Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers

Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 14-02-2019

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 november 2018, nr. 2018-0000893805, houdende nadere regels inzake de rechtspositie van staten- en commissieleden, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, raads- en commissieleden, wethouders, burgemeesters en de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de voorzitters van de waterschappen (Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Begripsbepaling

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. besluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 7580, datum inwerkingtreding 15-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

  • b. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

Artikel 1.2. Wijze van declareren

Indien op grond van deze regeling of het besluit werkelijk gemaakte kosten worden vergoed, geschiedt het declareren van die kosten onder overlegging van bewijsstukken.

Hoofdstuk 2. Provincies

[Treedt in werking op 28-03-2019]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 3. Gemeenten

Artikel 3.1. Reis- en verblijfkostenvergoeding raads- en commissieleden

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen auto het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2 Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen auto tevens de veer- en tolkosten vergoed.

  • 3 Voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 4 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 5 Indien een raads- of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 6 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raads- of commissielid maakt in verband met reizen binnen de gemeente voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 19131, datum inwerkingtreding 10-04-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

5 Indien een raads- of commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

Artikel 3.2. Verhuiskosten burgemeester en wethouders

  • 1 De vergoeding van verhuiskosten, bedoeld in de artikelen 3.2.7, eerste lid, van het besluit en de vergoeding van de kosten voor verhuizing in verband met ontslag of niet-herbenoeming, bedoeld in artikel 3.2.7, vierde lid, van het besluit betreft:

    • a. de vergoeding van de werkelijke kosten voor het transport van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van die inboedel, en

    • b. een vast bedrag ter hoogte van het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast aan een werknemer kan worden verstrekt voor andere uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2 Het recht op vergoeding van verhuiskosten vervalt, indien betrokkene niet binnen drie jaar na zijn benoeming is verhuisd.

Artikel 3.3. Vergoeding kosten tijdelijke huisvesting burgemeester en wethouders

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 In de gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn begrepen de kosten voor energie en water, maar niet de kosten voor overige diensten of zaken.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 7580, datum inwerkingtreding 15-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

3 De reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waar de burgemeester of de wethouder ten tijde van de benoeming woonde, bedoeld in artikel 3.2.7, tweede lid, onder b, van het besluit worden met overeenkomstige toepassing van artikel 3.6, eerste, derde en vierde lid, vergoed.

Artikel 3.4. Tegemoetkoming kosten dubbele woonlasten burgemeester en wethouders

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten, bedoeld in de artikelen 3.2.7, derde lid, van het besluit bestaat uit het bedrag van de gemaakte kosten van huisvesting en bedraagt ten hoogste 18% van de bezoldiging van de burgemeester of de wethouder.

  • 2 Onder de gemaakte kosten van huisvesting, bedoeld in het eerste lid, worden verstaan:

    • a. het bedrag van de huur van de woning in de gemeente waar de burgemeester of de wethouder is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • b. de rente van schulden ter verwerving van de woning in de gemeente waar betrokkene is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water;

    • c. de bijdrage voor het bewonen van een ter beschikking gestelde woning, bedoeld in artikel 3.2.8, eerste lid, van het besluit, in de gemeente waar betrokkene is benoemd.

  • 3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, gaat in op de eerste dag van de maand waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in 3.2.7, derde lid, van het besluit genoemde termijn van drie jaar. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

  • 4 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend indien:

    • a. betrokkene binnen drie jaar na zijn benoeming een woning koopt of huurt in de gemeente waarin hij is benoemd dan wel een ter beschikking gestelde woning als bedoeld in artikel 3.2.8 van het besluit betrekt; en

    • b. de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, voor een ieder kenbaar te koop staat en er, nadat eventuele huurinkomsten uit die woning in mindering zijn gebracht op de rente over de schulden ter verwerving van die woning, een bedrag resteert dat voor zijn rekening komt.

  • 5 Indien de burgemeester of de wethouder een tegemoetkoming in de kosten voor dubbele woonlasten ontvangt, worden met overeenkomstige toepassing van artikel 3.6, eerste, derde en vierde lid, de reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waarin hij ten tijde van zijn benoeming woonde vergoed.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 7580, datum inwerkingtreding 15-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

1 De tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten, bedoeld in artikel 3.2.7, derde lid, van het besluit bestaat uit het bedrag van de gemaakte kosten van huisvesting en bedraagt ten hoogste 18% van de bezoldiging van de burgemeester of de wethouder.

2

  • c. de bijdrage voor het bewonen van een ter beschikking gestelde woning, bedoeld in artikel 3.2.8, eerste lid, van het besluit, in de gemeente waar betrokkene is benoemd, vermeerderd met de kosten voor energie en water.

3 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, gaat in op de eerste dag van de maand waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar betrokkene ten tijde van zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in artikel 3.2.7, derde lid, van het besluit genoemde termijn van drie jaar. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

Artikel 3.5. Ter beschikking gestelde woning burgemeester en wethouders

  • 2 Indien het college van burgemeester en wethouders vaststelt dat de economische huurwaarde van de ter beschikking gestelde woning lager is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, stelt het college de eigen bijdrage per maand in afwijking van het eerste lid vast op dat lagere bedrag.

  • 3 Bij het bewonen van een ter beschikking gestelde woning draagt de burgemeester of de wethouder de onderhoudskosten welke volgens de wet ten laste van de huurder zijn.

Artikel 3.6. Reis- en verblijfkosten burgemeester en wethouders

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor woon-werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden of wordt aan de burgemeester of de wethouder vergoed:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast per afgelegde kilometer aan de werknemer kan worden verstrekt.

  • 2 Voor woon-werkverkeer worden aan de burgemeester of de wethouder bij gebruik van een eigen auto tevens de veer- en tolkosten vergoed.

  • 3 Voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de burgemeester of de wethouder bij gebruik van een eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 4 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 5 Indien de burgemeester of de wethouder een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 6 Aan de burgemeester of de wethouder wordt vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer uitsluitend toegekend:

    • a. indien hij in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de gemeente, waarin hij is benoemd, en

    • b. indien hij nog niet in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de gemeente, waarin hij is benoemd, voor zolang hem ontheffing is verleend van de verplichting om zijn werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben.

  • 7 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die de burgemeester of de wethouder maakt in verband met reizen binnen de gemeente voor de uitoefening van het ambt worden aan hem vergoed.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 7580, datum inwerkingtreding 15-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

7 De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die de burgemeester of de wethouder maakt in verband met reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan hem vergoed.

Stcrt. 2019, 19131, datum inwerkingtreding 10-04-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

In het vijfde lid, vervalt ‘tijdelijke’ en wordt na ‘kan’ ingevoegd ‘incidenteel’.

Artikel 3.7. Bijzondere bepalingen reiskostenvergoeding burgemeester

  • 1 Indien de burgemeester voor de uitoefening van zijn functie voor vervoer met een bestemming binnen de gemeente, anders dan voor woon-werkverkeer, regelmatig gebruik maakt van de eigen personenauto, kan hem voor dat vervoer op zijn verzoek in plaats van de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een vaste vergoeding worden toegekend.

  • 2 De vaste vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per maand:

    • a. € 31,08 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;

    • b. € 44,40 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;

    • c. € 66,60 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;

    • d. € 79,92 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.

  • 3 Een burgemeester die de beschikking heeft over een dienstauto en daarnaast regelmatig gebruik maakt van een eigen personenauto, ontvangt een vergoeding die is gebaseerd op de helft van de in het tweede lid genoemde bedragen.

Artikel 3.8. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De eigen bijdrage per maand voor het gebruik, anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden, van een aan de burgemeester of de wethouder ter beschikking gestelde auto, bedoeld in artikel 3.2.10, eerste lid, van het besluit, wordt, voor zover nodig op basis van nacalculatie, berekend volgens de formule (a/b)p/12, waarbij:

    • a. ‘a’ staat voor het totaal in het kalenderjaar in de ter beschikking gestelde auto anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden gereden kilometers;

    • b. ‘b’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden gereden kilometers;

    • c. ‘p’ staat voor het totaal bedrag van de kosten van de auto dat in het kalenderjaar ten laste van de gemeente komt, daaronder in ieder geval de kosten van afschrijving, onderhoud, brandstof en verzekering.

  • 2 Voor woon-werkverkeer en reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan de burgemeester of wethouder bij gebruik van een ter beschikking gestelde auto de veer- en tolkosten ten laste van de gemeente vergoed.

  • 3 Voor reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan de burgemeester of wethouder bij gebruik van een ter beschikking gestelde auto de kosten voor parkeergelden ten laste van de gemeente vergoed, mits deze kosten niet uit anderen hoofde worden vergoed.

  • 4 Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 7580, datum inwerkingtreding 15-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

1

  • a. ‘a’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto anders dan voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden gereden kilometers;

  • b. ‘b’ staat voor het totaal in het kalenderjaar door betrokkene in de ter beschikking gestelde auto gereden kilometers;

Hoofdstuk 4. Waterschappen

[Treedt in werking op 28-03-2019]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1. Overgangsbepalingen

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 De waarnemend burgemeester die op 31 januari 2016 in functie was, heeft zolang hij die functie in die gemeente vervult, aanspraak op vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer op basis van artikel 5 van de Regeling rechtspositie burgemeesters, zoals dat luidde op 31 januari 2016.

  • 3 Aan de burgemeester die op de 31 december 2018 in functie was, wordt op zijn verzoek tot uiterlijk de datum van zijn herbenoeming bij gebruik van een eigen auto reiskostenvergoeding verstrekt met toepassing van de Regeling rechtspositie burgemeesters, zoals die luidde op 31 december 2018. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan slechts eenmaal worden ingediend.

  • 4 Aan de wethouder die de 31 december 2018 in functie was, wordt op zijn verzoek tot uiterlijk de datum waarop hij op grond van artikel 42 van de Gemeentewet aftreedt bij gebruik van een eigen auto reiskostenvergoeding verstrekt met toepassing van de Regeling rechtspositie wethouders, zoals die luidde op 31 december 2018. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin kan slechts eenmaal worden ingediend.

Artikel 5.2. Intrekken regelingen

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 5.3. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 5.4. Citeertitel

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Deze regeling wordt aangehaald als: Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 19131, datum inwerkingtreding 10-04-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die nietgeheel juist is.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Naar boven