In dit hoofdstuk wordt de subsidieverstrekking in het kader van Humanitaire Hulp 2022–2026
op hoofdlijnen toegelicht. In paragraaf 3.1 worden de algemene uitgangspunten en principes
uiteengezet die van toepassing zijn op subsidiering via dit kader. In paragraaf 3.2
wordt beschreven wie in aanmerking komt voor subsidie. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan
op de soorten activiteiten die binnen dit kader subsidiabel zijn. In paragraaf 3.4,
3.5 en 3.6 wordt achtereenvolgens ingegaan op welke activiteiten van subsidie worden
uitgesloten, voor welke landen subsidie kan worden verkregen en de looptijden van
de (te financieren) activiteiten.
3.1. Uitgangspunten en principes financiering Humanitaire hulp
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026
dienen de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd te zijn gericht op de doelstellingen
van dit subsidiebeleidskader:
-
• Respons: het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming
van de burgerbevolking (in acute en chronische crisissituaties).
-
• Effectief Humanitair Systeem: versterking van het humanitair responssysteem.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026
dienen aanvragen zich te richten op bovenstaande doelstellingen en bij te dragen aan
de Grand Bargain afspraken 2.0 en de beleidsbrief ‘Mensen Eerst’.
Humanitaire principes
Hulpverlening geschiedt in overeenstemming met het zogenoemde ‘humanitair imperatief’
d.w.z. het recht op het ontvangen van levensreddende hulp en het bieden daarvan. Tevens
zijn de vier principes van Humanitaire hulp van toepassing:
-
• Humaniteit: iedere persoon moet onder alle omstandigheden humaan worden behandeld;
-
• Onpartijdigheid: de Humanitaire hulp wordt zonder discriminatie en enkel op basis
van de behoeften verstrekt;
-
• Neutraliteit: de ondernomen actie mag geen enkele partij bevoordelen;
-
• Onafhankelijkheid: de doelstellingen van de Humanitaire hulp zijn autonoom ten overstaan
van militaire, politieke, economische, religieuze doelstellingen of van iedere andere
niet-humanitaire doelstelling.
Lokalisering
Lokalisering betekent intensievere samenwerking met lokale en nationale actoren in
de bestemmingslanden, alsmede de netwerken in hulpverlenende landen. De Inter-Agency
Standing Committee (IASC)-definitie van lokale partners is leidend in het vaststellen
of een organisatie lokaal en/of nationaal is.
Tot de intensievere samenwerking behoort zowel de gezamenlijke planning van en besluitvorming
over interventies, als de inspanningen gericht op het verkrijgen van fondsen die complementair
zijn aan de middelen die beschikbaar worden gesteld door de Nederlandse overheid.
Gestreefd wordt dat minimaal 25% van het programmabudget ten goede komt aan hulpverlening
met lokale partners. In de rapportage en de dialoog over activiteiten wordt ruimte
gegeven voor directe reflectie van lokale partners over de samenwerking met de organisatie(s)
die het financieringsverzoek doet (doen).
Gelijkwaardige partnerschappen
Binnen lokalisering wordt aandacht besteed aan de vormgeving van meer gelijkwaardige
partnerschappen tussen de organisatie(s) die het financieringsverzoek doet (doen)
en lokale/nationale partners. Hiertoe behoren in ieder geval:
-
• Het faciliteren en ondersteunen van efficiënt risicomanagement;
-
• Het verstrekken van adequate en transparante vergoeding van apparaatskosten aan lokale
organisaties;
-
• De betrokkenheid van lokale organisaties en gemeenschappen in besluitvorming over
Humanitaire hulp en financiering;
-
• De representatie van lokale partners in coördinatiestructuren voor de uitvoering van
Humanitaire hulp
-
• Effectieve capaciteitsondersteuning en versterking, waarbij lokale partners een rol
wordt gegeven in vaststelling van te ondersteunen/versterken capaciteiten.
-
• Het bieden van kanalen voor directe reflectie door lokale organisaties aan donoren
over partnerschapsvoorwaarden die binnen financiering van donoren worden geboden.
Indien samengewerkt wordt met lokale partners en actoren, is het van belang dat dit
gebeurt op basis van meerjarige financiering en voldoende apparaatskostenvergoedingen.
In onderliggende samenwerkingscontracten met lokale partners wordt financiering zo
direct mogelijk verstrekt. Tevens wordt daarbij uitgegaan van ‘less paper, more aid’,
ofwel het verminderen en stroomlijnen van rapportagevereisten.
Innovatie en leren
Innovatie en leren richt zich op het verbeteren van de effectiviteit en efficiëntie
van Humanitaire hulp: vernieuwende werkwijzen als vervanging van de traditionele ‘in
natura’ hulp, gebruik van nieuwe technologieën, en nieuwe manieren van organisatie
van de hulpverlening. De focus van innovatie binnen dit subsidiebeleidskader ligt
op:
-
• Het aanreiken van oplossingen die werken in een crisissituatie en die snel en efficiënt
kunnen worden opgeschaald.
-
• Anticipatieve humanitaire hulp en financiering, mede door gebruik van voorspellende
data.
-
• Verbetering van de lokale en internationale coördinatie van humanitaire hulp, o.a.
door versterkt leiderschap en effectievere coördinatiestructuren;
-
• Verbetering van transparantie en verantwoording naar slachtoffers van crisis, donoren
en het publiek;
-
• Uitbreiding en versterking van de betrokkenheid van slachtoffers bij het bepalen van
de noden en de invulling van de hulp;
Accountability: Transparantie en Participatie
Het verbeteren van de verantwoording, ook ter verhoging van het draagvlak voor Humanitaire
hulp, op basis van aantoonbaar behaalde resultaten, naar zowel de Nederlandse bevolking,
overheden, als lokale gemeenschappen, mede (waar mogelijk) door rapportage via open
data (IATI).
Daarnaast het verbeteren van de participatie van de slachtoffers van een humanitaire
crisis in de planning, monitoring en evaluatie van de hulpverlening. Tegelijkertijd
dient een impuls te worden gegeven aan de gender-sensitiviteit van de interventies,
met het doel toegang van hulpbehoevende vrouwen, meisjes, jongens, en mannen tot humanitaire
hulp te verbeteren.
Tenslotte staat ook het versterken van mechanismen ter detectie en voorkoming van
(seksueel) grensoverschrijdend gedrag, alsmede bescherming van getroffen individuen,
centraal. Van subsidieontvangers wordt verwacht dat zij het uiterste doen om integriteitsschendingen
te voorkomen, adequaat te reageren in geval van mogelijke integriteitsschendingen,
en hierover transparant te rapporteren naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en waar nodig adequate nazorg te bieden aan getroffen individuen.
Gender- en leeftijdsensitiviteit
Gender- en leeftijdssensitiviteit zijn dwarsdoorsnijdende thema’s in dit subsidiebeleidskader.
Ze beogen gelijke rechten, kansen en uitkomsten voor vrouwen, mannen, meisjes en jongens.
Het gaat in al deze gevallen om het recht van eenieder op gelijkwaardige participatie
in de samenleving, op sociaal, economisch en politiek terrein. Hiertoe moet een samenleving
voor iedereen gelijke toegang tot goederen, kansen, hulpmiddelen en beloningen mogelijk
maken. Dit betekent niet dat er geen verschillen bestaan tussen individuen, maar wel
dat elk individu gelijke kansen en rechten heeft en deze kan gebruiken, ongeacht sekse,
seksuele geaardheid, (verminderde) fysieke capaciteiten, etniciteit, vermogen, familie,
leeftijd of sociale positie. Soms zijn specifieke maatregelen nodig of moet zeker
gesteld zijn dat geplande interventies geen negatieve gevolgen hebben.
Er dient daarom zowel aandacht te zijn voor de dimensies van ongelijkheid en discriminatie
van groepen die structureel zijn uitgesloten, als voor de consequenties van de beoogde
interventies voor deze groepen. Daarnaast moet altijd expliciet aandacht worden gegeven
aan de specifieke positie van vrouwen, meisjes en jongeren in het algemeen, onafhankelijk
van het thema of de doelgroep. Leidend zijn hierbij het humanitair imperatief en de
humanitaire principes.
Effectiviteit
Een betere taakverdeling en meer taakspecialisatie leidt tot betere hulpverlening.
Ook een verhoogde inzet van lokale middelen door de subsidieontvangers en betere aansluiting
op lokale capaciteit en initiatieven, inclusief op de meer ontwikkelingsgerichte programma’s
op de lange termijn, vergroten de duurzaamheid van de interventie.
3.2. Wie kunnen in aanmerking komen voor subsidie in het kader van Humanitaire hulp
2022–2026?
De drie financieringskanalen zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid en in paragraaf 2.1 kennen verschillende soorten organisaties die in aanmerking kunnen
komen voor subsidie ten laste van een respectievelijk financieringskanaal. Om deze
reden worden ze hieronder separaat gepresenteerd.
3.2.1. Financieringskanaal a – voor wie bedoeld
Voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van financieringskanaal
a kunnen in aanmerking komen nationale verenigingen van de Rode Kruis- en Rode Halve
Maanbeweging die lid zijn van de IFRC.
Een subsidieontvanger uit dit financieringskanaal kan voor de uitvoering van (onderdelen
van) het voorstel gebruik maken van andere organisaties zonder winstoogmerk of van
bedrijven. Denk bijvoorbeeld aan het laten uitvoeren van onderdelen van het voorstel
door andere (lokale) organisaties zonder winstoogmerk, bijvoorbeeld door Nationale
Verenigingen van de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging of door het Internationale
Comité van het Rode Kruis.
Adviesbureaus en organisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor subsidie
in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026. Subsidieontvangers kunnen wel kosten
voor inhuur van (experts van) organisaties met winstoogmerk opvoeren in de begroting
van een voorstel indien de uitvoering van het voorstel of de activiteiten hun inhuur
vereist. Het maximum uurtarief voor externe inhuur is € 225,– exclusief BTW.
3.2.2. Financieringskanaal b – voor wie bedoeld
Voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van financieringskanaal
b kunnen in aanmerking komen organisaties die voldoen aan alle volgende vereisten:
-
• de organisatie is een niet-gouvernementele organisatie (NGO): een niet op winst gerichte,
niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een
maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht,
die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door
een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is;
-
• de organisatie beschikt over een bewezen trackrecord in humanitaire hulpverlening;
-
• de organisatie is lid van de DRA;
-
• de organisatie treedt op als penvoerder van een alliantie van DRA-leden en dient namens
de gehele alliantie een aanvraag in.
Alliantie en penvoerderschap
Een alliantie is een samenwerkingsverband van twee of meer organisaties als hierboven
bedoeld, die een gezamenlijk voorstel uitvoeren waarbij alle partijen een bijdrage
leveren aan het geheel. Zij sluiten daartoe een samenwerkingsovereenkomst en overleggen
deze aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De penvoerder is, indien de aanvraag wordt gehonoreerd, verantwoordelijk voor de uitvoering
van en verantwoording over de activiteiten van de alliantie, evenals voor de naleving
jegens de Minister van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. De overige
partijen van de alliantie zijn mede-indieners.
De alliantie kan voor de uitvoering van (een deel van) de activiteiten gebruik maken
van andere organisaties zonder winstoogmerk of van bedrijven. Een dergelijke samenwerking
vindt niet plaats binnen de alliantie zoals hiervoor genoemd, maar betreft samenwerking
met bijvoorbeeld een lokale organisatie die enkele onderdelen van het voorstel lokaal
uitvoert.
Adviesbureaus en organisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor subsidie
in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026. Subsidieontvangers kunnen wel kosten
voor inhuur van (experts van) organisaties met winstoogmerk opvoeren in de begroting
van een voorstel indien de uitvoering van het voorstel of de activiteiten hun inhuur
vereist. Het maximum uurtarief voor externe inhuur is € 225,– exclusief BTW.
3.2.3. Financieringskanaal 3 – voor wie bedoeld
Voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van het financieringskanaal
genoemd in artikel 2, eerste lid, sub c) zullen de vereisten die aan organisaties worden gesteld om in aanmerking te kunnen
komen voor een subsidie op een later moment worden bepaald. Tot die tijd geldt een
nulplafond.
3.3. Subsidiabele activiteiten Humanitaire hulp 2022–2026 (werkwijze en thema’s)
De subsidiemiddelen die via de eerste twee financieringskanalen beschikbaar zijn in
het kader van Humanitaire Hulp 2022–2026, zijn (zie artikel 2, eerste lid, sub a) en sub b) en paragraaf 2.1) bedoeld voor (i) activiteiten die zijn gericht op het uitvoeren
van humanitaire respons (financieringskanaal a) en (ii) voor het financieren van humanitaire
respons en van activiteiten gericht op het versterken van het systeem voor humanitaire
respons (financieringskanaal a en financieringskanaal b). Basis daarvoor zijn de doelstellingen
van dit subsidiebeleidskader, meer specifiek uitgewerkt in de Beleidsbrief ‘Mensen
Eerst’ en de Grand Bargain 2.0:
-
• Het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming van de
burgerbevolking in acute en chronische crises (zie paragraaf 3.3.1);
-
• Het versterken van het systeem voor de humanitaire crisisrespons (zie paragraaf 3.3.2).
De in paragraaf 3.3.1. en 3.3.2. genoemde lijsten van thema’s zijn samenhangend en
limitatief. (Financiering van) activiteiten met betrekking tot niet-genoemde thema’s
komt/komen niet voor subsidie in aanmerking. De subsidieontvanger maakt inzichtelijk
hoe besloten wordt over het honoreren van financieringsverzoeken voor humanitaire
activiteiten.
3.3.1. Voorzien in humanitaire behoeften en verbeteren van de bescherming van de
burgerbevolking (acute en chronische crises)
Subsidieaanvragen voor (financiering van) activiteiten ten behoeve van de humanitaire
respons in crises dienen te waarborgen dat financiering alleen wordt gegeven indien
activiteiten voldoen aan internationale humanitaire kwaliteitsstandaarden en waar
mogelijk worden gecoördineerd door UN OCHA en/of het IFRC-Secretariaat. De (te financieren)
hulp dient aantoonbaar gebaseerd te zijn op de hoogste noden. Tevens dient de (te
financieren) humanitaire respons gericht te zijn op één of meer van de volgende thema’s:
Binnen humanitaire respons wordt een onderscheid gemaakt tussen acute en chronische
crises. Onder acute crises wordt verstaan de gevolgen van plotseling opgetreden of
verergerde noodsituaties. Onder chronische crises wordt verstaan langdurige noodsituaties
die het noodzakelijk maken om gedurende een (verwachte) periode van minimaal twee
jaar met humanitaire hulp aanwezig te zijn in het betreffende gebied. Noden op gebied
van geestelijke gezondheid en psychosociale ondersteuning kunnen deel uit maken van
response in zowel acute als chronische crises.
De subsidieontvanger laat in zijn aanvraag zien hoe hij de middelen die hij wil inzetten
voor (de financiering van) humanitaire respons verdeelt over hulpverlening in acute
en chronische crises. Tevens voorziet hij in een reservering van middelen voor het
vierde kwartaal van elk jaar van de periode waarvoor hij subsidie aanvraagt en in
een verdeling van middelen over elk van die jaren.
De subsidieontvanger laat in zijn aanvraag zien dat de middelen die hij in wil zetten
voor (de financiering van) acute en chronische humanitaire respons worden ingezet
conform de looptijden zoals gesteld in paragraaf 3.6.
De subsidieontvanger waarborgt dat zijn financieringsmechanisme alleen openstaat voor
organisaties die voldoen aan de vereisten zoals vermeld in de paragrafen 3.2.1 en
3.2.2. voor aanvragers voor een subsidie ten laste van financieringskanaal a, respectievelijk
financieringskanaal b.
3.3.2. Het versterken van het systeem voor de humanitaire respons.
Te financieren activiteiten voor de versterking van het humanitair systeem dienen
te zijn gericht op één of meer van de volgende thema’s:
-
• Lokalisering; met aandacht voor o.a. gelijkwaardige partnerschappen en capaciteitsversterking;
-
• Participatie van en accountability naar getroffen gemeenschappen;
-
• Coördinatie van hulp;
-
• Innovatie; met aandacht voor o.a. paraatheid en anticipatie;