Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2020

Geraadpleegd op 03-05-2024.
Geldend van 01-11-2020 t/m 16-11-2020

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • algemene uitvoeringsregeling: Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

  • allesvergisting: biologische afbraakreacties van biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2017, met uitzondering van de nummers 400, 410, 420, 500, 550 tot en met 559, waarvan de biogasopbrengst van de ingaande stroom ten minste 25 Nm3 aardgasequivalent per ton bedraagt;

  • beschermingszone: beschermingszone als bedoeld in appendix b bij bijlage I van de Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017;

  • besluit: Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

  • Besluit SDE: Besluit stimulering duurzame energieproductie, zoals dit luidde tot 1 november 2020;

  • biosyngas: mengsel van gassen dat is geproduceerd door vergassing van biomassa en dat geen nadere bewerking tot methaan heeft ondergaan;

  • COP-waarde: coëfficiënt van prestatie uitgedrukt in de hoeveelheid afgegeven warmte aan de condensorzijde per hoeveelheid opgenomen elektriciteit;

  • doublet: combinatie van naast elkaar liggende diepboringen die ten minste bestaat uit één productieput en één injectieput;

  • gebouw: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet niet zijnde een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012;

  • hernieuwbare warmte: nuttig aangewende warmte als bedoeld in artikel 1 van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong;

  • ketel: installatie waarin brandstof wordt verstookt waarbij de verbrandingswarmte met behulp van een warmtewisselaar wordt overgedragen aan een vloeistof;

  • koolstofdioxide-arme warmte: nuttig aangewende koolstofdioxide-arme warmte als bedoeld in artikel 1 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

  • monomestvergisting: biologische afbraakreacties van uitsluitend vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren;

  • minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • netto P50-waarde vollasturen: aantal vollasturen waarbij de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van locatie en productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;

  • nominaal elektrisch rendement: quotiënt van het nominaal elektrisch vermogen en:

    • a. de som van het nominaal elektrisch vermogen en nominaal warmtevermogen in het geval van gecombineerde opwekking met behulp van een verbrandingsmotor; en

    • b. het nominaal warmtevermogen van de ketel in het geval van gecombineerde opwekking met behulp van een stoomturbine of een organische rankinecyclus;

  • nominaal vermogen: maximale vermogen van de productie-installatie dat onder nominale condities benut kan worden voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte, koolstofdioxide-arme warmte of hernieuwbaar gas en dat door de leverancier gegarandeerd wordt bij continu gebruik, waarbij in het geval van geothermische productie-installaties het nominaal vermogen dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van ten minste 50%;

  • NTA 8003: 2017: Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 31 december 2017;

  • primaire waterkering: primaire waterkering als bedoeld in appendix b bij bijlage I van de Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017;

  • restwarmte: onvermijdelijke thermische energie die als bijproduct in de bedrijfsvoering van een onderneming wordt opgewekt en die zonder nuttige aanwending ongebruikt terecht zou komen in lucht of water en die ten tijde van het verrichten van de aanvraag niet nuttig wordt aangewend;

  • richtlijn hernieuwbare energie: Richtlijn nr. 2018/2001/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);

  • stadsverwarming: warmtelevering aan een warmtenet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet, waarbij de warmte door een producent wordt geleverd ten behoeve van ruimteverwarming en warmtapwatervoorzieningen van gebouwen;

  • thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa: omzetting van vaste of vloeibare biomassa door middel van:

    • a. verbranding;

    • b. een andere thermische behandeling dan bedoeld onder a ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand; of

    • c. de verbranding van producten die voortkomen uit thermische behandeling;

  • valhoogte: verschil in waterpeil voor en achter de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van waterkracht waarbij het nominaal vermogen wordt benut;

  • verwarming van gebouwde omgeving: stadsverwarming of ruimteverwarming en warmtapwatervoorzieningen in een gebouw, niet zijnde een kas, waarbij de producent de warmte rechtstreeks levert aan het desbetreffende gebouw;

  • voorliggende waterkering: voorliggende waterkering als bedoeld in appendix b bij bijlage I van de Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017;

  • waterstaatswerk: waterstaatswerk als bedoeld in appendix b bij bijlage I van de Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017;

  • zeewering of zachte zeewering van Maasvlakte 2: harde zeewering en zachte zeewering van Maasvlakte 2 als bedoeld in bijlage 1 van de concessie aan het Havenbedrijf Rotterdam N.V. te Rotterdam, bij Koninklijk Besluit van 23 mei 2008, nr. 08.001524.

§ 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Het productieplafond voor het verlenen van subsidie op grond van artikel 68 die wordt aangevraagd in het eerste lid genoemde periode voor de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide:

    • a. waarvan koolstofdioxide afkomstig is als bijproduct van producenten uit de sectoren met sbi-codes 6, 8 tot en met 33, 38, 35.2 en 35.3 bedraagt 108.000.000.000 kg; en

    • b. waarvan koolstofdioxide afkomstig is als bijproduct van producenten uit de sector met sbi-code 35.1 bedraagt 45.000.000.000 kg.

  • 3 De minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 4 Per categorie productie-installaties kan in de periode, genoemd in het eerste lid, per adres waarop een productie-installatie wordt geplaatst maximaal één aanvraag worden ingediend.

  • 5 De minister beslist afwijzend op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, indien geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie kan worden overgelegd met gebruikmaking van het middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld of indien geen gedoogplichtbeschikking op grond van artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht ten aanzien van de beoogde locatie voor het plaatsen van de productie-installatie kan worden overgelegd.

  • 6 Een subsidie als bedoeld in het eerste lid van meer dan € 400.000.000,– alsmede een subsidie als bedoeld in artikel 68, onderdelen c en d, worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen twee weken na afgifte van die beschikking een uitvoeringsovereenkomst overeenkomstig de overeenkomst opgenomen in bijlage 1 tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieontvanger en onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieontvanger binnen vier weken na afgifte van de beschikking heeft aangetoond dat een bankgarantie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de uitvoeringsovereenkomst is afgegeven.

  • 8 Indien voor dezelfde periode, of gedeeltelijk voor dezelfde periode, meer beschikkingen zijn afgegeven voor dezelfde productie-installatie en dezelfde soort hernieuwbare energie, worden voor de toepassing van het zesde lid de subsidies die de subsidieontvanger ontvangt, bedoeld in artikel 48 van het besluit of het Besluit SDE, van de beschikkingen waarvan de periode waarover subsidie wordt verstrekt nog niet zijn aangevangen bij elkaar opgeteld.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 60457, datum inwerkingtreding 17-11-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2020.

1 Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en voor de vermindering van broeikasgas op grond van de artikelen 4, 6, 8, eerste lid, 10, eerste lid, 12, eerste lid, 14, eerste lid, 16, eerste lid, 18, 20, 22, eerste lid, 24, 26, eerste lid, 28, eerste lid, 30, 32, 34, 36, eerste lid, 38, eerste lid, 40, eerste lid, 42, eerste lid, 44, eerste lid, 46, eerste lid, 48, eerste lid, 50, eerste lid, 52, eerste lid, 54, eerste lid, 56, eerste lid, 58, eerste lid, 60, eerste lid, 62, eerste lid, 64, eerste lid, 66 en 68, die wordt aangevraagd in de periode van 24 november 2020, 09:00 uur, tot 17 december 2020, 17:00 uur, bedraagt € 5.000.000.000.

Artikel 3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 6 Productie-installaties als bedoeld in artikel 16, eerste lid, worden aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 15, derde, vierde en zesde lid, van het besluit met dien verstande dat het verschil in kWh dat bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar kan worden opgeteld, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van het besluit, wordt gemaximeerd op 25% van het aantal kWh dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt en dat bij de benutting van de opgetelde kWh, bedoeld in artikel 15, vierde lid van het besluit, geldt dat de productie wordt verdeeld in een deel netlevering en een deel niet-netlevering op basis van de verhouding tussen de geproduceerde energie die aan het net geleverd is en de energie die niet aan het net geleverd is in het voorgaande jaar.

  • 7 Productie-installaties als bedoeld in de artikelen 18, 20, 22, eerste lid, 24 en 26, eerste lid, worden aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 32, derde en vierde lid, van het besluit met dien verstande dat het verschil in kWh dat bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar kan worden opgeteld, bedoeld in artikel 32, vierde lid, van het besluit, wordt gemaximeerd op 25% van het aantal kWh dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 14 Productie-installaties als bedoeld in artikel 60, eerste lid, worden aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 55j, derde lid, van het besluit, met dien verstande dat het verschil in kg verminderde broeikasgas dat bij het aantal kg verminderde broeikasgas van het volgende jaar kan worden opgeteld ten hoogste 100% bedraagt van het aantal kg verminderde broeikasgas dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 15 Productie-installaties als bedoeld in artikel 66, worden aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 55j, derde lid, van het besluit met dien verstande dat het verschil in kg verminderde broeikasgas dat bij het aantal kg verminderde broeikasgas van het volgende jaar kan worden opgeteld ten hoogste 100% bedraagt van het aantal kg verminderde broeikasgas dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 60457, datum inwerkingtreding 17-11-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2020.

13 Productie-installaties als bedoeld in de artikelen 32, 54, eerste lid, 56, eerste lid, 58, eerste lid, 62, eerste lid, 64, eerste lid, en 68, worden aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 55j, derde en vierde lid, van het besluit, met dien verstande dat het verschil in kg verminderde broeikasgas dat bij het aantal kg verminderde broeikasgas van het volgende jaar kan worden opgeteld, bedoeld in artikel 55j, vierde lid, van het besluit, wordt gemaximeerd op 25% van het aantal kg verminderde broeikasgas dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

§ 3. Categorieën

§ 3.1. Hernieuwbare elektriciteit

§ 3.1.1. Waterkracht

Artikel 4

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee door middel van hydro-mechanisch-elektrische omzetting hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit potentiële dan wel kinetische energie van stromend water dat niet specifiek ten behoeve van de elektriciteitsproductie omhoog is gepompt:

  • a. in installaties met een valhoogte kleiner dan 50 centimeter;

  • b. in installaties met een valhoogte gelijk aan of groter dan 50 centimeter; of

  • c. in installaties met een valhoogte gelijk aan of groter dan 50 centimeter, die ingrijpend zijn gerenoveerd en waarbij ten minste de turbines nieuw zijn.

Artikel 5

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 4 wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 4, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.1.2. Osmose

Artikel 6

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt gegenereerd door middel van het verschil in zoutconcentratie tussen twee watermassa’s.

Artikel 7

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 6 wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 6, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.1.3. Wind op land

Artikel 8

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, niet zijnde een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in de artikelen 10, 12 of 14, die wordt gerealiseerd op een locatie die overeenkomstig de lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling op 31 december 2019, bedoeld in bijlage 2, een windsnelheid heeft van:

    • a. ≥ 8,5 m/s;

    • b. ≥ 8,0 en < 8,5 m/s;

    • c. ≥ 7,5 en < 8,0 m/s;

    • d. ≥ 7,0 en < 7,5 m/s;

    • e. ≥ 6,75 en < 7,0 m/s; of

    • f. < 6,75 m/s.

  • 2 De productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, is niet opgericht in de territoriale zee of in de Nederlandse exclusieve economische zone.

  • 3 Indien de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, wordt opgericht op een locatie waar op het moment van aanvragen één of meer windturbines staan of hebben gestaan, verstrekt de minister de subsidie, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien:

    • a. het nominaal en te realiseren vermogen per windturbine ten opzichte van de te vervangen windturbine ten minste 1 MW toeneemt; of

    • b. de te vervangen windturbine op het moment van vervanging vijftien jaar op de desbetreffende locatie in gebruik is geweest en op het moment van aanvragen ten minste 13 jaar voordien in gebruik is genomen.

Artikel 9

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.1.4. Wind op land met hoogtebeperking

Artikel 10

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, met een tiphoogte kleiner dan of gelijk aan 150 meter, die wordt gerealiseerd op een locatie die overeenkomstig de lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling op 31 december 2019, bedoeld in bijlage 2, een windsnelheid heeft van:

    • a. ≥ 8,5 m/s;

    • b. ≥ 8,0 en < 8,5 m/s;

    • c. ≥ 7,5 en < 8,0 m/s;

    • d. ≥ 7,0 en < 7,5 m/s;

    • e. ≥ 6,75 en < 7,0 m/s; of

    • f. < 6,75 m/s.

  • 2 De productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, is niet opgericht in de territoriale zee of in de Nederlandse exclusieve economische zone.

  • 3 Indien de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, wordt opgericht op een locatie waar op het moment van aanvragen één of meer windturbines staan of hebben gestaan, verstrekt de minister de subsidie, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien:

    • a. het nominaal en te realiseren vermogen per windturbine ten opzichte van de te vervangen windturbine ten minste 1 MW toeneemt; of

    • b. de te vervangen windturbine op het moment van vervanging vijftien jaar op de desbetreffende locatie in gebruik is geweest en op het moment van aanvragen ten minste dertien jaar voordien in gebruik is genomen.

  • 4 De subsidieontvanger toont bij de indiening van de aanvraag aan dat voor de productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, op de locatie waar de productie-installatie wordt opgericht, een hoogterestrictie op grond van landelijke wet- en regelgeving in verband met de aanwezigheid van een luchthaven in de omgeving van toepassing is waardoor de tiphoogte van de windturbine beperkt is tot 150 meter of lager.

Artikel 11

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.1.5. Wind op waterkering

Artikel 12

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie die is opgericht binnen het waterstaatswerk of een beschermingszone van een voorliggende waterkering, dan wel binnen het waterstaatswerk of de zeewaartsgerichte beschermingszone van een primaire waterkering grenzend aan de Noordzee, de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Dollard of de Eems, dan wel in de harde zeewering of zachte zeewering van Maasvlakte 2, en die wordt gerealiseerd op een locatie die overeenkomstig de lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling op 31 december 2019, bedoeld in bijlage 2, een windsnelheid heeft van:

    • a. ≥ 8,5 m/s;

    • b. ≥ 8,0 en < 8,5 m/s;

    • c. ≥ 7,5 en < 8,0 m/s;

    • d. ≥ 7,0 en < 7,5 m/s;

    • e. ≥ 6,75 en < 7,0 m/s; of

    • f. < 6,75 m/s.

  • 2 Indien de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, wordt opgericht op een locatie waar op het moment van aanvragen één of meer windturbines staan of hebben gestaan, verstrekt de minister de subsidie, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien:

    • a. het nominaal en te realiseren vermogen per windturbine ten opzichte van de te vervangen windturbine ten minste 1 MW toeneemt; of

    • b. de te vervangen windturbine op het moment van vervanging vijftien jaar op de desbetreffende locatie in gebruik is geweest en op het moment van aanvragen ten minste 13 jaar voordien in gebruik is genomen.

Artikel 13

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.1.6. Wind in meer

Artikel 14

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, en waarvan de fundering volledig in het water van een meer van minimaal één vierkante kilometer staat, waarbij het hart van de fundering op een afstand van ten minste 25 meter van de waterkant staat.

  • 2 Indien de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, bedoeld in het eerste lid, wordt opgericht op een locatie waar op het moment van aanvragen één of meer windturbines staan of hebben gestaan, verstrekt de minister de subsidie, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien:

    • a. het nominaal en te realiseren vermogen per windturbine ten opzichte van de te vervangen windturbine ten minste 1 MW toeneemt; of

    • b. de te vervangen windturbine op het moment van vervanging vijftien jaar op de desbetreffende locatie in gebruik is geweest en op het moment van aanvragen ten minste 13 jaar voordien in gebruik is genomen.

Artikel 15

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 14, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.1.7. Fotovoltaïsche zonnepanelen

Artikel 16

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht uitsluitend door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen, die is aangesloten op een elektriciteitsnet via een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A:

    • a. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 15 kWp en kleiner dan 1 MWp;

    • b. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen op of aan een gebouw zijn aangebracht;

    • c. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen, niet met een gebouw verbonden, op land staan;

    • d. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen, niet met een gebouw verbonden, op land staan, en automatisch met de stand van de zon meebewegen door middel van een zonvolgsysteem;

    • e. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen drijven op water; of

    • f. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen drijven op water en automatisch met de stand van de zon meebewegen door middel van een zonvolgsysteem.

  • 2 Voor de werking van dit artikel wordt onder gebouw tevens verstaan een aan de grond gebonden overkapping ten behoeve van het tegen weersinvloeden beschermd parkeren van voertuigen.

Artikel 17

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 16 wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, binnen achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

  • 3 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.2. Hernieuwbaar gas

§ 3.2.1. Biomassavergisting

Artikel 18

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door:

  • a. een productie-installatie waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting, waarbij ten minste de vergister nieuw is;

  • b. een productie-installatie waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd door middel van monomestvergisting, met een vermogen groter dan 400 kW, waarbij ten minste de vergister nieuw is; of

  • c. een productie-installatie waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd door middel van monomestvergisting, met een vermogen kleiner dan of gelijk aan 400 kW, waarbij ten minste de vergister nieuw is.

Artikel 19

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 18 wordt voor een periode van twaalf jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 18, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.2.2. Biomassavergisting, verlengde levensduur

Artikel 20

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door een productie-installatie waarmee uitsluitend door middel van allesvergisting hernieuwbaar gas wordt geproduceerd, waarvoor reeds subsidie op grond van het Besluit SDE is verstrekt als productie-installaties voor de productie van elektriciteit of warmte en waarvoor op het moment van aanvraag ten minste negen jaar voordien de subsidieperiode is aangevangen.

Artikel 21

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 20 wordt voor een periode van twaalf jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 20, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.2.3. Verbeterde slibgisting bij rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel 22

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas uit biogas dat vrijkomt ten gevolge van een biologische afbraakreactie van gisting van zuiveringsslib waarbij er verbeteringen zijn uitgevoerd in het productieproces waarna er per ton slib sprake is van ten minste 25% meer biogasproductie ten opzichte van voor de verbetering en waarbij ten minste de installatiedelen die verantwoordelijk zijn voor de aanvullende productie van biogas nieuw zijn.

  • 2 De installatiedelen die verantwoordelijk zijn voor de aanvullende productie, bedoeld in het eerste lid, worden niet in gebruik genomen voor de subsidie is aangevraagd.

  • 3 De subsidieaanvrager maakt aannemelijk dat de voorgestelde aanpassingen een verbetering van 25% inhouden ten opzichte van de gemiddelde productie van het jaar voorafgaande aan de aanvraag, of, wanneer de producent minder dan een jaar produceert, ten opzichte van de totale gemiddelde productie tot het moment van de aanvraag.

Artikel 23

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 22, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.2.4. Rioolwaterzuiveringsinstallaties bestaande slibgisting

Artikel 24

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas uit biogas dat vrijkomt ten gevolge van een biologische afbraakreactie van gisting van zuiveringsslib, waarbij ten minste de opwerkinstallatie waarmee biogas op aardgaskwaliteit wordt gebracht nieuw is.

Artikel 25

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 24, wordt voor een periode van twaalf jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 24, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.2.5. Biomassavergassing

Artikel 26

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas, niet zijnde biosyngas, geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas door middel van vergassing, waarbij ten minste de vergasser nieuw is, uit:

    • a. biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2017; of

    • b. biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2017, met uitzondering van B-Hout als bedoeld in nummers 100, 150, 170 t/m 179 van de NTA 8003: 2017.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

Artikel 27

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 26, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3. Hernieuwbare of koolstofdioxide-arme warmte en (gecombineerde) opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte

§ 3.3.1. Zonthermie voor warmte

Artikel 28

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie die uitsluitend voorziet in de productie van hernieuwbare warmte uit zonne-energie, en waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van afgedekte collectoren waarbij de transparante isolerende laag, niet zijnde beglazing van kassen of fotovoltaïsche zonnepanelen, een geïntegreerd geheel vormt met de collector, met een totaal thermisch vermogen:

    • a. groter dan of gelijk aan 140 kWth en kleiner dan 1 MWth; of

    • b. groter dan of gelijk aan 1 MWth.

  • 2 Het vermogen in kWth van de productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door de apertuuroppervlakte in vierkante meter te vermenigvuldigen met een factor 0,7.

Artikel 29

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.2. Geothermie voor hernieuwbare warmte

Artikel 30

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door:

  • a. een productie-installatie met een vermogen tot 20 MW, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen dieper gelegen dan de formatielagen van de Noordzee Groep en met een diepte van ten minste 500 meter;

  • b. een productie-installatie met een vermogen van ten minste 20 MW, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen dieper gelegen dan de formatielagen van de Noordzee Groep en met een diepte van ten minste 500 meter;

  • c. een productie-installatie, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen dieper gelegen dan de formatielagen van de Noordzee Groep en met een diepte van ten minste 500 meter hernieuwbare warmte wordt geproduceerd die wordt aangewend voor verwarming van de gebouwde omgeving;

  • d. een productie-installatie met een vermogen tot 20 MW, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd, gebruikmakend van ten minste één olie- of gasput dieper gelegen dan de formatielagen van de Noordzee Groep en met een diepte van ten minste 500 meter;

  • e. een productie-installatie met een vermogen van ten minste 20 MW, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd, gebruikmakend van ten minste één olie- of gasput dieper gelegen dan de formatielagen van de Noordzee Groep en met een diepte van tenminste 500 meter;

  • f. een productie-installatie als bedoeld in de onderdelen a, b, d of e, waarvoor op het moment van aanvragen reeds een subsidie is verleend op grond van het Besluit SDE, die wordt uitgebreid met ten minste één aanvullende put dieper gelegen dan de formatielagen van de Noordzee Groep en met een diepte van ten minste 500 meter; of

  • g. een productie-installatie, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen met een diepte van ten minste 4.000 meter.

Artikel 31

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 30 wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 30, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.3. Geothermie voor koolstofdioxide-arme warmte

Artikel 32

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van koolstofdioxide-arme warmte geproduceerd door:

  • a. een productie-installatie, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee koolstofdioxide-arme warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen gelegen in de formatielagen van de Noordzeegroep met een diepte van ten minste 500 meter, waarbij de warmte wordt opgewaardeerd met een compressiewarmtepomp met een COP-waarde van ten minste 3,0 en met een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth; of

  • b. een productie-installatie, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee koolstofdioxide-arme warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen gelegen in de formatielagen van de Noordzeegroep met een diepte van ten minste 500 meter, waarbij de warmte wordt opgewaardeerd met een compressiewarmtepomp met een COP-waarde van ten minste 3,0 en met een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth en de warmte wordt aangewend voor de verwarming van de gebouwde omgeving.

Artikel 33

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 32 wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 32, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.4. Biomassavergisting voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 34

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door:

  • a. een productie-installatie waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd door middel van allesvergisting, waarbij ten minste de vergister nieuw is;

  • b. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte worden geproduceerd door middel van allesvergisting, waarbij ten minste de vergister nieuw is en waarbij het nominaal elektrisch rendement ten minste 20% bedraagt;

  • c. een productie-installatie waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd door middel van monomestvergisting, met een vermogen groter dan 400 kW, waarbij ten minste de vergister nieuw is;

  • d. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte worden geproduceerd door middel van monomestvergisting, met een vermogen groter dan 400 kW, voor elektrisch en thermisch vermogen samen, waarbij ten minste de vergister nieuw is en waarbij het nominaal elektrisch rendement ten minste 20% bedraagt;

  • e. een productie-installatie waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd door middel van monomestvergisting, met een vermogen kleiner dan of gelijk aan 400 kW, waarbij ten minste de vergister nieuw is; of

  • f. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte worden geproduceerd door middel van monomestvergisting, met een vermogen kleiner dan of gelijk aan 400 kW, voor elektrisch en thermisch vermogen samen, waarbij ten minste de vergister nieuw is en waarbij het nominaal elektrisch rendement ten minste 20% bedraagt.

Artikel 35

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 34 wordt voor een periode van twaalf jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 34, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.5. Verbeterde slibgisting bij rioolwaterzuiveringsinstallaties voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 36

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biogas dat vrijkomt ten gevolge van een biologische afbraakreactie van gisting van zuiveringsslib waarbij er verbeteringen zijn uitgevoerd in het productieproces waarna er per ton slib sprake is van ten minste 25% meer biogasproductie ten opzichte van voor de verbetering:

    • a. waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd, waarbij ten minste de installatie-onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de meerproductie nieuw zijn; of

    • b. waarmee hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd, waarbij ten minste de installatie-onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de meerproductie nieuw zijn.

  • 2 De installatiedelen die verantwoordelijk zijn voor de meerproductie, bedoeld in het eerste lid, worden niet in gebruik genomen voor de subsidie is aangevraagd.

  • 3 De subsidieaanvrager maakt aannemelijk dat de voorgestelde aanpassingen een verbetering van 25% inhouden ten opzichte van de gemiddelde productie van het jaar voorafgaande aan de aanvraag, of, wanneer de producent minder dan een jaar produceert, ten opzichte van de totale gemiddelde productie tot het moment van de aanvraag.

Artikel 37

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 36, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.6. Ketel vloeibare biomassa voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 38

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 0,5 MWth en een nominaal elektrisch vermogen kleiner dan of gelijk aan 100 MW voor de productie van warmte door middel van verbranding van vloeibare biomassa als bedoeld in de nummers 512, 514, 517, 518, 543, 545, 550 tot en met 579, 587, 594, 595 en 800 tot en met 809 van de NTA 8003: 2017, met een brander in een ketel.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 29 van de richtlijn hernieuwbare energie.

Artikel 39

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 38, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.7. Grote ketel vaste of vloeibare biomassa voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 40

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, uitsluitend door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2017, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 100, 150, 170 tot en met 179 van de NTA 8003: 2017, met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MWth, waarbij ten minste de ketel nieuw is en waarbij het aantal subsidiabele vollasturen:

    • a. ten hoogste 4.500 vollasturen per jaar bedraagt;

    • b. ten hoogste 5.000 vollasturen per jaar bedraagt;

    • c. ten hoogste 5.500 vollasturen per jaar bedraagt;

    • d. ten hoogste 6.000 vollasturen per jaar bedraagt;

    • e. ten hoogste 6.500 vollasturen per jaar bedraagt;

    • f. ten hoogste 7.000 vollasturen per jaar bedraagt;

    • g. ten hoogste 7.500 vollasturen per jaar bedraagt;

    • h. ten hoogste 8.000 vollasturen per jaar bedraagt; of

    • i. ten hoogste 8.500 vollasturen per jaar bedraagt.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 29 van de richtlijn hernieuwbare energie.

Artikel 41

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 40, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.8. Grote ketel op B-Hout voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 42

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, uitsluitend door middel van thermische conversie van biomassa als bedoeld in NTA 8003: 2017, met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MWth, waarbij ten minste de ketel nieuw is.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

Artikel 43

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 42, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.9. Ketel op houtpellets voor warmte en gecombineerde opwekking voor verwarming van gebouwde omgeving

Artikel 44

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van verbranding van houtpellets, in een ketel met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 10 MWth, waarbij ten minste de ketel nieuw is waarin:

    • a. houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 138 van de NTA 8003: 2017 worden verbrand;

    • b. reststoffen die vrijkomen uit bioraffinage als bedoeld in nummer 595 van de NTA 8003:2017, van biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 138 van de NTA 8003:2017, worden verbrand voor ten hoogste 25% van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt; of

    • c. houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 160 tot en met 169 van de NTA 8003: 2017 worden verbrand, voor ten hoogste vijftien vijfentachtigste deel van de som van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, geproduceerd met biomassa als bedoeld in onderdelen a en b.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid, levert de warmte uitsluitend ten behoeve van de verwarming van gebouwde omgeving.

  • 4 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat in voldoende mate aannemelijk wordt gemaakt dat de gebruikte biomassa voldoet aan de duurzaamheidseisen voor vaste biomassa, bedoeld in artikel 7 van de algemene uitvoeringsregeling.

Artikel 45

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 44, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.10. Stoomketel op houtpellets voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 46

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte of hernieuwbare elektriciteit en warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van stoom door middel van verbranding van houtpellets, in een ketel met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MWth, waarbij ten minste de stoomketel nieuw is waarin:

    • a. houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 138 van de NTA 8003: 2017 worden verbrand;

    • b. reststoffen die vrijkomen uit bioraffinage als bedoeld in nummer 595 van de NTA 8003:2017, van biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 138 van de NTA 8003:2017, worden verbrand voor ten hoogste 25% van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt; of

    • c. houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 160 tot en met 169 van de NTA 8003: 2017 worden verbrand, voor ten hoogste vijftien vijfentachtigste deel van de som van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, geproduceerd met biomassa als bedoeld in onderdelen a en b.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat in voldoende mate aannemelijk wordt gemaakt dat de gebruikte biomassa voldoet aan de duurzaamheidseisen voor vaste biomassa, bedoeld in artikel 7 van de algemene uitvoeringsregeling.

Artikel 47

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 46, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.11. Directe inzet (brander) van houtpellets voor industriële toepassingen voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 48

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, door middel van verbranding van houtpellets, met een brander in een ketel, een oven of een fornuis met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MWth en een nominaal elektrisch vermogen kleiner dan of gelijk aan 100 MWth waarin:

    • a. houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 138 van de NTA 8003: 2017 worden verbrand;

    • b. reststoffen die vrijkomen uit bioraffinage als bedoeld in nummer 595 van de NTA 8003:2017, van biomassa als bedoeld in de nummers 110 tot en met 138 van de NTA 8003:2017, worden verbrand voor ten hoogste 25% van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt; of

    • c. houtpellets geproduceerd uit biomassa als bedoeld in de nummers 160 tot en met 169 van de NTA 8003: 2017 worden verbrand, voor ten hoogste vijftien vijfentachtigste deel van de som van het aantal kWh dat in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, geproduceerd met biomassa als bedoeld in onderdelen a en b.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat in voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de gebruikte biomassa voldoet aan de duurzaamheidseisen voor vaste biomassa, bedoeld in artikel 7 van de algemene uitvoeringsregeling.

Artikel 49

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 48, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.12. Verlengde levensduur voor ketel vaste of vloeibare biomassa voor warmte en gecombineerde opwekking

Artikel 50

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, uitsluitend door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2017, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 100, 150, 170 tot en met 179 van de NTA 8003: 2017, met een nominaal thermisch vermogen van ten minste 5 MWth, waarvoor reeds subsidie op grond van het Besluit SDE is verstrekt en waarvoor op het moment van aanvraag ten minste negen jaar voordien de subsidieperiode is aangevangen.

  • 2 De biomassa die in de productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast, is voor ten minste 95% van de energetische waarde biogeen.

  • 3 De vloeibare biomassa die in de productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast voldoet aan de duurzaamheidseisen, genoemd in artikel 29, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

Artikel 51

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 50, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3.13. Composteringsinstallatie op champost voor warmte

Artikel 52

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte die vrijkomt bij het composteren van uitsluitend biomassa als bedoeld in nummer 256 van de NTA 8003: 2017, met een vermogen van ten minste 500 kWth.

  • 2 De biomassa die in de productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast, is voor ten minste 95% van de energetische waarde biogeen.

Artikel 53

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 52, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4. Andere technieken ter vermindering van broeikasgas

§ 3.4.1. Thermische energie uit oppervlaktewater

Artikel 54

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van warmte onttrokken uit oppervlaktewater en opgewaardeerd door middel van een warmtepomp met een COP-waarde van ten minste 3,0 met een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth.

  • 2 De productie-installatie, bedoeld in het eerste lid:

    • a. heeft een seizoensopslag van warmte die niet wordt gebruikt voor koudelevering; en

    • b. levert uitsluitend warmte aan de gebouwde omgeving;.

Artikel 55

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 54, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.2. Thermische energie uit drink- of afvalwater

Artikel 56

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van warmte onttrokken uit drinkwater of afvalwater door middel van een warmtepomp met een COP-waarde van ten minste 3,0 en met een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth.

  • 2 De productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, levert uitsluitend warmte aan de gebouwde omgeving.

Artikel 57

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 56, eerste lid, binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 60457, datum inwerkingtreding 17-11-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2020.

2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 56, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.3. Zonthermie voor warmte met toepassing in daglichtkas

Artikel 58

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van warmte uit zonne-energie die integraal onderdeel uitmaakt van een nieuwe tuinbouwkas.

  • 2 De productie-installatie, bedoeld in het eerste lid:

    • a. maakt gebruik van een optisch en zonvolgend systeem waarbij zonlicht wordt geconcentreerd op collectorbuizen met een thermisch vermogen dat ten minste vier keer het nominaal thermisch vermogen van de warmtepomp bedraagt;

    • b. maakt gebruik van seizoensopslag van warmte die niet wordt gebruikt voor koudelevering; en

    • c. maakt gebruik van een warmtepomp met een COP-waarde van ten minste 5,0 en een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth.

Artikel 59

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 58, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.4. Elektroboiler voor warmte

Artikel 60

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van warmte door middel van elektriciteit in een ketel.

  • 2 De productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, heeft een nominaal thermisch vermogen van ten minste 5 MWth, waarbij de geproduceerde warmte wordt toegepast in een systeem met een ontwerptemperatuur van ten minste 100 °C.

  • 3 Het vermogen van de aansluiting op het elektriciteitsnet is ten minste even groot als het vermogen van de elektroboiler.

  • 4 Het vermogen van de elektroboiler is niet groter dan het thermisch vermogen van de op de locatie aanwezige boilers die gestookt worden op fossiele brandstoffen.

Artikel 61

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 60, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.5. Industriële warmtepomp

Artikel 62

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van warmte door middel van:

    • a. een gesloten warmtepomp of compressiewarmtepomp met een COP-waarde van ten minste 2,3 en een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth;

    • b. een open warmtepomp of mechanische damprecompressie-installatie met een COP-waarde van ten minste 2,3 en ten hoogste 8,0 en een nominaal thermisch vermogen van ten minste 500 kWth.

  • 2 De productie-installatie, bedoeld in het eerste lid, produceert warmte ten behoeve van een industriële toepassing en levert geen koude.

Artikel 63

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 62, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.6. Restwarmtebenutting

Artikel 64

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van warmte geproduceerd door een productie-installatie waarmee restwarmte wordt uitgekoppeld met een thermisch vermogen van ten minste 5 MWth en naar een andere locatie wordt getransporteerd waar deze warmte nuttig wordt aangewend, waarbij:

    • a. transport plaatsvindt met behulp van een transportleiding; of

    • b. transport plaatsvindt met behulp van een transportleiding en de warmte wordt opgewaardeerd met een warmtepomp met een COP-waarde van ten minste 3,0.

  • 2 De transportleiding, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kent ten minste 0,3833 kilometer transportleiding per MWth gezamenlijk outputvermogen van de productie-installatie en andere op de transportleiding invoedende installaties.

  • 3 De levering van stoom wordt uitgesloten van subsidie.

Artikel 65

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 64, eerste lid, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.7. Waterstof uit elektrolyse

Artikel 66

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van waterstof geproduceerd door een productie-installatie die waterstof produceert met behulp van elektrolyse met een nominale capaciteit van ten minste 500 kW.

Artikel 67

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 66, wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 66, binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4.8. Vermindering broeikasgas door afvang en permante opslag van koolstofdioxide

Artikel 68

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent die koolstofdioxide afvangt en permanent opslaat of doet opslaan in een ondergronds opslagvoorkomen voor koolstofdioxide waarbij:

  • a. het aantal subsidiabele vollasturen ten hoogste 4.000 vollasturen per jaar bedraagt, de afvang van koolstofdioxide gebeurt in een op het moment van indienen van de aanvraag bestaand productieproces en ten minste de compressor nieuw is;

  • b. het aantal subsidiabele vollasturen ten hoogste 8.000 vollasturen per jaar bedraagt, de afvang van koolstofdioxide gebeurt in een op het moment van indienen van de aanvraag bestaand productieproces en ten minste de compressor nieuw is;

  • c. de afvang van koolstofdioxide gebeurt in een op het moment van indienen van de aanvraag bestaand productieproces en ten minste de installatie voor de afvang van koolstofdioxide en de compressor nieuw zijn; of

  • d. de afvang van koolstofdioxide gebeurt in een nieuw productieproces en ten minste de installatie voor de afvang van koolstofdioxide en de compressor nieuw zijn.

Artikel 69

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 68, wordt voor een periode van vijftien jaar verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 68, binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 4. Fasebedragen

Artikel 70

  • 1 Voor de fase genoemd in de eerste kolom van onderstaande tabel wordt:

    • a. de periode waarbinnen de aanvragen binnen moeten zijn vastgesteld van de datum genoemd in de tweede kolom van onderstaande tabel tot de datum genoemd in de tweede kolom van onderstaande tabel van de daarop volgende fase, de vierde fase sluit op 17 december 2020, 17:00 uur;

    • b. het fasebedrag voor de subsidie, bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, 27, eerste lid, 43a, eerste lid, en 55e, eerste lid, van het besluit, per respectieve fase vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag.

      1

      2

      3

      fase

      periode openstelling

      fasebedrag in euro/1000 kg broeikasgas

      1

      Van 24 november 2020, 9:00 uur tot 30 november 2020, 17:00 uur

      65

      2

      Van 30 november 2020, 17:00 uur tot 7 december 2020, 17:00 uur

      85

      3

      Van 7 december 2020, 17:00 uur tot 14 december 2020 17:00 uur

      180

      4

      14 december 2020 17:00 uur tot 17 december 2020 17:00 uur

      300

  • 2 Voor de fase een tot en met vier bedoeld in het eerste lid, wordt in afwijking van het fasebedrag bedoeld in de derde kolom van de tabel in het eerste lid, het omgerekende fasebedrag voor de subsidie, bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, artikel 27, eerste lid en 43a, eerste lid en 55e, eerste lid, van het besluit, voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte en gecombineerde opwekking en vermindering van broeikasgas, vastgesteld op het respectievelijk in de derde, vierde, vijfde en zesde kolom van onderstaande tabellen genoemde bedrag.

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    Artikel regeling

    Categorie

    fasebedrag in euro/kWh

    Fase 1

    Fase 2

    Fase 3

    Fase 4

    Artikel 4, onderdeel a

    Waterkracht, valhoogte < 50 cm

    0,0652

    0,0689

    0,0867

    0,1090

    Artikel 4, onderdeel b

    Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm

    0,0652

    0,0689

    0,0867

    0,1090

    Artikel 4, onderdeel c

    Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm, renovatie

    0,0652

    0,0689

    0,0867

    0,0970

    Artikel 6

    Osmose

    0,0652

    0,0689

    0,0867

    0,1090

    Artikel 8, eerste lid, onderdeel a

    Wind op land, ≥ 8,5 m/s

    0,0400

    0,0400

    0,0400

    0,0400

    Artikel 8, eerste lid, onderdeel b

    Wind op land, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s

    0,0420

    0,0420

    0,0420

    0,0420

    Artikel 8, eerste lid, onderdeel c

    Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s

    0,0450

    0,0450

    0,0450

    0,0450

    Artikel 8, eerste lid, onderdeel d

    Wind op land,

    ≥ 7,0 en < 7,5 m/s

    0,0480

    0,0480

    0,0480

    0,0480

    Artikel 8, eerste lid, onderdeel e

    Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s

    0,0520

    0,0520

    0,0520

    0,0520

    Artikel 8, eerste lid, onderdeel f

    Wind op land, < 6,75 m/s

    0,0552

    0,0560

    0,0560

    0,0560

    Artikel 10, eerste lid, onderdeel a

    Wind op land, ≥ 8,5 m/s, hoogtebeperkt

    0,0450

    0,0450

    0,0450

    0,0450

    Artikel 10, eerste lid, onderdeel b

    Wind op land, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s, hoogtebeperkt

    0,0470

    0,0470

    0,0470

    0,0470

    Artikel 10, eerste lid, onderdeel c

    Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s, hoogtebeperkt

    0,0520

    0,0520

    0,0520

    0,0520

    Artikel 10, eerste lid, onderdeel d

    Wind op land,

    ≥ 7,0 en < 7,5 m/s, hoogtebeperkt

    0,0550

    0,0550

    0,0550

    0,0550

    Artikel 10, eerste lid, onderdeel e

    Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s, hoogtebeperkt

    0,0552

    0,0589

    0,0590

    0,0590

    Artikel 10, eerste lid, onderdeel f

    Wind op land, < 6,75 m/s, hoogtebeperkt

    0,0552

    0,0589

    0,0630

    0,0630

    Artikel 12, eerste lid, onderdeel a

    Wind op waterkeringen, ≥ 8,5 m/s

    0,0430

    0,0430

    0,0430

    0,0430

    Artikel 12, eerste lid, onderdeel b

    Wind op waterkeringen, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s

    0,0460

    0,0460

    0,0460

    0,0460

    Artikel 12, eerste lid, onderdeel c

    Wind op waterkeringen, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s

    0,0490

    0,0490

    0,0490

    0,0490

    Artikel 12, eerste lid, onderdeel d

    Wind op waterkeringen, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s

    0,0520

    0,0520

    0,0520

    0,0520

    Artikel 12, eerste lid, onderdeel e

    Wind op waterkeringen, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s

    0,0552

    0,0570

    0,0570

    0,0570

    Artikel 12, eerste lid, onderdeel f

    Wind op waterkeringen, < 6,75 m/s

    0,0552

    0,0589

    0,0610

    0,0610

    Artikel 14, eerste lid

    Wind in meer, water ≥ 1 km2

    0,0552

    0,0589

    0,0590

    0,0590

    Artikel 16, eerste lid, onderdeel a

    Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 15 kWp en < 1 MWp, aansluiting 3*80A

    0,0748

    0,0785

    0,0800

    0,0800

    Artikel 16, eerste lid, onderdeel b

    Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, gebouwgebonden

    0,0694

    0,0731

    0,0740

    0,0740

    Artikel 16, eerste lid, onderdeel c

    Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, op land

    0,0595

    0,0632

    0,0690

    0,0690

    Artikel 16, eerste lid, onderdeel d

    Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, zonvolgend op land

    0,0595

    0,0632

    0,0690

    0,0690

    Artikel 16, eerste lid, onderdeel e

    Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, drijvend op water

    0,0595

    0,0632

    0,0800

    0,0800

    Artikel 16, eerste lid, onderdeel f

    Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, zonvolgend op water

    0,0595

    0,0632

    0,0800

    0,0800

    Artikel 18, onderdeel a

    Allesvergisting, gas

    0,0359

    0,0396

    0,0569

    0,0640

    Artikel 18, onderdeel b

    Monomestvergisting > 400 kW, gas

    0,0458

    0,0526

    0,0680

    0,0680

    Artikel 18, onderdeel c

    Monomestvergisting ≤ 400 kW, gas

    0,0458

    0,0526

    0,0845

    0,0880

    Artikel 20

    Allesvergisting verlengde levensduur, gas

    0,0359

    0,0396

    0,0569

    0,0640

    Artikel 22, eerste lid

    Verbeterde slibgisting RWZI, gas

    0,0359

    0,0396

    0,0420

    0,0420

    Artikel 24

    RWZI bestaande slibgisting, gas

    0,0300

    0,0300

    0,0300

    0,0300

    Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

    Biomassavergassing (≥95% biogeen)

    0,0359

    0,0396

    0,0569

    0,0730

    Artikel 26, eerste lid, onderdeel b

    Biomassavergassing (uitgezonderdB-hout)

    0,0359

    0,0396

    0,0569

    0,0790

    Artikel 28, eerste lid, onderdeel a

    Zonthermie ≥ 140 kW en < 1 MW

    0,0547

    0,0592

    0,0807

    0,0950

    Artikel 28, eerste lid, onderdeel b

    Zonthermie ≥ 1 MW

    0,0477

    0,0522

    0,0737

    0,0800

    Artikel 30, onderdelen a en d

    Diepe geothermie < 20 MWth, basislast

    0,0382

    0,0425

    0,0440

    0,0440

    Artikel 30, onderdelen b en e

    Diepe geothermie ≥ 20 MWth, basislast

    0,0380

    0,0410

    0,0410

    0,0410

    Artikel 30, onderdeel c

    Diepe geothermie, verwarming gebouwde omgeving

    0,0378

    0,0421

    0,0623

    0,0830

    Artikel 30, onderdeel f

    Diepe geothermie basislast, aanvullende put

    0,0310

    0,0310

    0,0310

    0,0310

    Artikel 30, onderdeel g

    Geothermie, diepte ≥ 4.000 meter

    0,0381

    0,0424

    0,0631

    0,0650

    Artikel 32, onderdeel a

    Ondiepe geothermie, basislast

    0,0438

    0,0471

    0,0600

    0,0600

    Artikel 32, onderdeel b

    Ondiepe geothermie voor verwarming gebouwde omgeving

    0,0438

    0,0471

    0,0629

    0,0810

    Artikel 34,onderdeel a

    Allesvergisting, warmte

    0,0477

    0,0522

    0,0600

    0,0600

    Artikel 34,onderdeel b

    Allesvergisting, gecombineerde opwekking

    0,0565

    0,0606

    0,0670

    0,0670

    Artikel 34, onderdeel c

    Monomestvergisting, warmte > 400 kW

    0,0576

    0,0620

    0,0620

    0,0620

    Artikel 34, onderdeel d

    Monomestvergisting, gecombineerde opwekking > 400 kW

    0,0663

    0,0735

    0,0740

    0,0740

    Artikel 34, onderdeel e

    Monomestvergisting, warmte ≤ 400 kW

    0,0576

    0,0652

    0,0980

    0,0980

    Artikel 34, onderdeel f

    Monomestvergisting, gecombineerde opwekking ≤ 400 kW

    0,0863

    0,0935

    0,1210

    0,1210

    Artikel 36, eerste lid, onderdeel a

    Verbeterde slibgisting RWZI, warmte

    0,0290

    0,0290

    0,0290

    0,0290

    Artikel 36, eerste lid, onderdeel b

    Verbeterde slibgisting RWZI, gecombineerde opwekking

    0,0440

    0,0440

    0,0440

    0,0440

    Artikel 38, eerste lid

    Ketel vloeibare biomassa

    0,0477

    0,0522

    0,0690

    0,0690

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel a

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (4.500 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0470

    0,0470

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel b

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.000 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0460

    0,0460

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel c

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.500 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0460

    0,0460

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel d

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.000 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0450

    0,0450

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel e

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.500 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0450

    0,0450

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel f

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.000 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0440

    0,0440

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel g

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.500 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0440

    0,0440

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel h

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.000 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0440

    0,0440

    Artikel 40, eerste lid, onderdeel i

    Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.500 vollasturen)

    0,0387

    0,0432

    0,0440

    0,0440

    Artikel 42, eerste lid

    Grote ketel op B-hout

    0,0270

    0,0270

    0,0270

    0,0270

    Artikel 44, eerste lid

    Ketel stadsverwarming op houtpellets

    0,0387

    0,0432

    0,0647

    0,0660

    Artikel 46, eerste lid

    Stoomketel op houtpellets

    0,0387

    0,0432

    0,0640

    0,0640

    Artikel 48, eerste lid

    Directe inzet (brander) van houtpellets voor industriële toepassingen

    0,0447

    0,0492

    0,0520

    0,0520

    Artikel 50, eerste lid

    Verlengde levensduur ketel vaste of vloeibare biomassa

    0,0310

    0,0310

    0,0310

    0,0310

    Artikel 52, eerste lid

    Composteringsinstallatie champost

    0,0430

    0,0430

    0,0430

    0,0430

    Artikel 54, eerste lid,

    Thermische energie uit oppervlaktewater

    0,0508

    0,0541

    0,0699

    0,0900

    Artikel 56, eerste lid

    Thermische energie uit drink- of afvalwater

    0,0508

    0,0541

    0,0699

    0,0770

    Artikel 58, eerste lid

    Daglichtkas

    0,0360

    0,0397

    0,0573

    0,0770

    Artikel 60, eerste lid

    Elektroboiler

    0,0387

    0,0432

    0,0647

    0,0720

    Artikel 62, eerste lid, onderdeel a

    Industriële warmtepomp (gesloten)

    0,0352

    0,0380

    0,0380

    0,0380

    Artikel 62, eerste lid, onderdeel b

    Industriële warmtepomp (open)

    0,0369

    0,0370

    0,0370

    0,0370

    Artikel 64, eerste lid, onderdeel a

    Restwarmtebenutting (zonder warmtepomp)

    0,0330

    0,0330

    0,0330

    0,0330

    Artikel 64, eerste lid, onderdeel b

    Restwarmtebenutting (met warmtepomp)

    0,0347

    0,0380

    0,0440

    0,0440

    Artikel 66

    Waterstof uit elektrolyse

    0,0512

    0,0556

    0,0764

    0,1030

    Artikel regeling

    categorie

    Maximum fasebedrag in euro/1.000 kg CO2

    Fase 1

    Fase 2

    Fase 3

    Fase 4

    Artikel 68, onderdeel a

    Bestaande afvang koolstofdioxide bij bestaand proces (ten hoogste 4.000 vollasturen)

    86,9640

    86,9640

    86,9640

    86,9640

    Artikel 68, onderdeel b

    Bestaande afvang koolstofdioxide bij bestaand proces (ten hoogste 8.000 vollasturen)

    62,4760

    62,4760

    62,4760

    62,4760

    Artikel 68, onderdeel c

    Nieuwe afvang koolstofdioxide bij bestaand proces

    96,1773

    100,3310

    100,3310

    100,3310

    Artikel 68, onderdeel d

    Nieuwe afvang koolstofdioxide bij nieuw proces

    92,3040

    92,3040

    92,3040

    92,3040

  • 4 In afwijking van de fasebedragen genoemd in de derde, vierde, vijfde of zesde kolom van de tabel in het tweede lid geldt voor de productiecategorieën, bedoeld in artikel 68 het fasebedrag in euro per 1.000 kg broeikasgas in vier decimalen dat door de aanvrager bij de aanvraag in een fase is ingediend, mits dat bedrag per 1.000 kg broeikasgas lager is dan het fasebedrag, genoemd in de respectievelijke derde, vierde, vijfde of zesde kolom van de tabel in het tweede lid dat voor de fase waarin de aanvraag is ingediend van toepassing is.

Artikel 71

  • 1 Het rangschikkingsbedrag, bedoeld voor de vergelijking van de fasebedragen op grond van artikel 58, tweede lid, van het besluit wordt berekend volgens de formule in het tweede lid en ten behoeve van de uitdrukking in euro per 1.000 kg vermindering van broeikasgas vermenigvuldigd met de factor 1.000 en afgerond op drie decimalen.

  • 2 De formule voor de berekening van het rangschikkingsbedrag luidt

    • a. voor productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit: het quotiënt van het verschil tussen het fasebedrag waarvoor de aanvrager de aanvraag heeft ingediend en de langetermijnenergieprijs als vastgesteld in de derde kolom van de in dit lid opgenomen tabel, en de omrekenfactor vastgesteld in de vierde kolom van de in dit lid opgenomen tabel;

    • b. voor productie-installaties voor vermindering van broeikasgas: het quotiënt van het verschil tussen het fasebedrag waarvoor de aanvrager de aanvraag heeft ingediend en het langetermijnbroeikasgasbedrag als vastgesteld in de derde kolom van de in dit lid opgenomen tabel, en de omrekenfactor vastgesteld in de vierde kolom van de in dit lid opgenomen tabel.

      1

      2

      3

      4

      Artikel regeling

      Categorie

      Langetermijn energieprijs of langetermijnbroeikasgasbedrag in euro/kWh

      Omrekenfactor in kg CO2/

      kWh

      Artikel 4, onderdeel a

      Waterkracht, valhoogte < 50 cm

      0,053

      0,187

      Artikel 4, onderdeel b

      Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm

      0,053

      0,187

      Artikel 4, onderdeel c

      Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm, renovatie

      0,053

      0,187

      Artikel 6

      Osmose

      0,053

      0,187

      Artikel 8, eerste lid, onderdeel a

      Wind op land, ≥ 8,5 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 8, eerste lid, onderdeel b

      Wind op land, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 8, eerste lid, onderdeel c

      Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 8, eerste lid, onderdeel d

      Wind op land,

      ≥ 7,0 en < 7,5 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 8, eerste lid, onderdeel e

      Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 8, eerste lid, onderdeel f

      Wind op land, < 6,75 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 10, eerste lid, onderdeel a

      Wind op land, ≥ 8,5 m/s, hoogtebeperkt

      0,043

      0,187

      Artikel 10, eerste lid, onderdeel b

      Wind op land, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s, hoogtebeperkt

      0,043

      0,187

      Artikel 10, eerste lid, onderdeel c

      Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s, hoogtebeperkt

      0,043

      0,187

      Artikel 10, eerste lid, onderdeel d

      Wind op land,

      ≥ 7,0 en < 7,5 m/s, hoogtebeperkt

      0,043

      0,187

      Artikel 10, eerste lid, onderdeel e

      Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s, hoogtebeperkt

      0,043

      0,187

      Artikel 10, eerste lid, onderdeel f

      Wind op land, < 6,75 m/s, hoogtebeperkt

      0,043

      0,187

      Artikel 12, eerste lid, onderdeel a

      Wind op waterkeringen, ≥ 8,5 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 12, eerste lid, onderdeel b

      Wind op waterkeringen, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 12, eerste lid, onderdeel c

      Wind op waterkeringen, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 12, eerste lid, onderdeel d

      Wind op waterkeringen, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 12, eerste lid, onderdeel e

      Wind op waterkeringen, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 12, eerste lid, onderdeel f

      Wind op waterkeringen, < 6,75 m/s

      0,043

      0,187

      Artikel 14, eerste lid

      Wind in meer, water ≥ 1 km2

      0,043

      0,187

      Artikel 16, eerste lid, onderdeel a

      Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 15 kWp en < 1 MWp, aansluiting 3*80A

      0,0626

      0,187

      Artikel 16, eerste lid,, onderdeel b

      Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, gebouwgebonden

      0,0572

      0,187

      Artikel 16, eerste lid, onderdeel c

      Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, op land

      0,0473

      0,187

      Artikel 16, eerste lid, onderdeel d

      Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, zonvolgend op land

      0,0473

      0,187

      Artikel 16, eerste lid, onderdeel e

      Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, drijvend op water

      0,0473

      0,187

      Artikel 16, eerste lid, onderdeel f

      Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, zonvolgend op water

      0,0473

      0,187

      Artikel 18, onderdeel a

      Allesvergisting, gas

      0,024

      0,183

      Artikel 18, onderdeel b

      Monomestvergisting > 400 kW, gas

      0,024

      0,336

      Artikel 18, onderdeel c

      Monomestvergisting ≤ 400 kW, gas

      0,024

      0,336

      Artikel 20,

      Allesvergisting verlengde levensduur, gas

      0,024

      0,183

      Artikel 22, eerste lid

      Verbeterde slibgisting RWZI, gas

      0,024

      0,183

      Artikel 24

      RWZI bestaande slibgisting, gas

      0,024

      0,183

      Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

      Biomassavergassing (≥95% biogeen)

      0,024

      0,183

      Artikel 26, eerste lid, onderdeel b

      Biomassavergassing (uitgezonderd B-hout)

      0,024

      0,183

      Artikel 28, eerste lid, onderdeel a

      Zonthermie ≥ 140 kW en < 1 MW

      0,040

      0,226

      Artikel 28, eerste lid, onderdeel b

      Zonthermie ≥ 1 MW

      0,033

      0,226

      Artikel 30, onderdelen a en d

      Diepe geothermie < 20 MWth, basislast

      0,024

      0,218

      Artikel 30, onderdelen b en e

      Diepe geothermie ≥ 20 MWth, basislast

      0,024

      0,215

      Artikel 30, onderdeel c

      Diepe geothermie, verwarming gebouwde omgeving

      0,024

      0,213

      Artikel 30, onderdeel f

      Diepe geothermie basislast, aanvullende put

      0,024

      0,218

      Artikel 30, onderdeel g

      Geothermie, diepte ≥ 4.000 meter

      0,024

      0,217

      Artikel 32, onderdeel a

      Ondiepe geothermie, basislast

      0,033

      0,166

      Artikel 32, onderdeel b

      Ondiepe geothermie voor verwarming gebouwde omgeving

      0,033

      0,166

      Artikel 34,onderdeel a

      Allesvergisting, warmte

      0,033

      0,226

      Artikel 34,onderdeel b

      Allesvergisting, gecombineerde opwekking

      0,043

      0,207

      Artikel 34, onderdeel c

      Monomestvergisting, warmte > 400 kW

      0,033

      0,379

      Artikel 34, onderdeel d

      Monomestvergisting, gecombineerde opwekking > 400 kW

      0,043

      0,359

      Artikel 34, onderdeel e

      Monomestvergisting, warmte ≤ 400 kW

      0,033

      0,379

      Artikel 34, onderdeel f

      Monomestvergisting, gecombineerde opwekking ≤ 400 kW

      0,063

      0,359

      Artikel 36, eerste lid, onderdeel a

      Verbeterde slibgisting RWZI, warmte

      0,033

      0,226

      Artikel 36, eerste lid, onderdeel b

      Verbeterde slibgisting RWZI, gecombineerde opwekking

      0,047

      0,202

      Artikel 38, eerste lid

      Ketel vloeibare biomassa

      0,033

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel a

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (4.500 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel b

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.000 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel c

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.500 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel d

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.000 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel e

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.500 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel f

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.000 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel g

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.500 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel h

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.000 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 40, eerste lid, onderdeel i

      Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.500 vollasturen)

      0,024

      0,226

      Artikel 42, eerste lid

      Grote ketel op B-hout

      0,024

      0,226

      Artikel 44, eerste lid

      Ketel stadsverwarming op houtpellets

      0,024

      0,226

      Artikel 46, eerste lid

      Stoomketel op houtpellets

      0,024

      0,226

      Artikel 48, eerste lid

      Directe inzet (brander) van houtpellets voor industriële toepassingen

      0,030

      0,226

      Artikel 50, eerste lid

      Verlengde levensduur ketel vaste of vloeibare biomassa

      0,024

      0,226

      Artikel 52, eerste lid

      Composteringsinstallatie champost

      0,033

      0,226

      Artikel 54, eerste lid,

      Thermische energie uit oppervlaktewater

      0,040

      0,166

      Artikel 56, eerste lid

      Thermische energie uit drink- of afvalwater

      0,040

      0,166

      Artikel 58, eerste lid

      Daglichtkas

      0,024

      0,185

      Artikel 60, eerste lid

      Elektroboiler

      0,024

      0,226

      Artikel 62, eerste lid, onderdeel a

      Industriële warmtepomp (gesloten)

      0,024

      0,173

      Artikel 62, eerste lid, onderdeel b

      Industriële warmtepomp (open)

      0,024

      0,199

      Artikel 64, eerste lid, onderdeel a

      Restwarmtebenutting (zonder warmtepomp)

      0,024

      0,223

      Artikel 64, eerste lid, onderdeel b

      Restwarmtebenutting (met warmtepomp)

      0,024

      0,165

      Artikel 66

      Waterstof uit elektrolyse

      0,037

      0,219

      Artikel regeling

      categorie

      Langetermijn broeikasgasbedrag in euro/1.000 kg CO2

      Emissie-factor in kg CO2/1.000 kg CO2

      Artikel 68, onderdeel a

      Bestaande afvang koolstofdioxide bij bestaand proces (ten hoogste 4.000 vollasturen)

      37,895

      976,625

      Artikel 68, onderdeel b

      Bestaande afvang koolstofdioxidebij bestaand proces (ten hoogste 8.000 vollasturen)

      37,895

      976,625

      Artikel 68, onderdeel c

      Nieuwe afvang koolstofdioxide bij bestaand proces

      37,895

      896,650

      Artikel 68, onderdeel d

      Nieuwe afvang koolstofdioxide bij nieuw proces

      37,895

      902,549

§ 5. Maximaal aantal vollasturen, basiselektriciteits- en basisenergieprijzen, basisbedragen en correctiebedragen

§ 5.1. Hernieuwbare elektriciteit

Artikel 72

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt:

1

2

3

4

5

6

7

Artikel regeling

Categorie

Basisbedrag in euro/kWh

Vollasturen

Basiselektriciteitsprijs in euro/kWh

Voorlopige correctie voor elektriciteitsprijs 2020 in euro/kWh

Voorlopige correctie voor waarde garanties van oorsprong 2020 in euro/kWh

Artikel 4, onderdeel a

Waterkracht, valhoogte < 50 cm waaronder vrije stroming en golfenergie

0,109

3.700

0,035

0,049

0

Artikel 4, onderdeel b

Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm

0,109

5.700

0,035

0,049

0

Artikel 4, onderdeel c

Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm, renovatie

0,097

2.600

0,035

0,049

0

Artikel 6

Osmose

0,109

8.000

0,035

0,049

0

Artikel 8, eerste lid, onderdeel a

Wind op land, ≥ 8,5 m/s

0,040

netto P50-waarde vollasturen

0.029

0,043

0,007

Artikel 8, eerste lid, onderdeel b

Wind op land, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s

0,042

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 8, eerste lid, onderdeel c

Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s

0,045

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 8, eerste lid, onderdeel d

Wind op land,

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

0,048

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 8, eerste lid, onderdeel e

Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s

0,052

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 8, eerste lid, onderdeel f

Wind op land, < 6,75 m/s

0,056

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 10, eerste lid, onderdeel a

Wind op land, ≥ 8,5 m/s, hoogtebeperkt

0,045

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 10, eerste lid, onderdeel b

Wind op land, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s, hoogtebeperkt

0,047

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 10, eerste lid, onderdeel c

Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s, hoogtebeperkt

0,052

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 10, eerste lid, onderdeel d

Wind op land,

≥ 7,0 en < 7,5 m/s, hoogtebeperkt

0,055

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 10, eerste lid, onderdeel e

Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s, hoogtebeperkt

0,059

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 10, eerste lid, onderdeel f

Wind op land, < 6,75 m/s, hoogtebeperkt

0,063

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 12, eerste lid, onderdeel a

Wind op waterkeringen, ≥ 8,5 m/s

0,043

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 12, eerste lid, onderdeel b

Wind op waterkeringen, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s

0,046

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 12, eerste lid, onderdeel c

Wind op waterkeringen, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s

0,049

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 12, eerste lid, onderdeel d

Wind op waterkeringen, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s

0,052

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 12, eerste lid, onderdeel e

Wind op waterkeringen, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s

0,057

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 12, eerste lid, onderdeel f

Wind op waterkeringen, < 6,75 m/s

0,061

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 14, eerste lid

Wind in meer, water ≥ 1 km2

0,059

netto P50-waarde vollasturen

0,029

0,043

0,007

Artikel 16, eerste lid, onderdeel a

Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 15 kWp en < 1 MWp, aansluiting 3*80A

0,080

950

Netlevering:

0,029

Netlevering:

0,047

Netlevering:

0,007

Niet netlevering:

0,060

Niet netlevering:

0,078

Niet netlevering:

0

Artikel 16, eerste lid, onderdeel b

Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, gebouwgebonden systeem

0,074

950

Netlevering:

0,029

Netlevering:

0,047

Netlevering:

0,007

Niet netlevering:

0,051

Niet netlevering:

0,069

Niet netlevering:

0

Artikel 16, eerste lid, onderdeel c

Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, niet gebouwgebonden systeem

0,069

950

Netlevering:

0,029

Netlevering:

0,047

Netlevering:

0,007

Niet netlevering:

0,051

Niet netlevering:

0,069

Niet netlevering:

0

Artikel 16, eerste lid, onderdeel d

Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, zonvolgend niet gebouwgebonden systeem

0,069

1.045

Netlevering:

0,029

Netlevering:

0,047

Netlevering:

0,007

Niet netlevering:

0,051

Niet netlevering:

0,069

Niet netlevering:

0

Artikel 16, eerste lid, onderdeel e

Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, drijvend op water

0,080

950

Netlevering:

0,029

Netlevering:

0,047

Netlevering:

0,007

Niet netlevering:

0,051

Niet netlevering:

0,069

Niet netlevering:

0

Artikel 16, eerste lid, onderdeel f

Fotovoltaïsche zonnepanelen ≥ 1 MWp, zonvolgend op water

0,080

1190

Netlevering:

0,029

Netlevering:

0,047

Netlevering:

0,007

Niet netlevering:

0,051

Niet netlevering:

0,069

Niet netlevering:

0

§ 5.2. Hernieuwbaar gas

Artikel 73

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt:

1

2

3

4

5

6

Artikel regeling

Categorie

Basisbedrag in eur/kWh

Vollasturen

Basisenergie-prijs in eur/kWh

Voorlopige correctie voor energieprijs 2020 in eur/kWh

Artikel 18, onderdeel a

Allesvergisting

0,064

8.000

0,016

0,020

Artikel 18, onderdeel b

Monomestvergisting > 400 kW

0,068

8.000

0,016

0,020

Artikel 18, onderdeel c

Monomestvergisting ≤ 400 kW

0,088

8.000

0,016

0,020

Artikel 20, eerste lid

Biomassavergisting verlengde levensduur

0.064

8.000

0,016

0,020

Artikel 22, eerste lid

Verbeterde slibgisting bij rioolwater-zuiverings-installaties

0,042

8.000

0,016

0,020

Artikel 24

Rioolwaterzuiveringsinstallaties bestaande slibgisting

0,030

8.000

0,016

0,020

Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

Biomassavergassing (≥95% biogeen)

0,073

7.500

0,016

0,020

Artikel 26, eerste lid, onderdeel b

Biomassavergassing (uitgezonderd B-hout)

0,079

7.500

0,016

0,020

§ 5.3. Hernieuwbare warmte en (gecombineerde) opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte

Artikel 74

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt:

  • a. het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van het besluit, voor de productie van hernieuwbare warmte en de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag;

  • b. voor de productie van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte het maximaal aantal vollasturen vastgesteld op het in de vierde kolom van onderstaande tabel genoemde aantal uren;

  • c. de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van het besluit, voor de productie van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, vastgesteld op het in de vijfde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag; en

  • d. de correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2020 vastgesteld op:

1

2

3

4

5

6

7

Artikel regeling

Categorie

Basisbedrag in euro/kWh

Vollasturen

Basisenergie-prijs in euro/kWh

Voorlopige correctie voor energieprijs 2020 in euro/kWh

Andere correctie 2020 in euro/kWh

Artikel 28, eerste lid, onderdeel a

Zonthermie ≥ 140 kW en < 1 MW

0,095

600

0,030

0,035

0,005

Artikel 28, eerste lid, onderdeel b

Zonthermie ≥ 1 MW

0,080

600

0,023

0,028

0,005

Artikel 30, onderdelen a en d

Diepe geothermie < 20 MWth, basislast

0,044

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdelen b en e

Diepe geothermie ≥ 20 MWth, basislast

0,041

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdeel c

Diepe geothermie, verwarming gebouwde omgeving

0,083

3.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdeel f

Diepe geothermie basislast, aanvullende put

0,031

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdeel g

Geothermie, diepte ≥ 4.000 meter

0,065

7.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 32, onderdeel a

Ondiepe geothermie, basislast

0,060

6.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 32, onderdeel b

Ondiepe geothermie voor verwarming gebouwde omgeving

0,081

3.500

0,023

0,028

0,005

Artikel 34,onderdeel a

Allesvergisting, warmte

0,060

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 34,onderdeel b

Allesvergisting, gecombineerde opwekking

0,067

7.622

0,029

0,038

0,003

Artikel 34, onderdeel c

Monomestvergisting, warmte > 400 kW

0,062

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 34, onderdeel d

Monomestvergisting, gecombineerde opwekking > 400 kW

0,074

7.353

0,029

0,039

0,003

Artikel 34, onderdeel e

Monomestvergisting, warmte ≤ 400 kW

0,098

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 34, onderdeel f

Monomestvergisting, gecombineerde opwekking ≤ 400 kW

0,121

6.374

0,049

0,059

0,003

Artikel 36, eerste lid, onderdeel a

Verbeterde slibgisting RWZI, warmte

0,029

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 36, eerste lid, onderdeel b

Verbeterde slibgisting RWZI, gecombineerde opwekking

0,044

5.729

0,033

0,043

0,002

Artikel 38, eerste lid

Ketel vloeibare biomassa

0,069

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel a

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (4.500 vollasturen)

0,047

4.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel b

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.000 vollasturen)

0,046

5.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel c

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.500 vollasturen)

0,046

5.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel d

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.000 vollasturen)

0,045

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel e

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.500 vollasturen)

0,045

6.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel f

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.000 vollasturen)

0,044

7.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel g

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.500 vollasturen)

0,044

7.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel h

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.000 vollasturen)

0,044

8.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel i

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.500 vollasturen)

0,044

8.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 42, eerste lid

Grote ketel op B-hout

0,027

7.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 44, eerste lid

Ketel stadsverwarming op houtpellets

0,066

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 46, eerste lid

Stoomketel op houtpellets

0,064

8.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 48, eerste lid

Directe inzet (brander) van houtpellets voor industriële toepassingen

0,052

3.000

0,021

0,025

0,005

Artikel 50, eerste lid

Verlengde levensduur ketel vaste of vloeibare biomassa

0,031

8.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 52, eerste lid

Composteringsinstallatie champost

0,043

5.200

0,023

0,028

0,005

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 60457, datum inwerkingtreding 17-11-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2020.

1

2

3

4

5

6

7

Artikel regeling

Categorie

Basisbedrag in euro/kWh

Vollasturen

Basisenergie-prijs in euro/kWh

Voorlopige correctie voor energieprijs 2020 in euro/kWh

Andere correctie 2020 in euro/kWh

Artikel 28, eerste lid, onderdeel a

Zonthermie ≥ 140 kW en < 1 MW

0,095

600

0,030

0,035

0,005

Artikel 28, eerste lid, onderdeel b

Zonthermie ≥ 1 MW

0,080

600

0,023

0,028

0,005

Artikel 30, onderdelen a en d

Diepe geothermie < 20 MWth, basislast

0,044

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdelen b en e

Diepe geothermie ≥ 20 MWth, basislast

0,041

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdeel c

Diepe geothermie, verwarming gebouwde omgeving

0,083

3.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdeel f

Diepe geothermie basislast, aanvullende put

0,031

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 30, onderdeel g

Geothermie, diepte ≥ 4.000 meter

0,065

7.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 34,onderdeel a

Allesvergisting, warmte

0,060

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 34,onderdeel b

Allesvergisting, gecombineerde opwekking

0,067

7.622

0,029

0,038

0,003

Artikel 34, onderdeel c

Monomestvergisting, warmte > 400 kW

0,062

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 34, onderdeel d

Monomestvergisting, gecombineerde opwekking > 400 kW

0,074

7.353

0,029

0,039

0,003

Artikel 34, onderdeel e

Monomestvergisting, warmte ≤ 400 kW

0,098

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 34, onderdeel f

Monomestvergisting, gecombineerde opwekking ≤ 400 kW

0,121

6.374

0,049

0,059

0,003

Artikel 36, eerste lid, onderdeel a

Verbeterde slibgisting RWZI, warmte

0,029

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 36, eerste lid, onderdeel b

Verbeterde slibgisting RWZI, gecombineerde opwekking

0,044

5.729

0,033

0,043

0,002

Artikel 38, eerste lid

Ketel vloeibare biomassa

0,069

7.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel a

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (4.500 vollasturen)

0,047

4.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel b

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.000 vollasturen)

0,046

5.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel c

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (5.500 vollasturen)

0,046

5.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel d

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.000 vollasturen)

0,045

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel e

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (6.500 vollasturen)

0,045

6.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel f

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.000 vollasturen)

0,044

7.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel g

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (7.500 vollasturen)

0,044

7.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel h

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.000 vollasturen)

0,044

8.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 40, eerste lid, onderdeel i

Grote ketel op vaste of vloeibare biomassa (8.500 vollasturen)

0,044

8.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 42, eerste lid

Grote ketel op B-hout

0,027

7.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 44, eerste lid

Ketel stadsverwarming op houtpellets

0,066

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 46, eerste lid

Stoomketel op houtpellets

0,064

8.500

0,016

0,020

0,005

Artikel 48, eerste lid

Directe inzet (brander) van houtpellets voor industriële toepassingen

0,052

3.000

0,021

0,025

0,005

Artikel 50, eerste lid

Verlengde levensduur ketel vaste of vloeibare biomassa

0,031

8.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 52, eerste lid

Composteringsinstallatie champost

0,043

5.200

0,023

0,028

0,005

§ 5.4. Andere technieken ter vermindering van broeikasgas

Artikel 75

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt:

    • a. het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 55f, eerste lid, van het besluit, voor de vermindering van broeikasgas, vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag;

    • b. voor de vermindering van broeikasgas het maximaal aantal vollasturen vastgesteld op het in de vierde kolom van onderstaande tabel genoemde aantal uren;

    • c. het basisbroeikasgasbedrag, bedoeld in artikel 55g, eerste lid, van het besluit, voor de vermindering van broeikasgas, vastgesteld op het in de vijfde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag; en

    • d. de correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2020 vastgesteld op:

      1

      2

      3

      4

      5

      6

       

      Artikel regeling

      Categorie

      Basisbedrag in euro per kWh

      Vollasturen

      Basisbroeikasgasbedrag in euro per kWh

      Voorlopige correctie productprijs 2020 in euro per kWh

      Voorlopige correctie ETS 2020 in euro per kWh

      Artikel 54, eerste lid,

      Thermische energie uit oppervlaktewater

      0,090

      3.500

      0,030

      0,035

      0,005

      Artikel 56, eerste lid

      Thermische energie uit drink- of afvalwater

      0,077

      6.000

      0,030

      0,035

      0,005

      Artikel 58, eerste lid

      Daglichtkas

      0,077

      3.850

      0,016

      0,020

      0,005

      Artikel 60, eerste lid

      Elektroboiler

      0,072

      2000

      0,016

      0,020

      0,005

      Artikel 62, eerste lid, onderdeel a

      Industriële warmtepomp (gesloten)

      0,038

      8.000

      0,016

      0,020

      0,005

      Artikel 62, eerste lid, onderdeel b

      Industriële warmtepomp (open)

      0,037

      8.000

      0,016

      0,020

      0,005

      Artikel 64, eerste lid, onderdeel a

      Restwarmtebenutting (zonder warmtepomp)

      0,033

      6.000

      0,016

      0,020

      0,005

      Artikel 64, eerste lid, onderdeel b

      Restwarmtebenutting (met warmtepomp)

      0,044

      6.000

      0,016

      0,020

      0,005

      Artikel 66

      Waterstof uit elektrolyse

      0,103

      2.000

      0,027

      0,032

      0,000

      Artikel regeling

      Categorie

      Basisbedrag in euro per 1.000 kg broeikasgas

      Vollasturen

      Basisbroeikasgasbedragin euro per 1.000 kg broeikasgas

      Voorlopige correctie productprijs 2020 in euro per 1.000 kg broeikasgas

      Voorlopige correctie ETS 2020 in euro per 1.000 kg broeikasgas

      Artikel 68, onderdeel a

      Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (ten hoogste 4.000 vollasturen)

      86,964

      4.000

      25,264

      0

      25,264

      Artikel 68, onderdeel b

      Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (ten hoogste 8.000 vollasturen)

      62,476

      8.000

      25,264

      0

      25,264

      Artikel 68, onderdeel c

      Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (bestaand proces, nieuwe installatie)

      100,331

      8.000

      25,264

      0

      25,264

      Artikel 68, onderdeel d

      Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (nieuw proces, nieuwe installatie)

      92,304

      8.000

      25,264

      0

      25,264

  • 2 De feitelijke productie van een productie-installatie als bedoeld in de artikelen, 60, eerste lid, en 66, die in aanmerking komt voor subsidie bedraagt in de kalenderjaren 2021 tot en met 2026 ten hoogste de productie bij het respectievelijke aantal vollasturen, bedoeld in de onderstaande tabel.

    Jaar

    Vollasturen elektroboiler

    Vollasturen waterstof uit elektrolyse

    2021

    1.490

    0

    2022

    1.670

    0

    2023

    1.790

    1.490

    2024

    1.860

    1.590

    2025

     

    1.820

    2026

     

    2.330

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 60457, datum inwerkingtreding 17-11-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2020.

1

2

3

4

5

6

 

Artikel regeling

Categorie

Basisbedrag in euro per kWh

Vollasturen

Basisbroeikasgasbedrag in euro per kWh

Voorlopige correctie productprijs 2020 in euro per kWh

Voorlopige correctie ETS 2020 in euro per kWh

Artikel 54, eerste lid,

Thermische energie uit oppervlaktewater

0,090

3.500

0,030

0,035

0,005

Artikel 56, eerste lid

Thermische energie uit drink- of afvalwater

0,077

6.000

0,030

0,035

0,005

Artikel 58, eerste lid

Daglichtkas

0,077

3.850

0,016

0,020

0,005

Artikel 60, eerste lid

Elektroboiler

0,072

2000

0,016

0,020

0,005

Artikel 62, eerste lid, onderdeel a

Industriële warmtepomp (gesloten)

0,038

8.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 62, eerste lid, onderdeel b

Industriële warmtepomp (open)

0,037

8.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 64, eerste lid, onderdeel a

Restwarmtebenutting (zonder warmtepomp)

0,033

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 64, eerste lid, onderdeel b

Restwarmtebenutting (met warmtepomp)

0,044

6.000

0,016

0,020

0,005

Artikel 66

Waterstof uit elektrolyse

0,103

2.000

0,027

0,032

0,000

Artikel 32, onderdeel a

Ondiepe geothermie, basislast

0,060

6.000

0,023

0,028

0,005

Artikel 32, onderdeel b

Ondiepe geothermie voor verwarming gebouwde omgeving

0,081

3.500

0,023

0,028

0,005

Artikel regeling

Categorie

Basisbedrag in euro per 1.000 kg broeikasgas

Vollasturen

Basisbroeikasgasbedragin euro per 1.000 kg broeikasgas

Voorlopige correctie productprijs 2020 in euro per 1.000 kg broeikasgas

Voorlopige correctie ETS 2020 in euro per 1.000 kg broeikasgas

Artikel 68, onderdeel a

Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (ten hoogste 4.000 vollasturen)

86,964

4.000

25,264

0

25,264

Artikel 68, onderdeel b

Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (ten hoogste 8.000 vollasturen)

62,476

8.000

25,264

0

25,264

Artikel 68, onderdeel c

Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (bestaand proces, nieuwe installatie)

100,331

8.000

25,264

0

25,264

Artikel 68, onderdeel d

Afvang en permanente opslag koolstofdioxide (nieuw proces, nieuwe installatie)

92,304

8.000

25,264

0

25,264

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 september 2020

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

E.D. Wiebes

Bijlage 1. behorende bij artikel 2, zesde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2020

Uitvoeringsovereenkomst tot zekerheid van het aanvangen van de afvang en opslag van koolstofdioxide en van activiteiten ter zake waarvan meer dan € 400 miljoen subsidie is verleend op basis van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2020

  • 1. De Staat der Nederlanden, (hierna te noemen: de Staat), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat; en

  • 2. ............, gevestigd te..... (hierna te noemen: Ondernemer);

.....

(hierna te samen ook te noemen: Partijen);

overwegen:

  • a. de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft blijkens een beschikking met kenmerk....., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verleend voor de afvang en opslag van koolstofdioxide / van meer dan € 400 miljoen op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie.

  • b. de Beschikking bevat de opschortende voorwaarde dat binnen twee weken na afgifte van de beschikking de onderhavige uitvoeringsovereenkomst, hierna te noemen Uitvoeringsovereenkomst, tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieontvanger;

  • c. de Minister van Economische Zaken en Klimaat beoogt door middel van deze Uitvoeringsovereenkomst te verzekeren dat de Ondernemer de productie-installatie bedoeld in de Beschikking tijdig in gebruik zal nemen.

Partijen komen daartoe het volgende overeen:

Artikel 1. Tijdige ingebruikname van de productie-installatie

De Ondernemer verplicht zich jegens de Staat de productie-installatie tijdig in gebruik te nemen en wel binnen de in artikel 61 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie bedoelde periode of, indien op grond van artikel 62, derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie een ontheffing is verleend, binnen de in de ontheffing opgenomen periode.

Artikel 2. Inhoud en omvang van de garantie

De Ondernemer verplicht zich om tot zekerheid voor de nakoming van de in artikel 1 bedoelde verplichting, alsmede de bij niet tijdige nakoming verschuldigde boetes, binnen vier weken nadat de Beschikking is afgegeven ten behoeve van de Staat financiële zekerheid te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot 2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 16, 33, 49 en 55k van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie, door middel van de afgifte aan de Staat van een door een binnen de Europese Unie gevestigde bank afgegeven bankgarantie welke is opgemaakt onder gebruikmaking van het model bankgarantie.

Artikel 3. Vrijval van de garantie

  • 1. De verplichting de in artikel 2 bedoelde bankgarantie te blijven stellen vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen. De Ondernemer ontvangt een kopie van het bericht van verval.

  • 2. Zodra de verplichting geheel is vervallen zal de Staat de bankgarantie retourneren aan de Ondernemer.

Artikel 4. Boetes

  • 1. Indien de Ondernemer de productie-installatie niet binnen de in artikel 1 bedoelde periode in gebruik heeft genomen, is de Ondernemer aan de Staat bij wijze van boete een bedrag verschuldigd groot 0,2% van het beschikte bedrag enkel door het verloop van die termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 2. Indien de Ondernemer daarna nog in gebreke blijft met het tijdig in gebruik nemen van de productie-installatie is de Ondernemer maandelijks een boete van telkens 0,2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 16, 33, 49 en 55k van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie, verschuldigd voor zover hij de productie-installatie op de eerste van elke volgende maand niet in gebruik heeft genomen.

  • 3. De boetes bedoeld in het eerste en tweede lid, waarvan de som ten hoogste 2% van het beschikte bedrag bedraagt, zijn telkens verschuldigd voor het enkele verloop van de termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 4. Indien komt vast te staan dat de ondernemer de productie-installatie niet in gebruik zal nemen, dan is de Staat gerechtigd het gehele bedrag van de bankgarantie te innen. De Beschikking kan op deze grond worden ingetrokken.

  • 5. De Ondernemer machtigt bij deze de Staat onherroepelijk tot het innen van de boetes door het inroepen van de bankgarantie voor het bedrag van de boete, telkens wanneer er een boete verschuldigd is geworden.

Artikel 5. Aanvang en einde Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de Partijen met dien verstande dat de inwerkingtreding wordt opgeschort totdat de Beschikking in werking is getreden en de Staat de Ondernemer daarvan schriftelijk bericht heeft gestuurd.

  • 2. Deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt van rechtswege door de teruggave van de bankgarantie door de Staat aan de Ondernemer.

Artikel 6. Domiciliekeuze en berichtgevingen

  • 1. De Staat kiest voor uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst domicilie ten kantore van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Hanzelaan 310, 8017 JK Zwolle.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.

  • 3. Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan blijven zonder rechtsgevolg.

  • 4. De Staat is bevoegd eenzijdig van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.

Artikel 7. Rechtskeuze

  • 1. Op deze Uitvoeringsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

  • 2. Alle geschillen in verband met deze uitvoeringsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 8. Citeertitel

Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt tussen partijen aangeduid als ‘Uitvoeringsovereenkomst duurzame energieproductie en klimaattransitie Staat/.....’.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend

te.....

Ondernemer

te 's-Gravenhage op.....

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Model bankgarantie

DE ONDERGETEKENDE,

....., gevestigd te....., hierna te noemen de ‘Bank’,

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

  • A. ......, gevestigd te....., (hierna te noemen de Ondernemer) en de STAAT der NEDERLANDEN, (hierna te noemen: Staat), waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door....., hierbij vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat op..... de ‘Uitvoeringsovereenkomst duurzame energieproductie Staat/.....’ (hierna: uitvoeringsovereenkomst) hebben getekend;

  • B. de Ondernemer volgens artikel 2 van de overeenkomst binnen vier weken nadat een beschikking van de Minister van Economische Zaken en Klimaat met kenmerk.....is afgegeven ten behoeve van de Staat financiële zekerheid dient te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot €.....,– door de afgifte aan de Staat van een door een bank afgegeven bankgarantie;

  • C. de Bank bereid is de desbetreffende bankgarantie ten gunste van de Staat te stellen onder de hierna te noemen voorwaarden.

VERKLAART ALS VOLGT

  • 1. De Bank stelt zich hierbij als zelfstandige verbintenis tegenover de Staat onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor al hetgeen de Staat van de Ondernemer op grond van de uitvoeringsovereenkomst te vorderen heeft tot een maximumbedrag van €.....,–.

  • 2. Deze bankgarantie is een abstracte afroepgarantie. De Bank komt in geen geval een beroep toe op de onderliggende rechtsverhouding tussen de Staat en de Ondernemer als vervat in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. De Bank zal op eerste schriftelijk verzoek van de Staat, zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, overgaan tot uitbetaling van al hetgeen de Ondernemer, volgens verklaring van de Staat, verschuldigd is uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen.

  • 5. De Minister van Economische Zaken en Klimaat zendt de bankgarantie zo spoedig mogelijk nadat deze geheel is vervallen retour aan de Bank.

  • 6. Op deze bankgarantie is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan over of naar aanleiding van deze bankgarantie zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.

  • 7. Indien deze bankgarantie dient te worden geretourneerd geschiedt dat door toezending aan adres:.....

Getekend te

op

De Bank

Bijlage 2. behorende bij de artikelen 8, 10 en 12 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2020

Lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling per 31 december 2019

Gemeentenaam

Provincie

Windcategorie

Ameland

Friesland

≥ 8,5 m/s

Den Helder

Noord-Holland

≥ 8,5 m/s

Schiermonnikoog

Friesland

≥ 8,5 m/s

Terschelling

Friesland

≥ 8,5 m/s

Texel

Noord-Holland

≥ 8,5 m/s

Vlieland

Friesland

≥ 8,5 m/s

Bergen (NH.)

Noord-Holland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Het Hogeland

Groningen

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Harlingen

Friesland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Hollands Kroon

Noord-Holland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Noordeast-Fryslân

Friesland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Rotterdam Maasvlakte (wijk 23 buurt 8)

Zuid-Holland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Schagen

Noord-Holland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Súdwest-Fryslân

Friesland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Waadhoeke

Friesland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Zandvoort

Noord-Holland

≥ 8,0 en < 8,5 m/s

Achtkarspelen

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Alkmaar

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Appingedam

Groningen

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Beemster

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Beverwijk

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Bloemendaal

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Castricum

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Dantumadiel

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

De Fryske Marren

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Delfzijl

Groningen

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Drechterland

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Edam-Volendam

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Enkhuizen

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Goeree-Overflakkee

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Heemskerk

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Heerenveen

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Heerhugowaard

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Heiloo

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Hillegom

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Hoorn

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Katwijk

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Koggenland

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Langedijk

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Leeuwarden

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Lisse

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Loppersum

Groningen

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Medemblik

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Noord-Beveland

Zeeland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Noordoostpolder

Flevoland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Noordwijk

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Oldambt

Groningen

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Opmeer

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Opsterland

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Schouwen-Duiveland

Zeeland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Smallingerland

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Stede Broec

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Tytsjerksteradiel

Friesland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Uitgeest

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Urk

Flevoland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Veere

Zeeland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Velsen

Noord-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Wassenaar

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Westerkwartier

Groningen

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Westland

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Westvoorne

Zuid-Holland

≥ 7,5 en < 8,0 m/s

Aa en Hunze

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Aalsmeer

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Aalten

Gelderland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Almere

Flevoland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Alphen aan den Rijn

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Altena

Noord-Brabant

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Amstelveen

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Amsterdam

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Assen

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Bodegraven-Reeuwijk

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Borger-Odoorn

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Borsele

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Brielle

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Coevorden

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Culemborg

Gelderland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Dalfsen

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

De Ronde Venen

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

De Wolden

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Delft

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Diemen

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Dronten

Flevoland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Emmen

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Goes

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Gouda

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Groningen

Groningen

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Haarlem

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Haarlemmermeer

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Hardenberg

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Hardinxveld-Giessendam

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Heemstede

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Hellevoetsluis

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Hoeksche Waard

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Hoogeveen

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Hulst

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

IJsselstein

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Kaag en Braassem

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Kampen

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Kapelle

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Krimpenerwaard

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Landsmeer

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Lansingerland

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Leiden

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Leiderdorp

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Leidschendam-Voorburg

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Lelystad

Flevoland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Lopik

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Maassluis

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Meppel

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Middelburg

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Midden-Delfland

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Midden-Drenthe

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Midden-Groningen

Groningen

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Moerdijk

Noord-Brabant

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Molenlanden

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Montfoort

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Nieuwkoop

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Nissewaard

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Noordenveld

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Oegstgeest

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Oost Gelre

Gelderland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Ooststellingwerf

Friesland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Oostzaan

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Ouder-Amstel

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Oudewater

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Pekela

Groningen

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Pijnacker-Nootdorp

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Purmerend

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Reimerswaal

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Rijswijk

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Rotterdam-West (wijk 17, wijk 23 excl. buurt 8, en wijk 27)

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

's-Gravenhage

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Sluis

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Stadskanaal

Groningen

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Staphorst

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Steenbergen

Noord-Brabant

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Steenwijkerland

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Stichtse Vecht

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Terneuzen

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Teylingen

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Tholen

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Tynaarlo

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Uithoorn

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Veendam

Groningen

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Vijfheerenlanden

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Vlissingen

Zeeland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Voorschoten

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Waddinxveen

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Waterland

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Weesp

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

West Betuwe

Gelderland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Westerveld

Drenthe

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Westerwolde

Groningen

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Weststellingwerf

Friesland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Woerden

Utrecht

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Wormerland

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zaanstad

Noord-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zaltbommel

Gelderland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zoetermeer

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zoeterwoude

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zuidplas

Zuid-Holland

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zwartewaterland

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Zwolle

Overijssel

≥ 7,0 en < 7,5 m/s

Alblasserdam

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Albrandswaard

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Barendrecht

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Bergen op Zoom

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Berkelland

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Beuningen

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Bunnik

Utrecht

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Bunschoten

Utrecht

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Buren

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Capelle aan den IJssel

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Dordrecht

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Drimmelen

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Druten

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Duiven

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Etten-Leur

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Geertruidenberg

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Gooise Meren

Noord-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Gorinchem

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Haaksbergen

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Halderberge

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Hattem

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Hellendoorn

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Hendrik-Ido-Ambacht

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Houten

Utrecht

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Krimpen aan den IJssel

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Lingewaard

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Maasdriel

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Neder-Betuwe

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Nieuwegein

Utrecht

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Nijkerk

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Oldebroek

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Olst-Wijhe

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Ommen

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Oss

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Oude IJsselstreek

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Overbetuwe

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Papendrecht

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Raalte

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Ridderkerk

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Roosendaal

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Rotterdam (excl. wijk 17, 23 en 27)

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Schiedam

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Simpelveld

Limburg

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Sliedrecht

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Tiel

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Tubbergen

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Twenterand

Overijssel

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Utrecht

Utrecht

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Vlaardingen

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Waalwijk

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

West Maas en Waal

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Wijchen

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Wijdemeren

Noord-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Wijk bij Duurstede

Utrecht

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Winterswijk

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Zeewolde

Flevoland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Zevenaar

Gelderland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Zundert

Noord-Brabant

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Zwijndrecht

Zuid-Holland

≥ 6,75 en < 7,0 m/s

Almelo

Overijssel

< 6,75 m/s

Alphen-Chaam

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Amersfoort

Utrecht

< 6,75 m/s

Apeldoorn

Gelderland

< 6,75 m/s

Arnhem

Gelderland

< 6,75 m/s

Asten

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Baarle-Nassau

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Baarn

Utrecht

< 6,75 m/s

Barneveld

Gelderland

< 6,75 m/s

Beek

Limburg

< 6,75 m/s

Beekdaelen

Limburg

< 6,75 m/s

Beesel

Limburg

< 6,75 m/s

Berg en Dal

Gelderland

< 6,75 m/s

Bergeijk

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Bergen (L.)

Limburg

< 6,75 m/s

Bernheze

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Best

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Bladel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Blaricum

Noord-Holland

< 6,75 m/s

Boekel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Borne

Overijssel

< 6,75 m/s

Boxmeer

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Boxtel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Breda

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Bronckhorst

Gelderland

< 6,75 m/s

Brummen

Gelderland

< 6,75 m/s

Brunssum

Limburg

< 6,75 m/s

Cranendonck

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Cuijk

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

De Bilt

Utrecht

< 6,75 m/s

Deurne

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Deventer

Overijssel

< 6,75 m/s

Dinkelland

Overijssel

< 6,75 m/s

Doesburg

Gelderland

< 6,75 m/s

Doetinchem

Gelderland

< 6,75 m/s

Dongen

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Echt-Susteren

Limburg

< 6,75 m/s

Ede

Gelderland

< 6,75 m/s

Eemnes

Utrecht

< 6,75 m/s

Eersel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Eijsden-Margraten

Limburg

< 6,75 m/s

Eindhoven

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Elburg

Gelderland

< 6,75 m/s

Enschede

Overijssel

< 6,75 m/s

Epe

Gelderland

< 6,75 m/s

Ermelo

Gelderland

< 6,75 m/s

Geldrop-Mierlo

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Gemert-Bakel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Gennep

Limburg

< 6,75 m/s

Gilze en Rijen

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Goirle

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Grave

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Gulpen-Wittem

Limburg

< 6,75 m/s

Haaren

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Harderwijk

Gelderland

< 6,75 m/s

Heerde

Gelderland

< 6,75 m/s

Heerlen

Limburg

< 6,75 m/s

Heeze-Leende

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Helmond

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Hengelo

Overijssel

< 6,75 m/s

Heumen

Gelderland

< 6,75 m/s

Heusden

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Hilvarenbeek

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Hilversum

Noord-Holland

< 6,75 m/s

Hof van Twente

Overijssel

< 6,75 m/s

Horst aan de Maas

Limburg

< 6,75 m/s

Huizen

Noord-Holland

< 6,75 m/s

Kerkrade

Limburg

< 6,75 m/s

Laarbeek

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Landerd

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Landgraaf

Limburg

< 6,75 m/s

Laren

Noord-Holland

< 6,75 m/s

Leudal

Limburg

< 6,75 m/s

Leusden

Utrecht

< 6,75 m/s

Lochem

Gelderland

< 6,75 m/s

Loon op Zand

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Losser

Overijssel

< 6,75 m/s

Maasgouw

Limburg

< 6,75 m/s

Maastricht

Limburg

< 6,75 m/s

Meerssen

Limburg

< 6,75 m/s

Meierijstad

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Mill en Sint Hubert

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Montferland

Gelderland

< 6,75 m/s

Mook en Middelaar

Limburg

< 6,75 m/s

Nederweert

Limburg

< 6,75 m/s

Nijmegen

Gelderland

< 6,75 m/s

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Nunspeet

Gelderland

< 6,75 m/s

Oirschot

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Oisterwijk

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Oldenzaal

Overijssel

< 6,75 m/s

Oosterhout

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Peel en Maas

Limburg

< 6,75 m/s

Putten

Gelderland

< 6,75 m/s

Renkum

Gelderland

< 6,75 m/s

Renswoude

Utrecht

< 6,75 m/s

Reusel-De Mierden

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Rheden

Gelderland

< 6,75 m/s

Rhenen

Utrecht

< 6,75 m/s

Rijssen-Holten

Overijssel

< 6,75 m/s

Roerdalen

Limburg

< 6,75 m/s

Roermond

Limburg

< 6,75 m/s

Rozendaal

Gelderland

< 6,75 m/s

Rucphen

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Scherpenzeel

Gelderland

< 6,75 m/s

's-Hertogenbosch

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Sint Anthonis

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Sint-Michielsgestel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Sittard-Geleen

Limburg

< 6,75 m/s

Soest

Utrecht

< 6,75 m/s

Someren

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Son en Breugel

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Stein

Limburg

< 6,75 m/s

Tilburg

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Uden

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Utrechtse Heuvelrug

Utrecht

< 6,75 m/s

Vaals

Limburg

< 6,75 m/s

Valkenburg aan de Geul

Limburg

< 6,75 m/s

Valkenswaard

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Veenendaal

Utrecht

< 6,75 m/s

Veldhoven

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Venlo

Limburg

< 6,75 m/s

Venray

Limburg

< 6,75 m/s

Voerendaal

Limburg

< 6,75 m/s

Voorst

Gelderland

< 6,75 m/s

Vught

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Waalre

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Wageningen

Gelderland

< 6,75 m/s

Weert

Limburg

< 6,75 m/s

Westervoort

Gelderland

< 6,75 m/s

Wierden

Overijssel

< 6,75 m/s

Woensdrecht

Noord-Brabant

< 6,75 m/s

Woudenberg

Utrecht

< 6,75 m/s

Zeist

Utrecht

< 6,75 m/s

Zutphen

Gelderland

< 6,75 m/s

Naar boven