Wijzigingswet Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (intrekking verplichting elektronisch [...] rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, enz.)

Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 01-10-2019 t/m heden

Wet van 3 juli 2019 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland voorlopig te beëindigen en de mogelijkheden voor de mondelinge behandeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

  • 1 In vorderingsprocedures bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is het recht van toepassing zoals dat bij de andere rechtbanken geldt in dagvaardingsprocedures waarin partijen niet in persoon kunnen procederen.

  • 2 In vorderingsprocedures bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, blijft het recht van toepassing zoals dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet gold,

    • a. in geval van toepassing van artikel 112 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat luidt voor de procedures, vorderingen en gerechten waarvoor de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288) in werking is getreden overeenkomstig artikel II van het Besluit van 24 april 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Stb. 2016, 289), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Stb. 2017, 174), indien voor die datum de procesinleiding is ingediend als bedoeld in artikel 30a van dat wetboek, daaronder begrepen de procesinleiding die het geding heropent of voortzet;

    • b. in geval van toepassing van artikel 113 van het wetboek als bedoeld in onderdeel a, indien voor die datum het oproepingsbericht is betekend als bedoeld in artikel 113, eerste lid, van dat wetboek, daaronder begrepen het oproepingsbericht dat het geding heropent of voortzet.

  • 3 De rechter kan in vorderingsprocedures als bedoeld in het tweede lid met toestemming van partijen bepalen dat op de zaak het recht van toepassing is als bedoeld in het eerste lid.

Artikel II

[Red: Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van niet-digitaal procederen).]

Artikel III

[Red: Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van digitaal procederen).]

Artikel IV

Artikel II is van toepassing op procedures waarbij het exploot van dagvaarding op of na de datum van inwerkingtreding van artikel II rechtsgeldig is betekend en op procedures waarbij een verzoekschrift op of na de datum van inwerkingtreding van artikel II bij de rechter is ingediend.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 3 juli 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming,

S. Dekker

Uitgegeven de vijftiende juli 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven