Besluit bekostiging WPO BES 2022

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2022. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 01-04-2022 t/m heden

Besluit van 9 december 2021, houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 2022)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 30 september 2021, nr. WJZ/29122231 (12547), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 46, eerste lid, 66, derde lid, 68, derde lid, 77, 99, zesde lid, 100, derde lid, 102, vierde lid, 114, 119, tweede lid, en 121, derde lid, van de Wet primair onderwijs BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2021, nr. W05.21.0294/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 december 2021, nr. WJZ/30169969 (12547), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen:

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Gegevensverstrekking, aanvang en voorschotten nieuwe scholen

Artikel 2. Gegevens nieuwe scholen

  • 1 Het bevoegd gezag van een school die door Onze Minister voor bekostiging in aanmerking is gebracht, zendt Onze Minister uiterlijk 12 weken voor de datum van ingang van de bekostiging de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bekostiging.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid vastgesteld en kunnen hierover voorschriften worden gesteld.

Artikel 3. Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school

  • 1 Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school eenmalig een deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 100 van de wet, toekennen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging een aanvang neemt.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld en verstrekt.

Artikel 4. Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten

  • 2 Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, meldt het bevoegd gezag uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuwe school begint, het vermoedelijk aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de datum van ingang van de bekostiging.

  • 3 Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 102, tweede lid, onderdeel b, van de wet, op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober volgende op de opening van de nieuwe school.

  • 4 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid.

  • 5 Het voorschot, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het derde lid.

  • 7 Onze Minister is bevoegd tot verrekening van verstrekte voorschotten met de betalingen die voortvloeien uit de vaststelling van de onderscheiden onderdelen van de bekostiging.

  • 8 Indien Onze Minister een voorschot verleent in gevallen waarin de bekostiging niet tijdig kan worden vastgesteld door omstandigheden die niet aan het bevoegd gezag van een school zijn toe te rekenen, zijn het zesde en het zevende lid van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Leerlingentelling en leerlingenadministratie

Artikel 5. Leerlingentelling

  • 1 Voor de toepassing van de wet en dit besluit worden, onverminderd artikel 8 en artikel 11, derde lid, de leerlingen meegeteld die op de teldatum op de school als werkelijk schoolgaand staan ingeschreven.

  • 2 Indien de teldatum valt op een dag waarop geen onderwijs wordt gegeven, worden op de eerstvolgende schooldag de leerlingen geteld, die op de teldatum als werkelijk schoolgaand stonden ingeschreven.

  • 3 Een leerling kan op de teldatum slechts op één school voor de bekostiging meetellen.

Artikel 6. Overzicht aantal leerlingen

  • 1 Onze Minister stelt jaarlijks een overzicht vast van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in aanmerking wordt genomen.

  • 2 Het overzicht wordt uiterlijk acht weken na de teldatum toegezonden aan het bevoegd gezag. Indien toepassing is gegeven aan artikel 11, derde lid, wordt het overzicht uiterlijk vier weken na afloop van de daar bedoelde verlengde termijn toegezonden aan het bevoegd gezag.

Artikel 7. Inschrijving

  • 1 De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na overlegging van:

    • a. een bewijs van uitschrijving van de leerling van een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, welk bewijs op het moment van inschrijving niet ouder is dan 6 maanden, of

    • b. een schriftelijke verklaring van de ouders dat de leerling binnen een periode van 6 maanden voorafgaand aan de inschrijving niet eerder op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs was ingeschreven.

  • 2 Het bewijs van uitschrijving dan wel de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt bewaard in de administratie van de school.

  • 3 De directeur doet in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dan wel in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien hem bekend is op welke andere school of school of instelling voor ander onderwijs de leerling was ingeschreven buiten de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde periode, onder vermelding van de datum van inschrijving op zijn school, binnen 1 week schriftelijk mededeling van de inschrijving aan de directeur van de school of de school of instelling voor ander onderwijs waarop de leerling voordien was ingeschreven.

  • 4 De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, tenzij de leerling op 1 augustus de leeftijd van 4 jaar nog niet heeft bereikt.

Artikel 8. Uitschrijving

  • 1 De directeur van de school waar een leerling staat ingeschreven, schrijft de leerling, indien deze de school verlaat, uit met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht. De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.

  • 2 De directeur, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving.

  • 3 Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht een mededeling ontvangt van de directeur, rector of centrale directie van een school of een school of instelling voor ander onderwijs, van de inschrijving van de leerling op diens school, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op de andere school of de school of instelling voor ander onderwijs.

Artikel 9. Inhoud leerlingenadministratie

  • 1 De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke leerlingenadministratie beschikbaar is van:

    • a. de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school, en

    • b. de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.

Artikel 10. Bewaren van gegevens

  • 1 De gegevens, bedoeld in artikel 9 worden in ieder geval gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven in de leerlingenadministratie bewaard.

Artikel 11. Verstrekken gegevens aan Minister

  • 1 Het bevoegd gezag zendt voor 15 februari indien de teldatum 1 februari is, dan wel binnen twee weken na een andere teldatum, aan Onze Minister, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuurscollege, een opgave van het aantal leerlingen overeenkomstig artikel 5.

  • 2 Indien als gevolg van de wijzigingen op grond van artikel 8, een wijziging optreedt in de in het eerste lid bedoelde opgave, doet het bevoegd gezag van de school waarvan de leerling is respectievelijk leerlingen zijn uitgeschreven, binnen 6 weken na de teldatum daarvan mededeling aan Onze Minister, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuurscollege.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid worden verlengd en wordt vastgesteld op welke wijze de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.

Artikel 12. Verklaring bevoegd gezag

Het bevoegd gezag verstrekt gelijktijdig met de verklaring, bedoeld in artikel 125, vierde lid, van de wet, een verklaring over de juistheid en tijdige aanmelding van de gegevens waarop de bekostigingsbedragen zijn of worden gebaseerd.

Hoofdstuk 4. Vaststelling bekostiging en extra bekostiging

Artikel 13. Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling

  • 1 Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 1 januari, de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede en derde lid, van de wet, vast voor zover deze mede gebaseerd is op het aantal leerlingen op de teldatum. De bedragen hebben betrekking op een kalenderjaar.

  • 2 Indien de verklaring van de deskundige aanleiding geeft tot wijziging van de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister voor 1 oktober de bekostiging voor het huidige jaar nader vast.

  • 3 Onze Minister kan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid wijzigen vanwege loonontwikkelingen of andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 14. Extra bekostiging prijspeil Bovenwinden

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt het percentage, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

Artikel 15. Extra bekostiging één school op een eiland

Indien in een openbaar lichaam slechts één school is gevestigd, dan ontvangt deze school extra bekostiging in verband met de geïsoleerde ligging.

Hoofdstuk 5. Bekostiging zorg op scholen

Artikel 16. Bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte

  • 1 De extra bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de wet, wordt aan één school op Bonaire verstrekt. De verdeling van de taken met betrekking tot leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte is toegekend aan die school en deze taken zijn vastgelegd in het eilandelijk zorgplan.

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 3 Een school die is gevestigd in het openbaar lichaam Sint Eustatius of Saba, ontvangt extra bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte die een percentage bedraagt van het totaal van de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

  • 4 Het percentage, bedoeld in het derde lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Opheffing scholen of beëindiging bekostiging

Artikel 17. Opheffing van een school

Het bevoegd gezag geeft binnen twee weken na een besluit tot opheffing van de school kennis daarvan aan Onze Minister, de Rijksvertegenwoordiger, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, eveneens aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waarin de school is gelegen.

Artikel 18. Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag

  • 1 Voor de toepassing van artikel 121 van de wet wordt onder exploitatieoverschot verstaan:

    • a. het bedrag van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 99, 103 en 104 van de wet, verminderd met de lasten over dat jaar voor zover deze als rechtmatig kunnen worden aangemerkt,

    • b. de reserveringen voor zover afkomstig uit ’s Rijks kas, met inbegrip van de ontvangen rentebaten, en

    • c. voor zover het een niet door een openbaar lichaam in stand gehouden school betreft, de niet bestede gedeelten van de uitkeringen op grond van de voorschriften inzake de eilandelijke overschrijding.

  • 2 Het bevoegd gezag meldt het overeenkomstig het eerste lid berekende saldo, verdeeld naar de onderdelen a en b, respectievelijk c, van het eerste lid, tezamen met het jaarverslag over het laatste jaar waarin de school nog geheel of gedeeltelijk voor bekostiging in aanmerking kwam. De opgave gaat vergezeld van een verklaring van een deskundige over de juistheid van de opgave.

  • 3 Indien het exploitatieoverschot van een niet door een openbaar lichaam in stand gehouden school mede is opgebouwd uit uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en geen onderscheid kan worden gemaakt met de baten respectievelijk de lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geldt als maatstaf voor de verdeling van eerstbedoeld deel van het exploitatieoverschot tussen Rijk en het desbetreffende openbaar lichaam de verhouding tussen het ontvangen bedrag aan bekostiging van het Rijk en het ontvangen bedrag aan uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van het openbaar lichaam in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de bekostiging.

  • 4 De verdeling, bedoeld in het derde lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

Hoofdstuk 7. Bekostigingscorrecties

Artikel 19. Onderzoek en correcties

  • 1 Onverminderd de bevoegdheid van de Inspectie van het onderwijs op grond van de Wet op het onderwijstoezicht, kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.

  • 2 Onze Minister kan correcties aanbrengen op de bekostiging, indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld.

  • 3 Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.

  • 4 Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de wet, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 125, vierde lid, van de wet of uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister beslissen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging.

  • 5 Indien de correctie, bedoeld in het tweede lid, strekt tot verhoging van de bekostiging, wordt het bedrag binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 20. Monitor veiligheid op school

Het instrument ter monitoring van de veiligheid van leerlingen, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, van de wet:

  • a. geeft inzicht in de ervaren en feitelijke veiligheid en het welbevinden van de leerlingen, voor zover dat verband houdt met de veiligheid, op school;

  • b. wordt ten minste eens per schooljaar afgenomen onder een representatief deel van de leerlingen; en

  • c. is gestandaardiseerd, valide en betrouwbaar.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 december 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Uitgegeven de vierde januari 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven