Algemeen subsidiereglement 2021

Geraadpleegd op 04-05-2024.
Geldend van 24-08-2021 t/m 12-04-2023

Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021

Het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 augustus 2021;

besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Gebruikte begrippen

  • a. Aanvrager: de organisatie, instelling, de natuurlijke persoon of rechtspersoon die subsidie aanvraagt.

  • b. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • c. Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

  • d. Begrotingstekort: negatief verschil tussen de inkomsten en uitgaven.

  • e. Besluit: een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. In dit reglement wordt een beschikking ook een besluit genoemd.

  • f. Deelregeling: een subsidieregeling die is gebaseerd op dit reglement, met nadere regels voor het geven van subsidies.

  • g. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • h. Huishoudelijk Reglement: Huishoudelijk Reglement van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 2019.

  • i. Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • j. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • k. Rijkscultuurfondsen: de Fondsen zoals bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • l. Schriftelijk: correspondentie tussen het Fonds en de aanvrager. Per deelregeling wordt bepaald welke wijze van communicatie vereist is.

  • m. De wet: de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • n. Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

  • o. Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.

  • p. Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten, zoals bedoeld in artikel 4:21, eerste lid, Awb.

Artikel 2. Doel

  • 1 Het Fonds kan subsidie verstrekken aan rechtspersonen of natuurlijke personen voor activiteiten of projecten die een positieve bijdrage leveren aan het bevorderen van cultuurparticipatie of cultuureducatie in het Koninkrijk der Nederlanden, als deze in het koninkrijk zijn gevestigd.

  • 2 Door subsidies te verstrekken, wil het Fonds uitingen op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie ontwikkelen, stimuleren, spreiden en op andere manieren bevorderen.

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1 Dit reglement is van toepassing op alle subsidies die het Fonds verstrekt.

  • 2 De grondslag voor het verstrekken van subsidies ligt in hoofdstuk 4 van de wet en in artikel 3 van de statuten van het Fonds.

  • 3 Deelregelingen kunnen bepalingen bevatten die afwijken van dit reglement.

  • 4 In deelregelingen kan staan dat daarin genoemde termijnen kunnen worden gewijzigd. In die deelregelingen staat ook waar informatie over die wijzigingen te vinden is. Dat is in ieder geval op de website van het Fonds.

Artikel 4. Doelgroepen

  • 1 Het Fonds kan subsidie verstrekken aan natuurlijke personen of rechtspersonen die geen commercieel winstoogmerk hebben en die zijn gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 2 Het Fonds verstrekt geen subsidie aan natuurlijke personen of rechtspersonen die als doel hebben alleen de belangen te behartigen van één of enkele natuurlijke personen of rechtspersonen. Of dat het geval is, leidt het Fonds af uit hun statuten of hun activiteiten.

  • 3 Als het Fonds in deelregelingen verwijst naar:

    • a. het Koninkrijk der Nederlanden, dan wordt daarmee bedoeld: alle landen binnen het Koninkrijk, inclusief de drie openbare lichamen;

    • b. het Caribisch deel van het Koninkrijk, dan wordt daarmee bedoeld: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • c. het Europees deel van Nederland, dan wordt daarmee bedoeld: Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied;

    • d. Nederland, dan wordt daarmee bedoeld: het Europees deel van Nederland inclusief de drie openbare lichamen, zonder de overige landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied.

  • 4 Het Fonds kan per deelregeling een deel van het totale subsidiebudget beschikbaar stellen voor subsidie aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dat budget staat in het artikel over het subsidieplafond in die deelregeling.

  • 5 Deelregelingen kunnen bepalingen bevatten om het aanvragen van subsidie én de beoordeling van die aanvraag optimaal toegankelijk te maken voor specifieke doelgroepen, als dat nodig is voor de toegankelijkheid van die deelregeling.

  • 6 Bij het Fonds kunnen Engelstalige subsidieaanvragen worden ingediend. De besluiten op die aanvragen zijn in beginsel Nederlandstalig. Als dat nodig is voor de toegankelijkheid van de regeling, kan het Fonds beslissen dat ook Engelstalige besluiten worden opgesteld.

  • 7 Als deelregelingen in een andere taal dan het Nederlands zijn vertaald, is de Nederlandse tekst leidend. Bij de vertaling wordt deze informatie vermeld.

  • 8 In deelregelingen kan staan dat aanvragers hun schriftelijke aanvraag mondeling kunnen toelichten.

  • 9 Begrotingen mogen worden opgesteld in Amerikaanse dollars of Caribische of Antilliaanse guldens. De aanvrager rekent dan het aangevraagde subsidiebedrag om naar euro’s, op basis van de dagkoers op het moment van de aanvraag. Die dagkoers wordt door de aanvrager in de aanvraag vermeld.

  • 10 Tijdsvermeldingen gaan uit van de Amsterdamse tijd, ongeacht de taal van de deelregeling.

Artikel 5. Subsidies

  • 1 Het Fonds kan op grond van een deelregeling subsidie verlenen als instellingssubsidie of projectsubsidie. De projecten waarvoor dit geldt, kunnen bestaan uit een of meerdere activiteiten. In de deelregeling staat om welk soort subsidie het gaat.

  • 2 Het Fonds kan projectsubsidies geven in verschillende vormen en via verschillende aanvraagprocedures.

  • 3 Als het Fonds subsidiemogelijkheden bekendmaakt, wordt daarbij in ieder geval verwezen naar:

    • a. het doel van de oproep;

    • b. het minimaal of maximaal te verlenen bedrag;

    • c. de voorwaarden voor het project of de activiteit;

    • d. een uitleg over de subsidieprocedures van het Fonds, waaronder een verwijzing naar dit reglement;

    • e. de procedure; en

    • f. de website van het Fonds.

Artikel 6. Incidentele subsidies

Voor subsidies in incidentele gevallen geldt dat:

  • a. de subsidie maximaal voor vier jaar wordt gegeven;

  • b. het aantal subsidieontvangers beperkt is; en

  • c. in het subsidieverleningsbesluit staat dat dit reglement van toepassing is, of welke andere bepalingen van toepassing zijn.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of een omroeporganisatie; of

    • d. de aanvraag onvoldoende aansluit bij de subsidievereisten.

  • 2 Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3 Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4 Het Fonds kan subsidie weigeren met een gegronde reden om aan te nemen dat:

    • a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b. de aanvrager niet zal voldoen aan de subsidieverplichtingen;

    • c. de aanvrager niet voldoende verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten die van belang om de subsidie vast te stellen;

    • d. de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt; of

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt.

  • 5 Het Fonds kan in deelregelingen afwijkende en aanvullende weigeringsgronden opnemen.

Paragraaf 2. Financiële bepalingen

Artikel 8. Begrotingsvoorbehoud

Het Fonds verstrekt subsidie voor zover de Minister daartoe in enig tijdvak voldoende financiële middelen aan het Fonds ter beschikking stelt.

Artikel 9. Voorwaarden en beperkingen

  • 1 Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat het financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende is om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 2 Per deelregeling kan het Fonds bepalen dat alleen subsidie wordt gegeven bij bepaalde minimale of maximale totale kosten van projecten of activiteiten.

  • 3 Per deelregeling kan het Fonds als voorwaarde stellen dat aanvragers bepaalde eigen inkomsten behalen.

  • 4 De subsidie is niet meer dan 50% van de totale project- of activiteitenkosten die voor subsidie in aanmerking komen, tenzij een deelregeling iets anders bepaalt.

  • 5 Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten, zoals aan de posten onvoorzien en materiële investeringen, ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten.

  • 6 Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

Artikel 10. Subsidieplafond

  • 1 Het Fonds kan in deelregelingen subsidieplafonds vaststellen voor onder meer tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.

  • 2 Het Fonds kan subsidieplafonds wijzigen. Die wijzigingen worden gepubliceerd op www.cultuurparticipatie.nl.

Paragraaf 3. Indienen aanvraag

Artikel 11. Indieningstermijn

  • 1 Aanvragen worden niet later dan dertien weken voor het begin van projecten of activiteiten ingediend, tenzij de deelregeling iets anders bepaalt.

  • 2 a. Het Fonds neemt aanvragen die te laat zijn ingediend niet in behandeling.

    b. Onvolledige aanvragen neemt het Fonds niet in behandeling, totdat deze zijn aangevuld. Het moment waarop de aanvraag volledig is aangevuld, geldt als het moment van indienen.

Artikel 12. Indieningsvereisten

  • 1

    • a. De wijze waarop aanvragen worden ingediend, is beschreven bij de publicatie of openbaarmaking van de mogelijkheid om subsidie te krijgen. Hierbij geldt in ieder geval dat de aanvrager het verzoek ondertekent en daarbij vermeldt:

      • a. naam en het adres,

      • b. de dagtekening van de aanvraag, en

      • c. een beschrijving van de subsidie die wordt gevraagd.

  • 2 Bij subsidieaanvragen kan het Fonds:

    • a. aanvullende indieningsvereisten stellen, en vereisen dat aan de aanvraag bijlagen worden toegevoegd;

    • b. vragen om persoonsgegevens, zoals een curriculum vitae. Die gegevens zijn in te zien door het Fonds, en eventueel door de commissie die adviseert over de aanvraag;

    • c. gegevens die aanvragers indienen, delen met derden. Het Fonds stelt aanvragers op de hoogte van het voornemen om dat te doen, voordat zij een aanvraag indienen – voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 13. Beslistermijn

  • 1 Het Fonds beslist binnen dertien weken na de ontvangstdatum van de aanvraag, tenzij een deelregeling een andere termijn bepaalt. Het Fonds laat aanvragers schriftelijk weten welke beslissing hij neemt op de aanvraag.

  • 2 Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 3 In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag.

  • 4 Als het Fonds niet binnen de termijn genoemd in het eerste lid op aanvragen kan beslissen, dan laat hij dat weten aan de aanvrager. Daarbij vermeld hij de termijn waarbinnen de aanvrager de beslissing alsnog kan verwachten.

Paragraaf 4. Beoordeling

Artikel 14. Beoordeling

  • 1 De wijze waarop en de volgorde waarin subsidieverzoeken worden beoordeeld, is opgenomen in de desbetreffende deelregeling.

  • 2 Per deelregeling stelt het Fonds de beoordelingscriteria vast. Die criteria worden genoemd in die deelregeling. Hoe daaraan wordt getoetst staat in ieder geval in de toelichting bij die regeling, voor zover dat nodig is voor een goed begrip van de criteria.

Artikel 15. Adviescommissie

  • 1 Het Fonds legt subsidieaanvragen ter advisering voor aan een interne of externe adviescommissie. In de externe commissie hebben een of meer leden zitting die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het beroepsorgaan.

Paragraaf 5. Subsidieverlening

Artikel 16. Verleningsbesluit

  • 1 Voor de vaststelling van de subsidie neemt het Fonds een verleningsbesluit. Een verleningsbesluit wordt gegeven:

    • a. bij subsidieaanvragen tot en met € 25.000: binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, of

    • b. indien sprake is van een subsidieplafond en de verlening plaatsvindt in volgorde van rangschikking of evenredige verdeling: binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken wordt 22 weken als:

    • a. over de aanvraag advies wordt ingewonnen; of

    • b. een nader onderzoek is ingesteld.

  • 3 Tegelijk met het verleningsbesluit kan het Fonds de subsidie vaststellen, afhankelijk van het soort subsidie en het subsidiebedrag.

  • 4 Projectsubsidies verleent het Fonds in beginsel voor een periode van maximaal twee jaar.

Artikel 17. Inhoud verleningsbesluit

Een verleningsbesluit bevat het subsidiebedrag en beschrijft:

  • a. de manier waarop de subsidie wordt verleend;

  • b. de wijze van bevoorschotting;

  • c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; en

  • d. de subsidievereisten, zoals de uiterlijke uitvoeringsdatum van de activiteiten en de datum waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 18. Verplichtingen en opschortende voorwaarden

Het Fonds kan in een besluit verplichtingen of opschortende voorwaarden opnemen.

  • a. Een verplichting leidt ertoe, dat aan een of meerdere door het Fonds opgelegde eis of eisen wordt voldaan voordat aan een bepaling in een besluit kan worden toegekomen.

  • b. Een opschortende voorwaarde betekent dat een of meerdere onderdelen van een besluit worden uitgesteld, totdat aan een door het Fonds opgelegde eis is voldaan.

Artikel 19. Voorstel tot lagere subsidieverlening dan aangevraagd

  • 1 Het Fonds kan voorstellen om, in de plaats van een subsidieverzoek af te wijzen, een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd, al dan niet op grond van een advies van een interne of externe adviescommissie. Als dat gebeurt, motiveert het Fonds die keuze.

  • 2 Als het Fonds de situatie geschikt vindt om een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd:

    • a. dient de aanvrager een aangepaste aanvraag in, waarin staat hoe deze lagere subsidieverlening ten goede komt aan het project of de activiteiten, of

    • b. schrijft het Fonds voor hoe de subsidie ten goede komt aan het project of de activiteiten.

  • 3 Als het Fonds heeft bekendgemaakt dat er mogelijkheden zijn om, in plaats van de subsidie af te wijzen, een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd, laat de subsidieontvanger aan het Fonds weten of wordt ingestemd met het te verlenen bedrag.

Artikel 20. Wijzigen of intrekken subsidieverleningsbesluit

  • 1 Zolang het Fonds het subsidiebedrag nog niet definitief heeft vastgesteld, kan het de beslissing om subsidie te verlenen intrekken of wijzigen in het nadeel van de ontvanger. Dat is mogelijk als:

    • a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. de ontvanger heeft gehandeld in strijd met de subsidieverplichtingen;

    • c. de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft geleverd, terwijl juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing hadden geleid;

    • d. de beslissing tot verlening onjuist was en de ontvanger dat wist of behoorde te weten; of

    • e. veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip dat de subsidie is verleend, tenzij het intrekkings- of wijzigingsbesluit iets anders bepaalt.

Paragraaf 6. Voorschotten

Artikel 21. Bevoorschotting

  • 1 Het Fonds kan voorschotten verstrekken.

  • 2 In het verleningsbesluit staan het bedrag en het tempo van de bevoorschotting.

Artikel 22. Aanvullende bepalingen bevoorschotting

  • 1 Als de subsidie € 25.000 of minder is en niet direct wordt vastgesteld, verleent het Fonds een voorschot van 100% van het subsidiebedrag.

  • 2 Als de subsidie hoger is dan € 25.000 verleent het Fonds een voorschot zodra het verleningsbesluit is afgegeven.

  • 3 Het Fonds bepaalt bij deelregeling of besluit:

    a. de tijdstippen van de voorschottermijnen en de verdeling daarvan; en

    b. of er verplichtingen of opschortende voorwaarden aan de uitbetaling van de voorschotten worden verbonden.

  • 4 Het Fonds kan de bevoorschotting, al dan niet tijdelijk, stoppen als aanvragers hun subsidieverplichtingen onvoldoende nakomen, of indien veranderde omstandigheden zich in overwegende mate tegen ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

Paragraaf 7. Subsidieverplichtingen

Artikel 23. Algemene verplichtingen

  • 1 Subsidieontvangers zorgen ervoor dat projecten of activiteiten waarvoor zij subsidie hebben gekregen doelmatig en financieel verantwoord worden uitgevoerd.

  • 2 Subsidieontvangers stellen het Fonds direct op de hoogte van feiten en omstandigheden die invloed kunnen hebben op de subsidieverstrekking. Dat zijn in ieder geval de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de artikelen 7 en 20, eerste lid.

  • 3 Subsidieontvangers plaatsen het logo of de naam van het Fonds op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor zij subsidie hebben ontvangen.

  • 4 Subsidieontvangers geven het Fonds toestemming om het project- of activiteitenverslag, delen daarvan, of andere documentatie over de projecten of activiteiten openbaar te maken, te presenteren of te verveelvoudigen en door derden voor onderzoek te laten gebruiken, zonder daarvoor een vergoeding te vragen.

  • 5 Indien een gesubsidieerd project leidt tot een publicatie, draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat bij de publicatie wordt aangegeven wie de uitvoerders en de subsidieverstrekkers van het project zijn geweest.

  • 6 Indien de subsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1, van de Auteurswet, draagt de subsidieontvanger er zorg voor auteursrechthebbende te zijn ter zake van dat werk.

  • 7 De subsidieontvanger vrijwaart het Fonds voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden ten gevolge van de door of vanwege de subsidieontvanger verrichte publicaties.

  • 8 Door een subsidierelatie met het Fonds aan te gaan, gaan subsidieontvangers ermee akkoord dat zij informatie van het Fonds kunnen krijgen die aansluit bij de ontvangen subsidie, zoals informatie over vergelijkbare, gehonoreerde projecten. Bij het beëindigen van de subsidierelatie stopt het Fonds het toesturen van die informatie.

Artikel 24. Codes culturele sector

Subsidieontvangers met een culturele doelstelling werken volgens de principes van de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie, zoals beschreven in de deelregeling. Dat wordt onder meer gedaan door de codes toe te passen en daarbij uit te leggen hoe dat gebeurt. Als subsidieontvangers geen culturele doelstelling hebben, werken zij volgens de codes die voor hun sector gelden.

Paragraaf 8. Verantwoording en vaststelling subsidies

Artikel 25. Subsidies tot en met € 25.000

  • 1 Het verstrekken van subsidies tot en met € 25.000 vindt plaats in de vorm van een vast bedrag dat in de regeling wordt vastgelegd of dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

  • 2 Indien deze subsidie wordt verstrekt, wordt:

    • a. direct een beschikking tot subsidievaststelling gegeven, of

    • b. een beschikking tot subsidieverlening gegeven, met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

    • c. tonen subsidieontvangers aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen, op de manier zoals beschreven in de deelregeling of het verleningsbesluit

Artikel 26. Subsidies hoger dan € 25.000 tot en met € 125.000

  • 1 Als de subsidie hoger is dan € 25.000:

    • a. tonen subsidieontvangers met een activiteitenverslag aan, dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen; en

    • b. is artikel 25, tweede lid, onderdeel c, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het activiteitenverslag:

    • a. bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de resultaten die daarmee zijn bereikt;

    • b. is opgebouwd zoals het activiteitenplan is opgebouwd;

    • c. bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten en de feitelijke realisatie; en

    • d. wat het totaal is van de gerealiseerde subsidiabele kosten en opbrengsten, inclusief eigen bijdragen en bijdragen van derden.

Artikel 27. Subsidies hoger dan € 125.000

  • 1 Subsidieontvangers leggen verantwoording af aan de hand van een financieel verslag en een inhoudelijk voortgangsverslag.

  • 2 Indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt, wordt een tussentijds voortgangsverslag ten hoogste één keer per periode van 12 maanden gevraagd

  • 4 Subsidieontvangers bedingen bij de accountant dat deze onderzoek uitvoert volgens een controleprotocol, als het Fonds dat vereist.

  • 5 De verklaring bevat ook een oordeel van de accountant over de naleving door subsidieontvangers van voorschriften uit het controleprotocol.

  • 6 Als de subsidie meer is dan € 125.000 houden subsidieontvangers een goede en inzichtelijke administratie bij van de uitgaven en inkomsten die aan de activiteiten zijn verbonden.

  • 7 Subsidieontvangers bewaren de administratie en de stukken die daarbij horen gedurende zeven jaar na vaststelling van de subsidie.

Artikel 28. Termijnen vaststellingsbesluiten

Het Fonds neemt een besluit tot subsidievaststelling:

  • a. bij een directe vaststelling: maximaal 13 weken na de aanvraag van de subsidie;

  • b. bij een ambtshalve vaststelling: maximaal 22 weken na het in het verleningsbesluit opgenomen moment dat de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn uitgevoerd;

  • c. na een aanvraag tot vaststelling: maximaal 22 weken na die aanvraag.

Artikel 29. Wijzigen of intrekken vaststellingsbesluit

  • 1 Het Fonds wijzigt een subsidievaststelling of trekt de subsidie in als:

    • a. er feiten zijn die het Fonds bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet kon kennen, op grond waarvan het de subsidie lager zou hebben vastgesteld dan de verleende subsidie;

    • b. de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten; of

    • c. de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 2 Een intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip dat de subsidie is vastgesteld, tenzij er bij de intrekking of wijziging iets anders is bepaald.

Paragraaf 9. Beginselen wijzigingen en intrekkingen

Artikel 30. Wijzigen of intrekken besluit

  • 1 Als het Fonds een besluit wijzigt of intrekt, dan krijgt de subsidieontvanger daarover bericht in de vorm van een besluit.

  • 2 a. Als de wijziging of intrekking naar verwachting bedenkingen oplevert voor subsidieontvangers, dan kan het Fonds belanghebbenden in de gelegenheid stellen eerst hun zienswijzen naar voren te brengen.

    b. In het besluit tot wijzigen of intrekken van een besluit motiveert het Fonds of, waarom en hoe het opvolging geeft aan eventuele zienswijzen.

Artikel 31. Inhoud wijzigings- of intrekkingsbesluit

In besluiten zoals bedoeld in artikel 30 staat in ieder geval:

  • a. wat de huidige omstandigheden zijn;

  • b. uit welke brief of besluit dat blijkt;

  • c. welke wijzigingen er nodig zijn;

  • d. wat het beoogde resultaat is;

  • e. welke termijnen daarvoor gelden;

  • f. indien van toepassing: welke gevolgen er zijn voor toekomstige aanvragen; en

  • g. de conclusie die volgt uit de onderdelen a tot en met f.

Paragraaf 10. Bezwaar maken

Artikel 32. Bezwaar

  • 1 Aanvragers die het niet eens zijn met een subsidiebesluit, kunnen daartegen een bezwaarschrift indienen bij het Fonds. Dit geldt ook voor andere belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 1:2 Awb.

  • 2 Bezwaarschriften worden ingediend binnen zes weken na de dag dat het besluit is bekendgemaakt, dat is de dagtekening van het besluit.

  • 3 Het subsidiebesluit bevat een bezwaarclausule met informatie over het indienen van bezwaarschriften, zoals het adres waaraan die gericht worden.

Artikel 33. Hoor en wederhoor

  • 1 Bezwaarmakers krijgen in beginsel de gelegenheid om gehoord te worden, voordat het Fonds een beslissing neemt op een bezwaarschrift, tenzij sprak is van een situatie zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Awb.

  • 2 Bezwaarmakers worden gehoord door een bezwarenadviescommissie die onafhankelijk is van het Fonds.

  • 3 Het verslag van de hoorzitting wordt bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.

  • 4 Na de hoorzitting brengt de bezwarenadviescommissie advies uit aan het Fonds. Het Fonds neemt vervolgens een beslissing op het bezwaarschrift. Daarbij wordt het advies meegewogen.

  • 5

    • a. Als het Fonds advies inwint bij de bezwarenadviescommissie, wordt de beslissing op het bezwaarschrift binnen twaalf weken na de bezwaartermijn bekendgemaakt aan bezwaarmakers.

    • b. Het Fonds kan de beslissing op het bezwaarschrift zes weken uitstellen, op grond van artikel 7.10 van de Awb. In dat geval ontvangen bezwaarmakers daarover schriftelijk bericht van het Fonds.

Paragraaf 11. Slotbepalingen

Artikel 34. Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.

Artikel 35. Overige omstandigheden

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directeur-bestuurder van Fonds. Die neemt daarbij de interne regels en richtlijnen in acht.

Artikel 36. Overgangsbepaling

Na intrekking van het Algemeen Reglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie van 1 januari 2017 berusten de deelregelingen die daarop gebaseerd waren op dit Algemeen subsidiereglement 2021.

Artikel 37. Inwerkingtreding en intrekking

  • 1 Dit reglement is, met instemming van de Raad van Toezicht, vastgesteld door het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie op 26 mei 2021.

  • 2 Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.

Artikel 38. Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Algemeen subsidiereglement 2021.

Dit reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

H.G.G.M. Verhoeven

directeur-bestuurder

Naar boven