiteling van programma-aanbod als bedoeld in artikel 3.25, tweede lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.

  • 2 Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal of bijzondere economische omstandigheden, worden betrokken.

  • 3 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het percentage ondertiteling wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.

  • 4 Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het percentage ondertiteling wordt voldaan, kan dit aandeel gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager of op nul worden vastgesteld, zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.

  • 5 Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.

Artikel 17. Bereik programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Voor de toepassing van artikel 17 van het besluit meldt de commerciële media-instelling onverwijld aan het Commissariaat zodra zij een technisch bereik heeft van ten minste 75 procent van alle huishoudens in Nederland.

IV. Rapportageverplichting en inhoud verslag

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Artikel 18. Rapportageverplichting quota

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 3 De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de twee voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 3.29c, eerste lid, van de wet.

  • 4 De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag rapporteren naast het uitbrengen van het verslag als bedoeld in het derde lid, gelijktijdig over de naleving van de verplichting in artikel 3.29c, tweede lid, van de wet om op de commerciële mediadienst op aanvraag aandacht te besteden aan Europese producties (artikel 7 van de beleidsregels).

Artikel 19. Verslag programmakanalen

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 De verslagen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens zowel in absolute zin als procentueel op basis van een steekproef van een week per kwartaal voor elk rapportagejaar.

  • 2 In de verslagen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageschema’s op de website van het Commissariaat.

  • 3 De media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.

  • 4 Het Commissariaat kan een media-instelling op voorafgaande aanvraag toestaan op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren.

  • 5 Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.

  • 6 Het tweede lid is niet van toepassing op commerciële media-instellingen met programmakanalen met een technisch bereik kleiner dan 75% van de Nederlandse huishoudens, voor zover dat betrekking heeft op het onderdeel ondertiteling in het rapportageformulier.

Artikel 20. Verslag commerciële mediadiensten op aanvraag

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 De verslagen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens op basis van een heel jaar dan wel op basis van de eerste dag van de vier steekproefweken voor elk rapportagejaar als bedoeld in artikel 19, eerste lid.

  • 2 In de verslagen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van deze beleidsregel wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.

  • 3 De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.

  • 4 Het Commissariaat kan een aanbieder van een commerciële mediadienst op aanvraag op voorafgaande aanvraag toestaan op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren.

  • 5 Indien vaststaat dat het audiovisueel media-aanbod (op een kanaal) van een aanbieder van een commerciële mediadienst op aanvraag voor 100% bestaat uit Europese producties, kan voor de rapportage worden volstaan met het invullen en ondertekenen van het formulier ‘Verklaring Europese producties’, zoals die op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.

  • 6 Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.

V. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

Artikel 21. Citeertitel en inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 18-02-2023]

  • 1 Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022.

  • 3 Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).

  • 4 Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 5 Op ontheffingen die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend, blijft de Beleidsregel programmaquota 2019 van toepassing die op dat moment van kracht was, met uitzondering van de bepalingen inzake de rapportageverplichting.

Commissariaat voor de Media,

R. Eringa-Wensing

voorzitter

P. Eijsvoogel

commissaris

Naar boven