Schenk- en erfbelasting, vrijstellingen, omzetting, fusie of taakafsplitsing

[Regeling vervallen per 01-01-2023.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 22-12-2018 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2017.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2017 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m 21-12-2018

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

2. Omzetting, fusie of taakafsplitsing

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3. Vereenzelvigen verkrijger met ANBI

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

4. Invloed van testamentaire last op verkrijging

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

5. Samenloop erfbelasting en loon- of inkomstenbelasting

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

6. Samenloop schenkbelasting en vennootschapsbelasting bij liquidatie-uitkeringen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

7. Schenking aan een rechtspersoon ter bevordering van werknemersbelangen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

8. Eenmalige verhoogde vrijstelling schenkbelasting

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Dit onderdeel bevat het beleid over de eenmalige verhoogde vrijstellingen schenkbelasting van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, Successiewet, zoals deze gelden vanaf 1 januari 2017. De voorwaarden voor deze vrijstellingen zijn opgenomen in artikel 33, onderdelen 5° en 7°, en 33a Successiewet en in de artikelen 5 en 6 URSE.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.1. Leeftijdsvereiste

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Om voor een eenmalige verhoogde vrijstelling in aanmerking te kunnen komen, moet de begiftigde op het moment van de schenking voldoen aan het daarvoor gestelde leeftijdsvereiste, hetgeen betekent dat hij ten tijde van de schenking tussen de 18 en 40 jaar moet zijn.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.1.1. Veertigste verjaardag

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De vraag kan opkomen wat exact dient te worden verstaan onder het leeftijdsvereiste (tussen 18 en 40 jaar). Om onduidelijkheid hierover te voorkomen, keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de begiftigde voldoet aan het leeftijdsvereiste van de eenmalige verhoogde vrijstellingen van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, Successiewet, als hij op de dag van de schenking 40 jaar oud wordt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.1.2. Leeftijd partner

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de berekening van de verschuldigde schenkbelasting worden partners als één en dezelfde persoon aangemerkt. Als beroep wordt gedaan op een vrijstelling worden de schenkingen aan beide partners als één aangemerkt. Voor de toepassing van het tarief en de vrijstelling geldt de naaste verwantschap tussen de schenker of zijn partner en de begiftigde of zijn partner (artikel 26, eerste lid, Successiewet).

De eenmalige verhoogde vrijstellingen zijn echter alleen van toepassing, als de begiftigde zelf voldoet aan de voor deze vrijstellingen geldende voorwaarden, waaronder het leeftijdsvereiste (tussen de 18 en 40 jaar). Voor dit leeftijdsvereiste geldt van oudsher goedkeurend beleid. Op grond hiervan kan de eenmalige verhoogde vrijstelling toch worden toegepast, als niet de begiftigde maar wel zijn partner voldoet aan het leeftijdsvereiste. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 20171 is toegezegd dat dit goedkeurend beleid niet is beperkt tot schenkingen aan kinderen, maar ook geldt voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning aan anderen. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de begiftigde voldoet aan het leeftijdsvereiste van de eenmalige verhoogde vrijstellingen van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, Successiewet, als hij op het tijdstip van de schenking niet maar zijn partner wel tussen 18 en 40 jaar oud is. Deze goedkeuring geldt ook als de schenking plaatsvindt op de dag waarop de partner 40 jaar oud wordt.

Toelichting

De goedkeuring ziet uitsluitend op het leeftijdsvereiste van de eenmalige verhoogde vrijstellingen. Naast het leeftijdsvereiste, moet voor de toepassing van de eenmalige verhoogde vrijstellingen aan de overige wettelijke vereisten worden voldaan. Ter verduidelijking volgen hierna enkele voorbeelden.

Voorbeeld 1

A schenkt in 2017 aan zijn zoon B (41 jaar oud) € 50.000 ten behoeve van zijn studie. B heeft een partner die op dat moment 39 jaar oud is. In de aangifte schenkbelasting doet B een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling van artikel 33, onderdeel 5°, onder b, Successiewet. B voldoet niet aan het leeftijdsvereiste, maar aan de overige voorwaarden van de eenmalige verhoogde vrijstelling wordt wel voldaan. De vrijstelling kan in dit geval op grond van de goedkeuring worden toegepast, omdat de partner van B op het tijdstip van de schenking tussen 18 en 40 jaar oud is.

Voorbeeld 2

X schenkt in 2017 aan neef Y (41 jaar oud) € 100.000 ten behoeve van een eigen woning. Y heeft een partner die op dat moment 39 jaar oud is. In de aangifte schenkbelasting doet Y een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling van artikel 33, onderdeel 7°, Successiewet. Y voldoet niet aan het leeftijdsvereiste, maar aan de overige voorwaarden van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning wordt wel voldaan. De vrijstelling kan in dit geval op grond van de goedkeuring worden toegepast, omdat de partner van Y op het tijdstip van de schenking tussen 18 en 40 jaar oud is.

Voorbeeld 3

Z schenkt in 2017 aan haar dochter C € 80.000 ten behoeve van een eigen woning. In de aangifte schenkbelasting doet C een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling van artikel 33, onderdeel 5°, onder c, Successiewet. C wordt in januari 2018 40 jaar. In mei 2018 schenkt Z nogmaals aan C € 20.000 ten behoeve van een eigen woning. C heeft een partner die op dat moment 38 jaar oud is. Omdat haar partner jonger is dan 40 jaar, kan C voor het leeftijdsvereiste een beroep doen op de goedkeuring. Als aan de overige voorwaarden van artikel 33, onderdeel 5°, onder c, Successiewet wordt voldaan, kan C voor de schenking in 2018 beroep doen op het onbenutte gedeelte van deze vrijstelling ten behoeve van een eigen woning (artikel 33a, tweede lid, Successiewet).

Toelichting bij bovenstaande voorbeelden

Partners worden voor het tarief en de vrijstellingen als één en dezelfde persoon aangemerkt. Dit uitgangspunt, gecombineerd met het eenmalige karakter van de verhoogde vrijstellingen, maakt dat als de schenker in de bovenstaande voorbeelden in eerdere kalenderjaren al aan de partner van de begiftigde heeft geschonken en daarvoor een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling is gedaan, de goedkeuring niet van toepassing is. Er kan immers in dat geval niet nogmaals een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning worden gedaan. Ook kan de partner van de begiftigde niet in latere kalenderjaren nog een beroep doen op een eenmalige verhoogde vrijstelling voor een schenking aan hem door dezelfde schenker of de partner van die schenker. Dit is anders als een beroep wordt gedaan op toepassing van artikel 33a, tweede lid, Successiewet, zoals in voorbeeld 3. Bij gespreid benutten in drie direct opeenvolgende kalenderjaren van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning kunnen de begiftigde en zijn partner namelijk tezamen voor schenkingen van dezelfde schenker en zijn partner tot het maximale bedrag van deze verhoogde vrijstelling een beroep op deze vrijstelling doen2. In voorbeeld 3 had Z, de vader van C, er dan ook voor kunnen kiezen om in 2018 niet € 20.000 aan C maar aan de partner van C te schenken. De schenkingen in 2017 en 2018 worden dan voor het tarief en de vrijstellingen aangemerkt als schenkingen aan dezelfde persoon.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2. Schenking ten behoeve van een eigen woning

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Op grond van artikel 33, onderdelen 5°, onder c, en 7°, Successiewet geldt een eenmalige verhoogde vrijstelling voor de schenking ten behoeve van een eigen woning. In artikel 33a, eerste lid, Successiewet is gedefinieerd wat onder een schenking ten behoeve van een eigen woning wordt verstaan. Hieronder wordt ingegaan op enkele specifieke onderwerpen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2.1. Kwijtschelding eigenwoningschuld

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De eenmalige verhoogde vrijstelling voor de schenking ten behoeve van een eigen woning is onder meer van toepassing op het bedrag van de schenking dat wordt gebruikt voor aflossing van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a Wet IB 2001 of voor de aflossing van een schuld die de begiftigde had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding van een eigen woning voor zover deze schuld heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa van die wet (artikel 33a, eerste lid, onderdeel e, Successiewet). Het is onduidelijk of de kwijtschelding van een dergelijke schuld is aan te merken als een schenking van een bedrag waarmee die schuld wordt afgelost. Bijvoorbeeld in de situatie waarin de ouders aan hun kind een lening hebben verstrekt voor de aanschaf van een eigen woning en de ouders die lening later geheel of gedeeltelijk kwijtschelden. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat kwijtschelding van een dergelijke schuld wordt gelijkgesteld met een schenking van een bedrag waarmee die schuld wordt afgelost. Voor zover nodig keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a Wet IB 2001 voor de toepassing van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning wordt gelijkgesteld met een aflossing van die eigenwoningschuld, als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, onderdeel e, Successiewet.

Deze goedkeuring geldt eveneens voor een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een schuld die de verkrijger had op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van zijn eigen woning voor zover deze schuld voor hem heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa Wet IB 2001.

Ook keur ik voor deze specifieke situaties goed dat deze kwijtschelding wordt gelijkgesteld met het daadwerkelijk betalen door de schenker zoals vereist in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, URSE en dat daarbij de schenking en de besteding daarvan geacht worden plaats te vinden op het tijdstip van de kwijtschelding.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2.2. Kwijtschelding van een (schuldig gebleven) koopsom na aanschaf van een eigen woning

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In plaats van schenking van een bedrag waarmee de begiftigde in staat wordt gesteld om een eigen woning aan te schaffen, kan de schenker kiezen voor overdracht van een woning waarbij hij de koopsom geheel of gedeeltelijk kwijtscheldt. Ik vind deze twee situaties voor de toepassing van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning met elkaar vergelijkbaar, daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

In geval van verkrijging van de eigendom van een eigen woning waarbij de verkoper de koopsom uiterlijk op de dag van de juridische levering van deze woning geheel of gedeeltelijk kwijtscheldt, keur ik onder voorwaarden goed dat deze kwijtschelding wordt aangemerkt als schenking van een bedrag ter zake van de verwerving van een eigen woning, als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, onderdeel b, Successiewet.

De goedkeuring geldt ook bij de overdracht van de economische eigendom van een woning of een recht van lidmaatschap van een coöperatie als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Voor deze situaties geldt ook dat de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de koopsom wordt aangemerkt als schenking van een bedrag ter zake van de verwerving van deze economische eigendom respectievelijk dit lidmaatschapsrecht.

Ook keur ik voor deze specifieke situaties goed dat deze kwijtschelding wordt gelijkgesteld met het daadwerkelijk betalen door de schenker zoals vereist in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, URSE en dat daarbij de schenking en de besteding daarvan geacht worden plaats te vinden op het tijdstip van de kwijtschelding.

Voorwaarden

Voor de goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden.

  • De goedkeuring geldt alleen voor de kwijtschelding van (een deel van) de koopsom die verschuldigd is door de begiftigde voor de verkrijging van de eigendom, waaronder begrepen de economische eigendom of een recht van lidmaatschap van een coöperatie, van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.

  • De goedkeuring geldt bij eigen woningen als de kwijtschelding door de verkoper uiterlijk plaatsvindt op de dag waarop de notariële akte van levering bij het kadaster is ingeschreven (juridische levering).

  • De kwijtschelding dient te blijken uit de notariële akte van levering van de woning of de overeenkomst van schuldigerkenning die tussen de verkoper en de begiftigde uiterlijk op de dag van juridische levering van de woning is gesloten.

  • Bij aanschaf van de eigendom van een eigen woning die geen registergoed3 is dan wel de aanschaf van de economische eigendom of een recht van lidmaatschap van een coöperatie als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001, moet de kwijtschelding blijken uit de koopovereenkomst of de overeenkomst van schuldigerkenning, die tussen de verkoper en de begiftigde op dezelfde dag als de koopovereenkomst is gesloten.

Voorbeeld

Vader en moeder verkopen aan hun zoon (36 jaar oud) een woning. De koopsom is gelijk aan de waarde in het economische verkeer van deze woning en bedraagt € 175.000. De zoon gaat deze woning gebruiken als zijn hoofdverblijf. Bij de levering van de woning betaalt de zoon € 75.000 aan zijn ouders. Het restant van de koopsom van € 100.000 schelden de ouders kwijt. Deze kwijtschelding wordt vastgelegd in de notariële akte van levering van de woning. Het restant van de koopsom ad € 75.000 blijft de zoon schuldig. Voor het kwijtgescholden deel van de koopsom doet de zoon een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling schenkbelasting ten behoeve van een eigen woning. Als aan de overige voorwaarden van deze vrijstelling wordt voldoen, wordt de kwijtschelding op grond van de goedkeuring aangemerkt als schenking van een bedrag dat is besteed aan de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 Wet IB 2001.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2.3. Aanschaf van een woning tegen een prijs beneden de waarde in het economische verkeer

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Als een woning wordt verkocht tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economische verkeer, kan sprake zijn van een schenking. Gezien de directe samenhang met de aanschaf van een eigen woning door de begiftigde, brengt een redelijke wetstoepassing met zich mee dat ook voor een dergelijke schenking een beroep op toepassing van de eenmalige verhoogde vrijstelling van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, Successiewet kan worden gedaan. Daarom keur ik voor zover nodig het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat in geval van aanschaf van een eigen woning tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economische verkeer van deze woning, een beroep kan worden gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, Successiewet. Ook keur ik voor deze specifieke situatie goed dat op het moment van aanschaf geacht wordt dat aan de voorwaarden van artikel 5, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, URSE is voldaan.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2.4. Eigen woning in het buitenland

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de toepassing van de eenmalige verhoogde vrijstelling voor de schenking ten behoeve van een eigen woning wordt onder eigen woning verstaan: een woning die voor de verkrijger een eigen woning is als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, Wet IB 2001 (artikel 33a, eerste lid, onderdeel a, Successiewet). De vrijstelling is daarmee in beginsel alleen van toepassing op een eigen woning die daadwerkelijk in de heffing van de Nederlandse inkomstenbelasting is betrokken. Ik ben bereid om goed te keuren dat de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning ook geldt voor een buitenlandse eigen woning die niet in de Nederlandse inkomstenbelasting wordt betrokken. Belangrijk daarbij is de controlemogelijkheid. Immers de vrijstelling geldt alleen als de schenking daadwerkelijk (tijdig) is besteed aan een eigen woning.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat de eenmalige verhoogde vrijstelling ook kan worden toegepast voor een schenking ten behoeve van een eigen woning van de begiftigde, indien die is gelegen in een land waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft afgesloten.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2.5. Hernieuwd beroep op eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning na ontbinding eerdere schenking

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Een schenking ten behoeve van een eigen woning kan worden gedaan onder de schriftelijk vastgelegde voorwaarde dat de schenking wordt ontbonden voor zover niet is voldaan aan de voorwaarden voor de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, URSE). In dat geval is sprake van een schenking onder ontbindende voorwaarde.

De schenking wordt door het in vervulling gaan van deze voorwaarde ontbonden als het geschonken bedrag niet tijdig of niet volledig door de begiftigde is besteed ten behoeve van een eigen woning. In dat geval, komt de vraag op of de begiftigde voor een latere schenking door dezelfde schenker een hernieuwd beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning kan doen. Het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde heeft immers geen terugwerkende kracht, met als gevolg dat het eerder gedane beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling niet kan worden teruggenomen. Dit gevolg vind ik niet in alle gevallen wenselijk. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat als een schenking ten behoeve van een eigen woning ongedaan is gemaakt door het in vervulling gaan van een ontbindende voorwaarde, voor een latere schenking ten behoeve van een eigen woning door dezelfde schenker een hernieuwd beroep op toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, of onderdeel 7°, Successiewet kan worden gedaan.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden.

  • Aan de schenking was (uitsluitend) een schriftelijk vastgelegde ontbindende voorwaarde verbonden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, URSE.

  • De schenking is als gevolg van het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde geheel ongedaan gemaakt en de begiftigde heeft als gevolg daarvan het geschonken bedrag geheel aan de schenker teruggegeven.

  • Uiterlijk op 31 mei van het derde kalenderjaar na het kalenderjaar waarin het bedrag is geschonken, bericht de begiftigde de inspecteur schriftelijk dat de schenking is ongedaan gemaakt vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van de vrijstelling (artikel 5, tweede lid, URSE).

Voorbeeld

M schenkt in 2018 aan zijn zoon N (33 jaar oud) een bedrag van € 90.000 ten behoeve van een eigen woning. De zoon bezit op dat moment geen eigen woning. Voorafgaand aan het overmaken van het bedrag komen vader en zoon schriftelijk overeen dat de schenking wordt ontbonden als de zoon het geschonken bedrag niet of niet tijdig besteed aan de aanschaf van een eigen woning. N schaft niet binnen de gestelde termijn van drie kalenderjaren (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, URSE) een eigen woning aan, hierdoor voldoet hij niet aan het bestedingsdoel van artikel 33a, eerste lid, onder b, onderdeel 2°, Successiewet. Vanwege het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde wordt de schenking ongedaan gemaakt. De zoon geeft het geschonken bedrag van € 90.000 terug aan zijn vader. Hij deelt de inspecteur in maart 2021 mee dat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling.

Als M in 2023 nogmaals € 90.000 schenkt aan zijn zoon ten behoeve van de aanschaf van een eigen woning kan N een hernieuwd beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning doen. Hij doet hierbij een beroep op toepassing van de bovenstaande goedkeuring. Hij komt in aanmerking voor toepassing van deze vrijstelling als hij voldoet aan alle dan geldende vereisten voor de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

8.2.6. Schenking vóór 1 januari 2017 onder opschortende voorwaarde van aanwending voor een eigen woning

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het is mogelijk dat vóór 1 januari 2017 een schenking is gedaan onder de opschortende voorwaarde zoals opgenomen in artikel 5, onderdeel a, onder 1°, URSE (tekst 2016) en dat deze voorwaarde niet vóór 1 januari 2017 is vervuld. Zo’n opschortende voorwaarde kan betreffen de aanwending van het geschonken bedrag voor de verwerving van een eigen woning, de afkoop van een recht van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van een eigenwoningschuld of van een restschuld van een door de begiftigde vervreemde eigen woning als bedoeld in artikel 3.120a van de Wet IB 2001 (tekst 2016).

Op grond van het bepaalde in artikel 1, negende lid, Successiewet wordt, in afwijking van het civiele recht, een gift onder opschortende voorwaarde voor de toepassing van de Successiewet geacht tot stand te komen op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld. Dit betekent dat het moment van vervullen van de voorwaarde bepalend is voor de vaststelling van de aanslag schenkbelasting. Als voor de schenking een beroep wordt gedaan op een vrijstelling, moet op dat tijdstip aan alle voor de betreffende vrijstelling gestelde voorwaarden worden voldaan. De wijziging van de voorwaarden van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning per 1 januari 2017 brengt hierbij een ongewenst gevolg met zich mee.

Vanaf 1 januari 2017 komen namelijk – één uitzondering daargelaten – alleen onvoorwaardelijke schenkingen in aanmerking voor deze vrijstelling (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, URSE). Schenkingen onder een opschortende voorwaarde voldoen daarom niet meer. Dit betekent dat ter zake van zo’n schenking, die volgens het civiele recht vóór 1 januari 2017 is gedaan, het volgens de vanaf dat moment geldende fiscale regels niet meer mogelijk is om beroep te doen op de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, Successiewet. Ik vind dit niet wenselijk. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden het volgende goed. Als vóór 1 januari 2017 een bedrag is geschonken onder de opschortende voorwaarde van besteding ten behoeve van een eigen woning en de schenking op grond van artikel 1, negende lid, Successiewet niet vóór 1 januari 2017 tot stand is gekomen doordat de besteding op of na die datum plaatsvindt, wordt artikel 5, eerste lid, onderdeel a, URSE (tekst 2017) buiten toepassing gelaten.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden.

  • De schenking is vóór 1 januari 2017 gedaan onder de opschortende voorwaarde als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, onder 1°, URSE (tekst 2016).

  • De aan de schenking verbonden opschortende voorwaarde van besteding wordt uiterlijk op 31 december 2019 vervuld.

Voorbeeld

Vader schenkt in 2016 aan zijn dochter (35 jaar oud) € 50.000 onder de opschortende voorwaarde van aanwending van het bedrag voor de verwerving van een eigen woning. De dochter koopt in 2018 een eigen woning en besteedt het aan haar geschonken bedrag voor deze aankoop. Dit leidt ertoe dat de aan de schenking verbonden opschortende voorwaarde niet in 2016, maar in 2018 wordt vervuld en de schenking voor de toepassing van de Successiewet geacht wordt plaats te vinden in 2018. Op dat moment in 2018 wordt aan alle overige voorwaarden van de eenmalige verhoogde vrijstelling ten behoeve van een eigen woning voldaan, waardoor de dochter voor dat kalenderjaar een beroep kan doen op bovenstaande goedkeuring. Omdat de schenking in 2018 tot stand komt, kan de dochter bij aanvullende schenkingen door haar vader ten behoeve van haar eigen woning in 2019 of 2020 een beroep doen op toepassing van artikel 33a, tweede lid, Successiewet, waardoor zij, voor het niet benutte gedeelte (€ 100.800 – € 50.000) een beroep kan doen op die verhoogde vrijstelling. Uiteraard moet voor deze aanvullende schenkingen worden voldaan aan de op het moment van deze schenkingen geldende wettelijke bepalingen van artikel 33, onderdeel 5°, en artikel 33a Successiewet 1956.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2018, 68659, datum inwerkingtreding 22-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

9. Lijfrentevrijstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

10. Ingetrokken regelingen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

11. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Treedt in werking op 22-12-2018]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

  1. Kamerstukken II 2016–2017, 34 553, nr. 7, blz. 50. ^ [1]
  2. Kamerstukken II 2016–2017, 34 553, nr. 7, blz. 50. ^ [2]
  3. Een (gedeelte van een) duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, Wet op de huurtoeslag (artikel 3.111, eerste lid, aanhef Wet IB 2001). ^ [3]
Naar boven