Regeling ambulancezorgvoorzieningen

Geraadpleegd op 03-05-2024.
Geldend van 01-01-2021 t/m 27-05-2021

Regeling van de Minister voor Medische Zorg, van 27 november 2020, kenmerk 1786142-214671-WJZ, houdende eisen voor ambulancezorgvoorzieningen (Regeling ambulancezorgvoorzieningen)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • A1-urgentie: een spoedeisende urgentie naar aanleiding van een zorgvraag waarbij uit triage blijkt dat er sprake is van een direct of op korte termijn levensbedreigende situatie als gevolg van een gezondheidsprobleem of letsel dat plotseling is ontstaan of verergert of in het geval dat dit gevaar pas na beoordeling door de ambulancezorgprofessional ter plaatse kan worden uitgesloten;

  • minister: Minister voor Medische Zorg;

  • MICU: mobiele intensive care unit;

  • mobiele zorg vanuit of naar het buitenland: ambulancezorg door een Regionale Ambulancevoorziening of andere zorgaanbieder met vervoer in Nederland vanaf of naar een Nederlandse grens of Nederlandse luchthaven indien dit vervoer in het buitenland aanvangt of het buitenland als eindbestemming heeft;

  • NICU: mobiele neonatale intensive care unit;

  • niet spoedeisende ambulancezorg: zorg door een ambulancezorgprofessional aan een patiënt op het woon- of verblijfadres of vervoer met zorg van een patiënt tussen het woon- of verblijfadres of de incidentlocatie en een zorginstelling voor diagnostiek, behandeling, opname of ontslag;

  • PICU: mobiele pediatrische intensive care unit;

  • Regionale Ambulancevoorziening: Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet;

  • responstijd: de tijdsduur tussen het aannemen van de melding door de verpleegkundig centralist van de Regionale Ambulancevoorziening en het moment waarop de ambulance arriveert bij de plaats waar de patiënt zich bevindt of waar de ambulance nog kan komen;

  • triage: het maken van een inschatting van de medische nood en het bepalen van de passende inzet van zorgverlening met daarbij behorende urgentie;

  • wet: Wet ambulancezorgvoorzieningen;

  • Wet BIG: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

  • zorgdifferentiatie: zorgaanbod afgestemd op de complexiteit van de zorgbehoefte van de patiënt en op specifieke patiëntengroepen.

Hoofdstuk 2. Eisen Regionale Ambulancevoorzieningen

§ 1. Algemeen

Artikel 3

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en aan de door de beroepsgroep ontwikkelde richtlijnen en professionele standaarden, zoals vastgelegd in de landelijke richtlijnen voor de ambulancezorg inclusief de meldkamer ambulancezorg en aan de kwaliteitskaders zoals die zijn ingeschreven in het register van het Zorginstituut of zijn vastgesteld door in ieder geval Ambulancezorg Nederland, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, Ambulancezorg en de Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg.

  • 2 De Regionale Ambulancevoorziening maakt jaarlijks per veiligheidsregio kwaliteitsinformatie openbaar. Zij maakt daarbij de vooruitgang ten opzichte van het voorgaande jaar zichtbaar en geeft aan wat zij aan innovatie heeft gedaan in het betreffende jaar.

§ 2. Spreiding en beschikbaarheid

Artikel 4

De Regionale Ambulancevoorziening zorgt ervoor dat de spreiding van de standplaatsen zodanig is dat in de veiligheidsregio minstens 97% van de bevolking binnen 12 minuten aanrijtijd kan worden bereikt door een ambulance.

Artikel 5

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening streeft ernaar dat in de veiligheidsregio binnen 15 minuten responstijd 95% van de inzetten met A1-urgentie ter plaatse is, zoals opgenomen in het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0.

  • 2 De Regionale Ambulancevoorziening zorgt ervoor dat er over de wachttijden voor niet spoedeisende ambulancezorg afspraken zijn met de zorginstellingen in de regio.

Artikel 6

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening analyseert jaarlijks de prestaties in relatie tot de streefwaarde, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en neemt in overleg met de zorgverzekeraars aantoonbare maatregelen om de streefwaarde zoveel mogelijk te realiseren.

  • 2 De Regionale Ambulancevoorziening analyseert jaarlijks de realisatie van de afspraken, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en neemt in overleg met de zorgverzekeraars aantoonbare maatregelen om de niet spoedeisende ambulancezorg zo goed mogelijk af te stemmen op de reële behoeften van de patiënten en de zorginstellingen.

§ 3. Zorgdifferentiatie

Artikel 7

  • 1 Zorgdifferentiatie wordt onder de volgende voorwaarden toegepast:

    • a. op basis van eisen en inzet- en uitsluitcriteria vastgelegd in landelijke kwaliteitskaders wordt bepaald welke zorg op welk niveau bij welke zorgvraag geldt als goede ambulancezorg,

    • b. zorgdifferentiatie gaat niet ten koste van de inzetbaarheid van materieel en personeel die nodig zijn om goede ambulancezorg te leveren, en

    • c. de triage en zorgdifferentiatie worden continu geanalyseerd en verbeterd.

  • 2 Tot het verlenen van spoedeisende ambulancezorg en hoogcomplexe niet spoedeisende ambulancezorg zijn de volgende ambulancezorgprofessionals aangewezen:

    • a. een ambulanceverpleegkundige;

    • b. een bachelor medisch hulpverlener ambulancezorg;

    • c. een verpleegkundig specialist;

    • d. een physician assistant.

  • 3 In ieder geval indien sprake is van vervoer van de patiënt door de Regionale Ambulancevoorziening, dan verlenen de ambulancezorgprofessionals, bedoeld in het tweede lid, de zorg in samenwerking met een ambulancechauffeur.

  • 4 Naast de ambulancezorgprofessionals, bedoeld in het tweede lid, is tot het verlenen van middencomplexe niet spoedeisende ambulancezorg een verpleegkundige, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, die voldoet aan de deskundigheidseisen voor middencomplexe ambulancezorg volgens het kwaliteitskader midden- en laagcomplexe zorg, in samenwerking met een chauffeur middencomplexe ambulancezorg of een ambulancechauffeur, aangewezen.

  • 5 Naast de ambulancezorgprofessionals, bedoeld in het tweede en vierde lid, is tot het verlenen van laagcomplexe niet spoedeisende ambulancezorg een verzorgende individuele gezondheidszorg, die voldoet aan de deskundigheidseisen voor laagcomplexe ambulancezorg volgens het kwaliteitskader midden- en laagcomplexe zorg, in samenwerking met een chauffeur laagcomplexe ambulancezorg, een chauffeur middencomplexe ambulancezorg of een ambulancechauffeur, aangewezen.

  • 6 Ambulancezorgprofessionals die op basis van de triage worden ingezet voor zorg aan mensen met een psychische zorgvraag voldoen aan de vaardigheden en deskundigheden uit het Kwaliteitskader mobiele zorgverlening met psychiatrische hulpverlening. Naast de in het tweede tot en met vijfde lid genoemde ambulancezorgprofessionals inclusief chauffeurs kunnen hiervoor ook verpleegkundigen met ervaring in de ggz of mensen met ten minste een opleiding maatschappelijke zorg, niveau 4 of vergelijkbaar, met ervaring in de ggz worden ingezet mits somatische problematiek is uitgesloten.

§ 4. Samenwerking in de zorgketen en met buur- en grensregio’s

Artikel 8

Ten behoeve van het leveren van goede zorg, zorgt de Regionale Ambulancevoorziening ervoor dat er schriftelijke afspraken zijn met:

  • a. de partners in de acute zorgketen, waarbij met de ziekenhuizen en aanbieders van acute geestelijke gezondheidszorg in ieder geval de actueel beschikbare capaciteit op de spoedeisende hulp respectievelijk de beoordelingslocatie acute psychiatrie, de opnamecapaciteit en de overdracht van patiënten en gegevens over patiënten wordt betrokken en met de huisartsen de inzet en beschikbaarheid tijdens de avond-, nacht- en weekenddiensten;

  • b. de naburige Regionale Ambulancevoorzieningen over in ieder geval de open grens benadering en de onderlinge assistentie;

  • c. de Belgische of Duitse meldkamers en ambulancediensten indien de regio van de Regionale Ambulancevoorziening aan de regio van een buitenlandse ambulancedienst grenst;

  • d. de ketenpartners bij het verlenen van vervoer met psychiatrische zorgverlening;

  • e. een traumacentrum dat een mobiel medisch team kan inzetten in de regio;

  • f. de ketenpartners bij de verlening van zorg op het water.

§ 5. Personeelsbeleid

Artikel 9

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening beschikt over kwalitatief en kwantitatief voldoende deskundig personeel om goede ambulancezorg te kunnen leveren.

  • 2 Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid past de Regionale Ambulancevoorziening in ieder geval een opleidings- en bekwaamheidsbeleid toe, gebaseerd op een meerjarenopleidingsplan.

  • 3 De veiligheid van het personeel tijdens de uitoefening van hun functie in de publieke ruimte wordt structureel door de Regionale Ambulancevoorziening geïnventariseerd en minimaal vierjaarlijks wordt een risico-inventarisatie en -evaluatie uitgevoerd.

  • 4 De tevredenheid van het personeel wordt door de Regionale Ambulancevoorziening minimaal vierjaarlijks onderzocht.

  • 5 De directeur of bestuurder van de Regionale Ambulancevoorziening is van onbesproken gedrag.

Artikel 10

  • 1 De medische eindverantwoordelijkheid voor de ambulancezorg die een Regionale Ambulancevoorziening verleent of doet verlenen berust bij een arts, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BIG die daartoe speciaal is aangewezen door de Regionale Ambulancevoorziening.

  • 2 De ambulancezorgprofessional voldoet aan de bekwaamheidseisen die gelden voor de functie en is samen met de medisch eindverantwoordelijke arts verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn bekwaamheid.

  • 3 Iedere ambulancezorgprofessional heeft het landelijk assessment gevolgd of een vergelijkbare gevalideerde bekwaamheidstoets, conform de vijfjaarscyclus.

  • 4 De ambulancezorgprofessional beschikt over een geldige bekwaamheidsverklaring afgegeven door de medisch eindverantwoordelijke arts.

  • 5 Een bekwaamheidsverklaring heeft een geldigheidsduur van maximaal 5 jaar.

§ 6. Organisatie

Artikel 11

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening is ingericht voor het leveren van goede, doelmatige en toegankelijke ambulancezorg, waarbij de verantwoordelijkheidsverdeling bij alle processen is beschreven, inclusief de overleg- en besluitvormingsstructuur.

  • 2 De Regionale Ambulancevoorziening is bestuurlijk zodanig georganiseerd dat slagvaardige besluitvorming over de uitvoering van de ambulancezorg onder alle omstandigheden is gegarandeerd.

Artikel 12

De Regionale Ambulancevoorziening heeft een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem en veiligheidsmanagementsysteem.

Artikel 13

De Regionale Ambulancevoorziening is verzekerd tegen risico’s verbonden aan ambulancezorg.

Artikel 14

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening draagt ervoor zorg dat minimaal eens in de vijf jaar een externe visitatiecommissie de Regionale Ambulancevoorziening doorlicht op kwaliteit, doelmatigheid en beschikbaarheid.

  • 2 In de visitatiecommissie zitten geen personen die afkomstig zijn van een Regionale Ambulancevoorziening die dezelfde bestuurder, directeur of medisch eindverantwoordelijke arts heeft of die met de Regionale Ambulancevoorziening samenwerkt in de meldkamer of die dezelfde uiteindelijk belanghebbende heeft.

  • 3 Onderdeel van de visitatie is een onderlinge visitatie van de op grond van de Wet BIG geregistreerde artsen die eindverantwoordelijk zijn voor de medische kwaliteit.

§ 7. Opschaling

Artikel 15

  • 1 De Regionale Ambulancevoorziening zorgt ervoor dat er schriftelijke afspraken zijn met het bestuur van de veiligheidsregio over de voorbereiding op en de inzet bij een ongeval, ramp of crisis, het multidisciplinaire oefenen, het samenwerken bij crises en de inzet bij evenementen.

Artikel 16

De Regionale Ambulancevoorziening heeft een ambulancebijstandsplan, een crisisplan, een gewondenregistratie, een actueel regionaal gewondenspreidingsplan en een slachtoffervolgsysteem.

Hoofdstuk 3. Uitzonderingen op het alleenrecht en de leverplicht van ambulancezorg door de Regionale Ambulancevoorzieningen of op andere bepalingen van de wet

§ 1. Uitzonderingen

Artikel 17

Het in Hoofdstuk 2 en 3 van de wet bepaalde geldt niet voor:

  • a. zorg met vervoer met Belgische ambulances in het kader van het grensoverschrijdende spoedeisende ambulancevervoer waarvoor het Comité van Ministers van de Benelux een beschikking heeft uitgebracht op 8 december 2009;

  • b. zorg met vervoer met Duitse ambulances in het kader van het grensoverschrijdende spoedeisende ambulancevervoer waarvoor tussen een Regionale Ambulancevoorziening en een Duitse ambulancedienst en meldkamer afspraken zijn gemaakt;

  • c. mobiele zorg vanuit of naar het buitenland.

Artikel 18

  • 1 Voor MICU-, PICU-, en NICU-vervoer geldt, in afwijking van artikel 5, eerste lid, van de wet, geen verplichting om een ambulancezorgprofessional, anders dan een ambulancechauffeur, aanwezig te hebben in de ambulance, maar een verplichting om een verpleegkundige en arts, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BIG, aanwezig te hebben in de ambulance.

§ 2. Mobiele zorg vanuit of naar het buitenland

Artikel 19

De aanbieder van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland hanteert inzet- en uitsluitcriteria en kwaliteitscriteria van het Overlegorgaan Medisch Adviseurs Repatriëringsbedrijven die bepalen welk niveau van zorg onder welke omstandigheden geldt als goede zorg.

Artikel 20

  • 1 De aanbieder van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland beschikt over kwalitatief deskundig personeel om goede mobiele zorg vanuit of naar het buitenland te kunnen leveren. Hiervoor past de aanbieder in ieder geval een opleidings- en bekwaamheidsbeleid toe onder verantwoordelijkheid en toezicht van de medisch eindverantwoordelijke arts binnen de organisatie.

  • 2 De ambulancezorgprofessional voldoet aan de bekwaamheidseisen die gelden voor de functie en is samen met de medisch eindverantwoordelijke arts verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn bekwaamheid.

  • 3 De ambulancezorgprofessional beschikt over een geldige bekwaamheidsverklaring afgegeven door de medisch eindverantwoordelijke arts.

  • 4 Een bekwaamheidsverklaring heeft een geldigheidsduur van maximaal 5 jaar.

Artikel 21

De aanbieder van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland heeft een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem en veiligheidsmanagementsysteem.

Artikel 22

De aanbieder van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland is verzekerd tegen risico’s verbonden aan deze zorg.

Artikel 23

  • 1 De aanbieder van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland levert jaarlijks vóór 1 juni van het jaar, volgend op het verslagjaar aan bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg met gebruikmaking van het elektronische platform DigiMV, de jaarrekening met een accountantsverklaring als bedoeld in Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 De aanbieder van mobiele zorg vanuit of naar het buitenland verstrekt op verzoek van de minister gegevens over zorg binnen Nederland of zorg aan Nederlandse patiënten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg,

T. van Ark

Naar boven