Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2021–2024

Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 22-11-2019 t/m heden

Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2021–2024

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bestuur: de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

  • Fonds Podiumkunsten: de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

  • Nederland: het Koninkrijk der Nederlanden, inclusief het Caribisch deel daarvan;

  • liquiditeit: vlottende activa gedeeld door vlottende passiva;

  • podiumkunstenaar: iemand die artistiek-inhoudelijk actief is in de podiumkunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd is in de professionele podiumkunstpraktijk in Nederland;

  • solvabiliteit: het eigen vermogen gedeeld door het vreemd vermogen;

  • uitvoering: een voorstelling of concert dan wel een schoolvoorstelling of schoolconcert;

  • voorstelling of concert: openbaar toegankelijke podiumkunstactiviteit die bedoeld is voor publiek en waarbij sprake is van een (muziek)theatraal concept of choreografisch idee of een muzikale programmatische samenhang.

Artikel 1.2. Doel

Het bestuur kan meerjarige subsidies verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig en pluriform aanbod van professionele podiumkunsten in Nederland in de jaren 2021 tot en met 2024 en het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor.

Artikel 1.3. Subsidievorm

  • 1 Een instelling die meerjarige subsidie wil aanvragen heeft de keuze tussen drie categorieën aan subsidie:

    • a) categorie I;

    • b) categorie II;

    • c) categorie III.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar.

  • 3 Het bestuur kan in afwijking van het bepaalde in het tweede lid subsidie verlenen voor een kortere periode als de financiële gegevens met betrekking tot de aanvrager daartoe aanleiding geven.

  • 4 Een instelling kan slechts een aanvraag indienen. Een instelling vraagt aan voor een van de categorieën.

Artikel 1.4. Subsidieplafonds

  • 1 Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies in de categorie I: € 3.000.000.

  • 2 Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies in de categorie II: € 9.000.000.

  • 3 Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies in de categorie III: € 5.000.000.

  • 4 Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar een flexibel budget beschikbaar voor de drie categorieën gezamenlijk ten bedrage van: € 3.000.000.

  • 5 De bedragen genoemd in de eerste vier leden gelden als subsidieplafond.

  • 6 Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

  • 1 Het bestuur kan subsidie weigeren:

    • a. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • b. als het bestuur op basis van de aanvraag er onvoldoende van overtuigd is dat de uit te voeren activiteiten kunnen worden gerealiseerd;

    • c. als niet minimaal 50% van de uitvoeringen waarvoor subsidie wordt aangevraagd in Nederland plaatsvindt;

    • d. als de aanvrager geen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • e. als de aanvrager een rechtspersoon is met winstoogmerk;

    • f. als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de realisatie en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • g. als de aanvrager voor zijn kernactiviteiten subsidie is of zal worden verleend op grond van de Deelregeling meerjarige festivalsubsidies Fonds Podiumkunsten 2021–2024 dan wel op grond van een meerjarige regeling van een van de andere Rijkscultuurfondsen;

    • h. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet.

  • 2 Het subsidie wordt in ieder geval geweigerd:

    • a. voor zover de aanvrager in de aanvraag niet verklaart dat hij de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie onderschrijft en dat hij aansluit bij bestaande afspraken over honorering en de sociale dialoog tussen werkgevers-opdrachtgevers en werknemers-opdrachtnemers;

    • b. als de aanvrager voor zijn kernactiviteiten subsidie is of zal worden verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Paragraaf 2. Procedure

Artikel 2.1. Indienen aanvraag

  • 1 Aanvragen dienen uiterlijk 2 maart 2020 om 17.00 uur te zijn ontvangen.

  • 2 De aanvraag wordt digitaal ingediend.

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier voor de betreffende periode.

  • 4 Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds Podiumkunsten en vergezeld gaat van de op het formulier vermelde bijlagen.

Artikel 2.2. Beoordeling

  • 1 Aanvragen worden voorgelegd aan een adviescommissie, mits zij voldoen aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 2 De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria in deze regeling.

  • 3 De adviescommissie adviseert over de subsidiehoogte op basis van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.3. Verdeling budget

  • 1 Aanvragen voor een meerjarige subsidie die aan de voorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • C: niet honoreren.

  • 2 Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' te honoreren, worden de aanvragen in een rangorde geplaatst op basis van de van toepassing zijnde criteria.

  • 3 Het bestuur honoreert eerst de aanvragen met het advies 'honoreren'. Vervolgens worden de aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 4 Indien het bestuur een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst het subsidie van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk was toegewezen alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag. Vervolgens wordt steeds de eerstvolgende aanvraag toegewezen totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 2.4. Verdeling flexibel budget

Het flexibel budget wordt verdeeld over de drie verschillende categorieën op basis van het totaalbedrag dat gemoeid is met de aanvragen die een positief advies hebben ontvangen, maar niet kunnen worden gehonoreerd uit de subsidieplafonds als bedoeld in artikel 1.4. De bedragen van alle aanvragen met een b-advies waar onvoldoende budget voor is om te kunnen honoreren worden daartoe bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt per categorie het aandeel berekend ten opzichte van het totale bedrag dat gemoeid is met b-adviezen. Het flexibel budget wordt pro rato verdeeld over de drie categorieën.

Artikel 2.5. Besluit

Het bestuur informeert de aanvrager binnen 22 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over zijn besluit. Als voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar een over de aanvraag uitgebracht advies wordt de tekst van het advies aan de aanvrager toegezonden.

Paragraaf 3. Meerjarige productiesubsidie

Artikel 3.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie kan uitsluitend worden gedaan door een organisatie op het gebied van podiumkunsten met een herkenbare artistieke signatuur.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Een aanvraag voor meerjarige productiesubsidie kan worden ingediend voor het produceren van voorstellingen of concerten en andere aan podiumkunst gerelateerde activiteiten door professionele podiumkunstenaars.

  • 2 Een aanvrager dient in de periode 2021–2024 een minimaal aantal uitvoeringen per jaar te realiseren. Per categorie geldt het volgende minimum per jaar:

    • a. categorie I: 25 uitvoeringen per jaar;

    • b. categorie II: 40 uitvoeringen per jaar;

    • c. categorie III: 100 uitvoeringen per jaar of 50 uitvoeringen per jaar in de grote zaal.

  • 3 Een aanvrager voor de categorie II of III dient in de periode 2021–2024 een minimaal aantal uitvoeringen per jaar buiten Amsterdam uit te voeren. Per categorie geldt het volgende minimum per jaar:

    • a. categorie II: een derde van het totaal aantal uitvoeringen buiten Amsterdam;

    • b. categorie III: de helft van het totaal aantal uitvoeringen buiten Amsterdam.

Artikel 3.3. Instapeisen

  • 1 Een aanvrager dient te kunnen aantonen dat hij dan wel de maker(s) waarop de aanvraag betrekking heeft c.q. hebben in de jaren 2017–2019 artistiek verantwoordelijk is of zijn geweest voor de totstandkoming van meerdere producties die meermaals zijn uitgevoerd op verschillende podia of festivals die door het Fonds Podiumkunsten worden gesubsidieerd of daarmee gelijk te stellen zijn.

  • 2 Een aanvrager dient in elk geval te kunnen aantonen dat hij voor het moment van het indienen van de aanvraag een minimaal aantal producties en uitvoeringen heeft gerealiseerd in de periode 2017–2019. Per categorie geldt het volgende minimum:

    • a. categorie I: 3 producties en 40 uitvoeringen;

    • b. categorie II: 4 producties en 75 uitvoeringen;

    • c. categorie III: 5 producties en 120 uitvoeringen.

  • 3 Een aanvrager voor de categorie II of III dient te voldoen aan de volgende eisen:

    • a. De aanvrager dient te kunnen aantonen dat de artistieke en zakelijke leiding niet bij dezelfde persoon belegd zijn en dat dit in de komende periode ook niet het geval zal zijn;

    • b. De aanvrager dient aan te tonen dat:

      • i. het bestuur dan wel de raad van toezicht bestaat uit minimaal drie personen die onafhankelijk toezicht houden op de activiteiten;

      • ii. er een directiereglement dan wel reglementen voor bestuur en raad van toezicht is, waarin afspraken zijn gemaakt over de taak-, verantwoordelijksheids- en bevoegdheidsverdeling;

      • iii. de aanvrager heeft een procedure vastgelegd in het geval er sprake is van (mogelijke) belangenverstrengeling bij een van de leden van de directie, het bestuur of de raad van toezicht.

  • 4 Een aanvrager voor de categorie III dient in aanvulling op de eisen in de voorgaande leden ook aan te tonen dat de solvabiliteit en liquiditeit in 2019 minimaal hoger zijn dan de volgende waarden:

    • a. Solvabiliteit: 0,50;

    • b. Liquiditeit: 1,00.

    Als een aanvrager hier niet aan voldoet, kan het bestuur voorwaarden verbinden aan het besluit om de aanvraag te honoreren. Het besluit om voorwaarden te stellen is afhankelijk van de mate waarin de aanvraag niet voldoet aan de voornoemde waarden.

  • 5 Het bestuur kan besluiten om een aanvraag in behandeling te nemen die niet voldoet aan de vereisten uit de leden een tot en met drie als de aanvrager slechts in zeer beperkte mate niet voldoet aan de vereisten.

Artikel 3.4. Beoordeling

  • 1 Aanvragen in de categorie I worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. artistieke kwaliteit van het werk van de maker(s);

    • b. kwaliteit van de activiteiten uit het plan;

    • c. publieksfunctie.

  • 2 Aanvragen in de categorie II worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. artistieke kwaliteit van het werk van de maker(s);

    • b. kwaliteit van de activiteiten uit het plan;

    • c. publieksfunctie;

    • d. betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk.

  • 3 Aanvragen in de categorie III worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. artistieke kwaliteit van het werk van de maker(s);

    • b. kwaliteit van de activiteiten uit het plan;

    • c. publieksfunctie;

    • d. betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk;

    • e. inbedding.

Artikel 3.5. Subsidiehoogte

  • 1 Voor de hoogte van het subsidie heeft de aanvrager de keuze uit de volgende bedragen per jaar:

    • a. categorie I: € 75.000, € 100.000 of € 125.000;

    • b. categorie II: € 200.000, € 300.000 of € 400.000;

    • c. categorie III: € 500.000, € 600.000 of € 700.000.

    Deze bedragen zijn per jaar en kunnen worden geïndexeerd.

  • 2 Alle aanvragers dienen in de aanvraag aannemelijk te maken dat zij substantiële andere inkomsten zullen genereren.

  • 3 Aanvragers van de categorie II of de categorie III dienen in de aanvraag aannemelijk te maken dat zij het gevraagde subsidiebedrag minimaal kunnen verdubbelen. Als de aanvrager daar onvoldoende in slaagt kan het bestuur, gehoord de commissie, binnen de categorie een lager subsidiebedrag toekennen.

Paragraaf 4. Verplichtingen en verantwoording

Artikel 4.1. Aan het subsidie verbonden verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b) niet geheel aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c) er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger plaatst het logo of de naam van het Fonds Podiumkunsten op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten en stuurt exemplaren van drukwerk dat betrekking heeft op de gesubsidieerde activiteiten aan het Fonds Podiumkunsten.

  • 3 Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid opgenomen verplichtingen aan het subsidie verbinden.

Artikel 4.2. Verantwoording

  • 1 De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 april een inhoudelijke en financiële verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar.

  • 2 De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 3 De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting.

  • 4 De financiële verantwoording van aanvragers die een subsidie van meer dan € 125.000 per jaar ontvangen, dient vergezeld te gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 5 Voor het bepalen van het toepasselijke verantwoordingsregime geldt als peildatum de datum waarop het besluit op de aanvraag is genomen.

  • 6 Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de inrichting van de verantwoording.

Artikel 4.3. Vaststelling subsidie

  • 1 Het bestuur beoordeelt aan het einde van de subsidieperiode op basis van de inhoudelijke en financiële verantwoordingen over de respectievelijke jaren de gerealiseerde activiteiten.

  • 2 Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en is voldaan aan alle aan het subsidie verbonden verplichtingen stelt het bestuur het subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Artikel 4.4. Reserveringen

  • 1 Voor zover het bedrag van een verleende subsidie na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig het bepaalde in deze regeling niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt, kan het worden gereserveerd. De aldus gereserveerde middelen kunnen uitsluitend worden besteed aan de doeleinden waarvoor het subsidie werd verstrekt.

  • 2 Het bestuur kan voor een of meer subsidieontvangers of voor een categorie subsidieontvangers een maximaal percentage van het verleende subsidie of een maximaal bedrag vaststellen waarboven het totaal van de reservering, bedoeld in het eerste lid, niet uitkomt.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 5.1. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 5.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2021–2024.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

H. Post,

directeur / bestuurder

Naar boven