Bijlage bij het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten-
en gehandicaptenorganisaties 2019–2022
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Hoofdstuk 1. – Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
1.1. Doel
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het uitgangspunt van de gezondheidszorg in Nederland is dat mensen met een (chronische)
ziekte of beperking (hierna: cliënten) centraal staan in de zorg, waarbij de zorg
betaalbaar, kwalitatief goed en toegankelijk moet blijven. In lijn met het VN-verdrag
handicap is het streven dat cliënten hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen en
zo volwaardig mogelijk kunnen deelnemen aan de maatschappij. Patiënten- en gehandicaptenorganisaties
(hierna: pg-organisaties) en de drie landelijke pg-koepels vervullen hierbij een belangrijke
rol.
Bij pg-organisaties zijn dagelijks vele vrijwilligers actief die vanuit hun eigen
ervaringen mensen begeleiden of ondersteunen. Pg-organisaties zijn er voor cliënten,
luisteren naar cliënten, brengen ervaringen bij elkaar en maken die toegankelijk voor
anderen. Door goede informatievoorziening, lotgenotencontact en belangenbehartiging
dragen zij bij aan een verdere versterking van de positie van de cliënt. Bijvoorbeeld
door goede zorg en ondersteuning die tegemoet komen aan de behoeften van de cliënt,
door de totstandkoming van goede keuze-informatie en door een inclusieve samenleving
te bevorderen waarin iedereen mee kan doen.
Dit beleidskader is één van de vele instrumenten van het kabinet om de positie van
de cliënt te versterken. Het merendeel van de activiteiten is onderdeel van grote
beleidsprogramma’s of initiatieven. Denk bijvoorbeeld aan de invoering van de nieuwe
normen voor goede verpleeghuiszorg, de implementatie van het VN-verdrag handicap,
onafhankelijke cliëntenondersteuning, e-health en het programma om de zorg voor individuele
cliënten te verbeteren door te zorgen voor meer informatie over uitkomsten van zorg
en te stimuleren dat cliënten meebeslissen over hun behandeling. Voor deze trajecten
zijn in het kader van het regeerakkoord extra investeringen voorzien. Bovendien zijn
vele wetstrajecten gericht op een verdere versterking van de positie van de cliënt,
zoals de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de voorgenomen aanpassing van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
2018, die momenteel bij uw Kamer ter behandeling voorligt.
Met dit beleidskader wil het kabinet een waarborg bieden dat goede informatievoorziening,
lotgenotencontact en belangenbehartiging in de praktijk tot stand kunnen komen. Het
is overigens niet de inzet van het kabinet om instandhouding van organisaties te financieren.
Het volledig afhankelijk zijn van overheidssubsidie is en blijft kwetsbaar. Organisaties
ontlenen hun legitimiteit en zeggingskracht aan het feit dat zij aantoonbaar kunnen
maken dat zij hun achterban goed vertegenwoordigen en hun activiteiten aansluiten
bij de behoeften van hun achterban. Gedurende de looptijd van dit beleidskader is
het hebben van leden en donateurs die bereid zijn een financiële bijdrage aan de verwezenlijking
van deze functies te leveren hiervan een bewijs. Pg-organisaties beschikken over een
schat aan informatie, kennis en ervaringsdeskundigheid die voor derden zoals gemeenten,
zorgverzekeraars en zorgaanbieders aantrekkelijk is en waarvoor pg-organisaties een
redelijke vergoeding van hen zouden moeten ontvangen.
1.2. Aanleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Dit beleidskader bevat de criteria waaraan pg-organisaties moeten voldoen om in aanmerking
te komen voor instellingssubsidie voor het uitoefenen van de functies informatievoorziening,
lotgenotencontact en belangenbehartiging. Deze criteria dienen ter aanvulling op de
criteria zoals neergelegd in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Uiteraard is de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ook van toepassing.
In 2016 is het beleidskader geëvalueerd, als onderdeel van de beleidsdoorlichting
positie cliënt.
De uitkomsten vormden aanleiding voor mijn ambtsvoorganger om de subsidie tijdelijk
te verhogen en een meer fundamentele herziening van het beleidskader per 1 januari
2019 toe te zeggen. Hiertoe heeft het Ministerie van VWS een traject ingezet (bekend onder de naam ‘Patiëntendialoog’),
dat waardevolle input heeft opgeleverd voor de beoogde herziening. Onder begeleiding
van bureau Schuttelaar & Partners zijn verschillende dialoogsessies georganiseerd,
waarbij naast de inbreng van de bekende organisaties ook nadrukkelijk ideeën van onder
meer individuele cliënten, mantelzorgers, kritische tegendenkers, zorgverleners, verzekeraars
en gemeenten betrokken zijn. Voor het eerst heeft het Ministerie van VWS ook actief
gebruik gemaakt van Facebook als middel om relevante beleidsinput op te halen. Het
rapport met de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen voor een toekomstig beleidskader
is op 4 juli 2017 aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit beleidskader bouwt voort op de visie en uitgangspunten van eerdere herzieningen.
1.3. Gewenst eindperspectief: impact en bereik
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het kabinet streeft naar een toekomstbestendige cliëntenbeweging. Het zorglandschap
verandert, de behoeften van de cliënten veranderen. De pg-koepels en pg-organisaties
staan voor de uitdaging om mee te veranderen. Er zijn vele ontwikkelingen die vragen
om een vernieuwende agenda. Denk bijvoorbeeld aan digitalisering (internetfora, netwerkorganisaties),
individualisering, de decentralisaties, het VN-verdrag handicap, de toenemende vraag
van partijen naar de inbreng van ervaringsdeskundigheid, het verleggen van de focus
op aandoening naar de kwaliteit van het leven, e-health en het programma om de zorg
voor individuele patiënten te verbeteren door te zorgen voor meer informatie over
uitkomsten van zorg en te stimuleren dat patiënten meebeslissen over hun behandeling.
Een toekomstbestendige cliëntenbeweging speelt op dergelijke ontwikkelingen en trends
in. Dit vraagt op termijn om andere manieren van organiseren en samenwerken. Ook vraagt
dit om een toekomstbestendig beleidskader met andere criteria: van inputgerichte criteria
zoals ledenaantallen naar juridisch houdbare criteria voor impact en bereik. Het is
van belang dat met het beschikbare geld activiteiten worden uitgevoerd die een zo
groot mogelijke impact en bereik voor de cliënten opleveren.
1.4. Beleidskader 2019 t/m 2022: overgangsperiode
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het kabinet hecht aan een zorgvuldige overgang naar het gewenste eindperspectief.
Het kabinet wil in goed overleg en in afstemming met de landelijke koepels en de pg-organisaties
met dit beleidskader toewerken naar een toekomstbestendige cliëntenbeweging.
Dit beleidskader geldt derhalve voor een overgangsperiode, waarbij belangrijke stappen
in de gewenste ontwikkelrichting worden gezet:
-
− De tijdelijke verhoging van het subsidiebedrag van € 35.000 naar € 45.000 per pg-organisatie
wordt nu structureel;
-
− Een aanvullend subsidiebedrag van structureel € 10.000 wordt beschikbaar gesteld aan
die pg-organisaties die onderling gaan samenwerken op de backoffice taken of deze
taken uitbesteden;
-
− De instellingssubsidie voor de pg-koepels wordt verhoogd in verband met structurele
regietaken;
-
− De activiteitenplannen worden meer doelgericht opgesteld zodat de koepels en pg-organisaties
input kunnen leveren voor een nieuwe werkwijze;
-
− In plaats van vouchers wordt een samenhangend subsidieprogramma bij ZonMw ingericht
met dezelfde duur als dit beleidskader, waarop niet alleen de bestaande pg-organisaties
maar ook nieuwe organisaties/netwerken kunnen inschrijven.
1.5. Staatssteun
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Van belang is dat een subsidiemaatregel geen ongeoorloofde staatssteun oplevert. Eén
van de criteria waaraan dit beleidskader getoetst is, betreft de vraag of sprake is
van een onderneming die een economische activiteit verricht.
De te subsidiëren activiteiten behelzen lotgenotencontact – in de zin van het bieden
van de mogelijkheid van (h)erkenning, bewustwording en het benutten van ervaringsdeskundigheid
–, informatievoorziening aan de doelgroep en (aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging.
Dit zijn geen diensten waarvoor een markt bestaat. Er zijn geen initiatieven die dit
op commerciële basis aanbieden en het is ook niet te verwachten dat die wel zouden
ontstaan als pg-organisaties niet gesubsidieerd zouden worden. De te subsidiëren activiteiten
zien puur op de behartiging van de belangen van de doelgroep van de pg-organisatie.
De subsidiabele activiteiten zijn geen economische activiteiten in de zin van het
staatssteunrecht. Er is derhalve geen sprake van staatssteun bij de toepassing van
dit beleidskader.
1.6. Leeswijzer
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
In hoofdstuk 2 is de visie over het subsidiebeleid in de vorm van uitgangspunten neergelegd.
Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op subsidiestroom 1, welke is bestemd voor de pg-organisaties,
met de criteria om in aanmerking te komen voor instellingssubsidie op grond van dit
kader.
Hoofdstuk 4 is tot slot gericht op subsidiestroom 2, welke is bestemd voor de drie
landelijke pg-koepels, met de criteria om in aanmerking te komen voor instellingssubsidie op grond van
dit kader.
Hoofdstuk 3. – Subsidiestroom 1
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Overzicht Subsidiestroom 1: Informatievoorziening, lotgenotencontact en (aandoeningsspecifieke)
belangenbehartiging
Doelen: Lotgenotencontact, informatievoorziening en (aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging
Wanneer: 2019 t/m 2022
Wie: Individuele pg-organisaties
Omvang: Basisbedrag: maximaal € 45.000 per pg-organisatie;
Aanvullend subsidiebedrag: € 10.000 per pg-organisatie bij gedeelde backoffice.
Hoe: VWS dient de aanvraag met bijbehorende bijlagen uiterlijk op 1 oktober om 12:00
uur te ontvangen.
3.1. Doelen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De instellingssubsidie is bedoeld voor activiteiten op het gebied van lotgenotencontact,
informatievoorziening en/of (aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging. Deze activiteiten
dragen eraan bij dat cliënten zelf (beter) in staat zijn om keuzes te maken, regie
over hun leven te voeren en maatschappelijk te participeren.
Het kabinet wil de pg-organisaties ruimte geven om zelf te bepalen welke mate van
inzet op de drie kernfuncties gewenst is. Het is voorstelbaar, afhankelijk van de
specifieke behoeften van de achterban, dat pg-organisaties zich in de toekomst steeds
meer gaan toeleggen op die functie(s) en activiteiten waar de achterban het meest
behoefte aan heeft. Hierdoor kunnen pg-organisaties de meeste impact voor hun achterban
bereiken.
3.1.1. Lotgenotencontact
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het uitwisselen van ervaringen met iemand die een zelfde aandoening heeft of heeft
gehad kan leiden tot nieuwe inzichten. Lotgenotencontact betreft de mogelijkheid van
(h)erkenning, bewustwording en het benutten van ervaringsdeskundigheid. Lotgenotencontact
richt zich op het laagdrempelig organiseren en bevorderen van contacten tussen mensen
met dezelfde vraagstukken zodat zij ervaringen kunnen uitwisselen. Steeds meer vinden
deze contacten via internetfora plaats waar mensen elkaar helpen, steunen en informeren.
Voorbeelden van activiteiten die passen bij lotgenotencontact, zijn het uitwisselen
van ervaringen door middel van internetfora, telefonisch contact en het organiseren
van gespreks-, informatie- en themabijeenkomsten.
3.1.2. Informatievoorziening
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Bij informatievoorziening gaat het om het zorgen voor cliëntgerichte informatie over
een specifieke aandoening of beperking en daarmee samenhangende zaken aan mensen met
deze aandoening of beperking en ouders, familieleden of derden in de kring van hun
persoonlijke levenssfeer.
Een goede informatievoorziening versterkt de positie van de cliënt omdat hij bijvoorbeeld
beter het gesprek met zijn zorgverlener aan kan gaan, weet welke zorg(aanbieder) in
zijn situatie het meest passend is, of beter in staat is om met de aandoening/beperking
in de maatschappij te participeren.
Het is in het belang van de cliënt dat de informatievoorziening in goede samenspraak
met alle relevante betrokken partijen tot stand komt, zoals specifieke brancheorganisaties
van zorgaanbieders en wetenschappelijke verenigingen. Een goede samenwerking tussen
pg-organisaties en relevante betrokken partijen is van belang. Uiteraard moet de informatie
begrijpelijk en vindbaar zijn voor de doelgroep.
Voorbeelden van activiteiten die passen bij informatievoorziening, zijn:
-
− het opstellen en (online) verspreiden van folders, brochures en nieuwsbrieven;
-
− het maken van voorlichtingsfilms;
-
− het bijdragen aan keuzegidsen;
-
− het bijdragen aan de ontwikkeling van zelfmanagementtools;
-
− dialoogondersteuning;
-
− doorverwijzing naar de juiste instanties.
3.1.3. (Aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
(Aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging gaat over het effectief invloed uitoefenen
vanuit de aandoeningsspecifieke belangen op onder meer beleid, aanbod van zorg en
ondersteuning en onderzoek. Invloed uitoefenen gebeurt namens een bepaalde groep tegenover
andere partijen die van belang zijn in verband met de ziekte of functiebeperking of
de gevolgen daarvan. Dit kan zich uitstrekken tot het gehele terrein van gezondheidszorg,
gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en maatschappelijke zorg.
Het verschil tussen belangenbehartiging op basis van subsidiestroom 1 en subsidiestroom
2 is dat de overleggen veelal op een ander niveau en met een andere schaalgrootte
plaatsvinden. De aandoeningsgerichte organisatie voert overleg met de zorgverzekeraar
over de vergoeding van een bepaald medicijn of de ontwikkeling van een specifieke
richtlijn voor de behandeling van een aandoening. De drie landelijke pg-koepels overleggen
met de koepels van zorgverzekeraars, aanbieders etc. De basis van aandoeningsspecifieke
belangenbehartiging is gelegen in de beschikbare ervaringsdeskundigheid die pg-organisaties
hebben over het leven met deze aandoening of beperking.
Voorbeelden van activiteiten die onder (aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging
vallen, zijn:
-
– het lidmaatschap van Nederlandse en Europese samenwerkingsorganisaties, platforms
of koepels;
-
– het bundelen en het inbrengen van ervaringskennis in diverse overlegsituaties zoals
bij aanbieders, verzekeraars, overheden en andere maatschappelijke organisaties;
-
– het verbeteren van de beeldvorming in de samenleving door voorlichting en bewustwording.
3.1.4. Welke activiteiten vallen buiten deze subsidiestroom?
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Pg-organisaties zijn vrij om andere activiteiten uit te voeren. Pg-organisaties kunnen
voor die activiteiten echter geen subsidie op grond van dit beleidskader aanvragen
of aanwenden.
Van deze subsidietitel zijn uitgesloten (niet uitputtend):
-
– activiteiten die primair gericht zijn op studiemogelijkheden of (participeren in)
wetenschappelijk onderzoek naar specifieke aandoeningen of beperkingen;
-
– activiteiten die samenhangen met richtlijnontwikkeling, kwaliteitstoetsing of het
zelf ontwikkelen van medisch inhoudelijke kwaliteitsindicatoren; Deze activiteiten
zijn in andere trajecten ondergebracht, bijvoorbeeld richtlijnontwikkeling en subsidieverlening
door het Zorginstituut Nederland en ZonMw;
-
– activiteiten met een louter lokale of regionale reikwijdte vallen buiten dit beleidskader,
zoals lokale belangenbehartiging.
3.2. Stimuleren gedeelde backoffice
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het Ministerie van VWS geeft subsidie aan pg-organisaties voor informatievoorziening,
lotgenotencontact en belangenbehartiging. Uit de patiëntendialoog komt naar voren
dat veel tijd, energie en middelen worden ingezet voor activiteiten die niet direct
bijdragen aan deze drie kernfuncties. Het kabinet wil stimuleren dat pg-organisaties
zich meer gaan toeleggen op hun kerntaken door hun krachten te bundelen bij de inrichting
van de backoffice taken dan wel deze taken uit te besteden. Daarbij is de veronderstelling
dat werken met een gedeelde backoffice goedkoper en efficiënter is dan deze steeds
voor iedere pg-organisatie afzonderlijk in te richten. Ook is een gedeelde backoffice
minder kwetsbaar bij wisselingen in het bestuur van individuele pg-organisaties of
uitval van vrijwilligers. In het rapport van Schuttelaar & Partners staat hierover:
‘Zodra er overlap tussen pg-organisaties is in taken en thema’s, moet er waar mogelijk
samengewerkt worden, ook op het gebied van backoffice zoals automatisering’.
Backoffice wordt vaak gebruikt als algemene term om een afzonderlijke eenheid met
apart personeel aan te duiden die vooral op de achtergrond actief is en zich binnen
organisaties vooral bezighoudt met zaken als bijvoorbeeld administratie, financiële
boekhouding, systeembeheer en ontwikkeling, teneinde de continuïteit van de organisatie
te waarborgen.
Pg-organisaties die kunnen aantonen dat zij hun backoffice (in de loop van het subsidiejaar
gaan) delen met andere pg-organisaties of hun backoffice (gaan) uitbesteden bij een
professionele externe organisatie, kunnen in aanvulling op de instellingssubsidie
van maximaal € 45.000 een bedrag van € 10.000 instellingssubsidie aanvragen. In §
3.3.4 zijn de criteria neergelegd waaraan pg-organisaties moeten voldoen.
3.3. Welke criteria zijn van toepassing?
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De subsidieaanvragende organisatie moet aan onderstaande criteria voldoen om in aanmerking
te komen voor een instellingssubsidie op grond van subsidiestroom 1.
3.3.1. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De subsidieaanvragende organisatie beschikt over:
-
a) een administratie van leden en donateurs, dan wel lidorganisaties of aangesloten organisaties
in geval van samenwerkingsverbanden, platforms en koepels;
-
b) een deugdelijke financiële administratie indien de organisatie een instellingssubsidie
van € 25.000 of meer ontvangt;
-
c) een gedragscode met interne regels voor omgangsvormen (bijvoorbeeld integriteitbeleid);
-
d) een regeling waarin – voor zover van toepassing – de invloed en zeggenschap van leden,
donateurs, stakeholders en derde partijen (sponsors) transparant is vastgelegd;
-
e) een interne klachtenregeling.
3.3.2. Organisatiecriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De subsidieaanvragende organisatie voldoet aan de volgende criteria:
-
a) De organisatie is een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid naar
Nederlands recht;
-
b) De organisatie heeft geen winstoogmerk;
-
c) De organisatie heeft een landelijk bereik;
-
d) De organisatie richt zich blijkens statuten én daadwerkelijke activiteiten primair
en rechtstreeks op individuele cliënten door informatievoorziening, lotgenotencontact
en/of belangenbehartiging. Dat doet de organisatie vanuit het perspectief van de cliënten
zelf, rekening houdend met hun specifieke aandoening- of beperkinggerichte behoeften,
hun belangen en hun positie in de Nederlandse samenleving;
-
e) De organisatie mag zich blijkens statuten en activiteiten naast cliënten ook richten
op familieleden in de eerste graad (ouders of kinderen) of hun wettelijke vertegenwoordigers.
Dat komt vooral voor wanneer cliënten vanwege de aard van de aandoening of beperking
structureel niet in staat zijn om zelfstandig gebruik te maken van lotgenotencontact
en informatievoorziening. Organisaties die zich uitsluitend richten op familieleden
of wettelijke vertegenwoordigers of hun positie of belangen, zijn geen pg-organisatie
in de zin van dit beleidskader;
-
f) De organisatie beschikt in het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag (peildatum:
1 september) over tenminste honderd unieke leden en/of donateurs, die per kalenderjaar elk tenminste € 25 bijdragen.
3.3.3. Inhoudelijke criteria: nieuwe subsidieaanvragende organisaties
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
In lijn met het uitgangspunt om versnippering zoveel als mogelijk te beperken wordt
splitsing ontmoedigd. Versnippering kan immers gevolgen hebben voor de gewenste doelmatigheid
van het subsidiebeleid.
Voor nieuwe, althans niet eerder gesubsidieerde organisaties, gelden de volgende aanvullende
criteria om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie:
-
a) Elke nieuwe subsidieaanvragende organisatie dient aan te tonen dat zij tenminste gedurende
24 maanden voorafgaande aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft,
zelfstandig heeft gefunctioneerd zonder (VWS-)subsidie op grond van het beleidskader
en voor zijn achterban activiteiten heeft ontplooid op het terrein van lotgenotencontact,
informatievoorziening en/of (aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging.
-
b) Subsidieverlening is voorts alleen mogelijk indien er geen andere pg-organisatie is
die in het voorafgaande jaar reeds een instellingssubsidie op grond van het beleidskader
heeft ontvangen en zich richt op dezelfde, een verwante of een vergelijkbare aandoening
of beperking, dan wel zich richt op een bredere doelgroep die qua werkterrein overlappend
is. Het is immers niet doelmatig en doeltreffend als er nieuwe organisaties bijkomen
die zich op een beperkte doelgroep richten of op andere wijze bijdragen aan versnippering
in plaats van krachtenbundeling. De nieuwe subsidieaanvragende organisatie moet derhalve
kunnen aantonen dat de aandoening of daarmee samenhangende beperking niet door een
reeds gesubsidieerde pg-organisatie wordt vertegenwoordigd.
Specifiek voor organisaties die uit splitsing zijn ontstaan is voorts het volgende
van belang.
Indien uit een juridische splitsing twee of meer rechtspersonen ontstaan, worden de
rechtsopvolgers voor een nieuwe aanvraag allen aangemerkt als nieuwe subsidieaanvragende
organisaties. Alle juridisch afgesplitste onderdelen worden gelijk gesteld met nieuwe
subsidieaanvragende organisaties.
In geval van splitsing zijn de volgende aanvullende criteria van toepassing:
-
c) De rechtsopvolgers na splitsing kunnen zich niet beroepen op het verleden van de (oorspronkelijke)
rechtspersoon van waaruit de splitsing heeft plaatsgevonden.
De rechtsopvolgers komen derhalve tenminste gedurende 24 maanden voorafgaande aan
het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, niet in aanmerking voor instellingssubsidie.
Omwille van het cliëntenbelang kunnen specifieke omstandigheden nopen tot een uitzonderingssituatie
voor het vereiste van 24 maanden. Uitzondering op het vereiste van 24 maanden in geval
van splitsing is mogelijk indien de subsidieaanvragende organisatie voldoet aan de
volgende cumulatieve criteria:
-
1) De subsidieaanvragende organisatie overlegt een splitsingsakte bij de aanvraag;
-
2) De directe rechtsvoorganger van de subsidieaanvragende organisatie verkrijgt reeds
instellingssubsidie op grond van het beleidskader;
-
3) De directe rechtsvoorganger heeft in het verleden geen dubbele instellingssubsidie
verkregen als gevolg van een fusie tussen verschillende pg-organisaties binnen het
beleidskader;
-
4) De subsidieaanvragende organisatie vertegenwoordigt meerdere aandoeningen en splitst
ten hoogste op in vier afzonderlijke organisaties;
-
5) Voor de aandoening die de subsidieaanvragende organisatie vertegenwoordigt wordt niet
al aan een andere pg-organisatie (dan haar rechtsvoorganger) subsidie verstrekt op
grond van het beleidskader.
3.3.4. Criteria voor aanvullend subsidiebedrag: bij gedeelde backoffice
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het kabinet wil bundeling van de backoffice taken bevorderen. Dat kan door hiervoor
een geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen pg-organisaties te starten of in de
vorm van uitbesteding van de backoffice. Zo kunnen de backoffice taken worden ondergebracht
in een bestaand of nieuw samenwerkingsverband (of samenwerkingsverbanden) van pg-organisaties.
Een pg-organisatie kan voor de backoffice taken ook één (of twee) professionele, externe
organisatie(s) inschakelen.
Pg-organisaties die hun krachten op de backoffice taken bundelen kunnen in aanmerking
komen voor een aanvullend subsidiebedrag van € 10.000 indien zij voldoen aan de volgende
vereisten:
-
1) De pg-organisatie toont bij de subsidieaanvraag met contracten aan dat zij haar backoffice
heeft ondergebracht in een onderling samenwerkingsverband van pg-organisaties of anderszins
bij een organisatie die zich toelegt op ondersteuning van pg-organisaties.
Ofwel:
-
2) De pg-organisatie overlegt bij de subsidieaanvraag documenten waaruit blijkt dat zij
de uitbesteding of samenvoeging van de backoffice in voorbereiding heeft. Als de pg-organisatie
bijvoorbeeld een aan haar uitgebrachte offerte of anderszins een concreet uitgewerkt
plan overlegt, dan kan de subsidie eveneens verstrekt worden, zij het met de verplichting
om aan het eind van het subsidiejaar aan te tonen dat de uitbesteding of samenvoeging
is gerealiseerd (op straffe van terugvordering van het subsidiebedrag). Bij de aanvraag
tot vaststelling dient dan te worden verklaard dat de backoffice daadwerkelijk is
ondergebracht in een onderling samenwerkingsverband van pg-organisaties of anderszins
bij een organisatie die zich toelegt op ondersteuning van pg-organisaties.
Pg-organisaties die kunnen aantonen dat het in hun situatie sterk de voorkeur verdient
om hun backoffice taken niet in één, maar in twee onderlinge samenwerkingsverbanden
van pg-organisaties of anderszins bij twee externe organisaties onder te brengen,
kunnen eveneens in aanmerking komen voor een aanvullend subsidiebedrag van € 10.000.
In dat geval gelden ten aanzien van beide samenwerkingsverbanden, dan wel beide externe
organisaties ook de genoemde vereisten onder 1) en 2).
Voorts geldt als vereiste voor het verstrekken van het aanvullend subsidiebedrag van
€ 10.000 dat de pg-organisatie moet kunnen aantonen dat de afspraken van het onderlinge
samenwerkingsverband dan wel de overeenkomst met de ondersteunende organisatie in
de navolgende aspecten voorziet:
-
3) Het samenwerkingsverband dan wel de ondersteunende organisatie beschikt over rechtspersoonlijkheid.
-
4) In de statuten ligt vast dat:
-
5) Het samenwerkingsverband dan wel ondersteunende organisatie fungeert ten behoeve van
de aangesloten organisaties als landelijk aanspreekpunt voor patiënten en gehandicapten
dat op werkdagen goed bereikbaar is.
-
6) Het samenwerkingsverband dan wel ondersteunende organisatie is in staat de taken die
ingevolge het beleidskader worden gerekend tot de minimale backoffice taken op een
adequate wijze uit te voeren en beschikt daartoe over voldoende gekwalificeerde medewerkers.
-
7) Overdracht van een minimumaantal backoffice taken.
Onder de backoffice van de pg-organisatie worden ten minste de navolgende taken verstaan
die aan het samenwerkingsverband dan wel ondersteunende organisatie zijn overgedragen.
-
a. Taken wat betreft bestuursondersteuning: Landelijk coördinatiepunt en vast postadres
van de pg-organisatie; Secretariaatsfunctie die de post en het e-mailverkeer verzorgt;
Aanspreekpunt als 1e lijnsopvang; Beschikbaarheid tijdens werkdagen; Verzorgen van
archief en opslagruimte; Opstellen van periodieke rapportages, dashboards ten behoeve
van het bestuur van de pg-organisatie over zaken als de financiën, ledenbestand ea.
-
b. Taken wat betreft leden-/ donateuradministratie: Verzorgen digitale ledenadministratie;
in- en uitschrijven, mutaties; Verzorgen donateuradministratie: in- en uitschrijven,
mutaties; Verzorgen contributieadministratie; Facturatie digitaal en via acceptgirokaart;
Correspondentie over betalingen lidmaatschap; Ondersteuning bij vragen over de administratie;
Welkomstinformatie.
-
c. Taken wat betreft salarisadministratie: Verzorgen digitale salarisadministratie.
Deze taken zijn alleen van toepassing indien iemand bij de pg-organisatie in dienst
is of is gedetacheerd.
-
d. Taken wat betreft de financiële administratie: Verzorgen boekhouding; Verzorgen jaarrekening
en jaarverslag; Samenstellen financiële jaarstukken voor VWS-subsidie.
-
e. Taken wat betreft digitaal werken: Bieden van een share point dat organisaties kunnen
gebruiken voor het maken van websites; Verzorgen van abonnement op ondersteunend softwarepakket, van thuis uit toegankelijk
voor het bestuur van de pg-organisatie en met de geëigende autorisatie lees- of werkfuncties
(gedeelde email, opslag en archivering, bewerken, delen van bestanden, chatten etc);
Telefonische helpdesk voor problemen met abonnement.
-
f. Taken wat betreft communicatie: vormgeving en verzending van drukwerk; vormgeving
en verzending van voorlichtingsmateriaal.
Voor de taken die onder bestuursondersteuning (zie sub a) vallen geldt een zogenoemd
‘comply or explain’ beginsel. Als één of meerdere van die vermelde taken niet in de
gedeelde of uitbestede backoffice wordt of worden uitgevoerd, dan dient bij de subsidieaanvraag
toegelicht te worden waarom deze taak of taken niet worden uitgevoerd.
3.4. Hoeveel subsidie kan worden aangevraagd?
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Algemeen
De subsidie bedraagt voor alle pg- organisaties met een instellingssubsidie uit dit
beleidskader met ingang van 2019 maximaal € 55.000. Dit subsidiebedrag bestaat uit
een basisbedrag van maximaal € 45.000 en een eventueel aanvullend subsidiebedrag van
€ 10.000 in geval van een gedeelde backoffice.
In geval van fusie
Indien twee of meer pg-organisaties met een instellingssubsidie uit dit beleidskader
gaan fuseren tot één nieuwe rechtspersoon, wordt de maximale instellingssubsidie waar
de rechtspersoon voor in aanmerking komt bepaald door de maxima voor de fusiepartners
bij elkaar op te tellen.
De verhoging van de maximaal aan te vragen instellingssubsidie is ook van toepassing
op de pg-organisaties die reeds gefuseerd zijn. Duidelijkheidshalve, in geval van
fusie en een gedeelde backoffice wordt het aanvullend subsidie bedrag van € 10.000
niet bij elkaar opgeteld.
Rekenvoorbeelden fusies en gedeelde backoffice
|
|
Organisatie A met een gedeelde backoffice kan voor 2019 maximaal € 55.000 aanvragen
en voldoet in 2019 aan de eisen.
Organisatie B met een gedeelde backoffice kan voor 2019 maximaal € 55.000 aanvragen
en voldoet in 2019 aan de eisen.
|
|
Organisatie A & B fuseren medio 2018. Zij kunnen dan in 2019 als nieuwe subsidieaanvragende
organisatie maximaal € 100.000 aanvragen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
2 x maximaal € 45.000 + 1 x aanvullend subsidiebedrag van € 10.000 i.v.m. gedeelde
backoffice.
Organisatie C vraagt voor 2019 maximaal € 45.000 aan en voldoet in 2019 aan de eisen.
Organisatie D voldoet niet meer aan de eisen (bijv. minder dan 100 leden).
|
|
Organisatie C & D fuseren medio 2018. In dat geval kan maximaal € 45.000 aangevraagd
worden. Indien de gefuseerde organisatie overgaat op een gedeelde backoffice kan zij
maximaal € 55.000 aanvragen.
|
Subsidieplafond en wijze van verdeling
Het subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten uit subsidiestroom
1 bedraagt jaarlijks € 11 miljoen. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld.
Aanvragen kunnen vanaf 1 september tot uiterlijk 1 oktober om 12:00 uur worden ingediend.
Alle tijdig ontvangen aanvragen worden getoetst aan de bovengenoemde drempel- en organisatiecriteria.
De aanvragen van nieuwe pg-organisaties worden in aanvulling hierop ook getoetst aan
de criteria voor nieuwe organisaties. Indien met het toewijzen van de aanvragen die
aan de criteria voldoen het subsidieplafond zou worden overschreden, wordt voorrang
gegeven aan de aanvragen van pg-organisaties die in voorgaande jaren al subsidie hebben
verkregen op grond van het beleidskader. Met het resterende beschikbare bedrag worden
vervolgens aanvragen toegewezen van nieuwe pg-organisaties die aan de criteria voldoen
(drempel- en organisatiecriteria en de criteria voor nieuwe subsidieaanvragende organisaties),
op volgorde van binnenkomst, totdat het plafond is bereikt.
3.5. Uitvoeringsinformatie
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1. Bij subsidiebedragen tot € 25.000 gaat het om een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, sub a, onder 2°, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Bij een aanvraag van subsidie tot € 25.000 is conform de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS een activiteitenplan noodzakelijk. Een aanvraag van subsidie wordt gedaan door middel
van een daarvoor bestemd formulier. Alleen aanvragen die tijdig, correct en volledig zijn ingediend, worden in behandeling
genomen.
De subsidie wordt ambtshalve binnen 22 weken vastgesteld. Een aanvraag tot vaststelling
van de subsidie is in dit geval dus niet nodig. Er vinden steekproefsgewijze controles
plaats met betrekking tot het uitvoeren van de activiteiten en om te controleren of
aan de criteria is voldaan alvorens de subsidie wordt vastgesteld.
-
2. Bij subsidiebedragen van € 25.000 tot € 125.000 gaat het om een subsidie als bedoeld
in artikel 1.5, sub c, onder 2°, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Bij de aanvraag van een subsidie vanaf € 25.000 tot € 125.000 is conform de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS een activiteitenplan en begroting noodzakelijk. Een aanvraag van subsidie wordt gedaan
door middel van een daarvoor bestemd formulier. Alleen aanvragen die tijdig, correct
en volledig zijn ingediend, worden in behandeling genomen.
Voor de vaststelling van de subsidie wordt ter verantwoording gevraagd naar een verklaring
inzake werkelijke kosten en opbrengsten, waarin ook dient te worden aangetoond dat
de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht, voorzien van een korte
toelichting. Voor de aanvraag tot vaststelling is een formulier beschikbaar. De subsidie
wordt binnen 22 weken na ontvangst van de complete aanvraag vastgesteld. Indien het
bedrag (totale gerealiseerde kosten verminderd met de totale gerealiseerde bijdragen
van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage) uit de
verklaring minder is dan het verleende bedrag, vordert het Ministerie van VWS het
verschil terug.
De genoemde formulieren zijn beschikbaar op de website van de Dienst Uitvoering Subsidies
aan Instellingen.
-
3. Bij subsidiebedragen van meer dan € 125.000 is artikel 1.5, sub d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing.
Bij de aanvraag van een subsidie vanaf € 125.000 is conform de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS een activiteitenplan en begroting noodzakelijk. De aanvraag verloopt via het subsidieportaal
van het Ministerie van VWS. Alleen aanvragen die tijdig, correct en volledig zijn
ingediend, worden in behandeling genomen.
Een aanvraag tot vaststelling tezamen met een activiteitenverslag en financieel verslag
dient binnen 22 weken na afloop van het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt
aangevraagd te worden ingediend via het subsidieportaal van het Ministerie van VWS.
Dit tezamen met controleverklaring en rapport van feitelijke bevindingen. De subsidie
wordt binnen 22 weken na ontvangst van de complete aanvraag vastgesteld. Indien het
bedrag (totale gerealiseerde kosten verminderd met de totale gerealiseerde bijdragen
van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage) uit de
verklaring minder is dan het verleende bedrag, vordert het Ministerie van VWS het
verschil terug.
-
4. Subsidie kan alleen verstrekt worden voor activiteiten die in het betreffende jaar
waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uitgevoerd worden.
-
5. Eén van de verplichtingen waaraan een subsidieontvangende pg-organisatie moet voldoen
betreft de meldingsplicht, genoemd in artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Dit betekent kort gezegd dat direct melding moet worden gedaan van feiten en omstandigheden
die van belang kunnen zijn voor de subsidieverlening. Pg-organisaties dienen hiervan
(bij voorkeur per e-mail) mededeling te doen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan
Instellingen. Omwille van een doelmatig en effectief subsidiebeleid valt hieronder
ook het melden van andere subsidieaanvragen dan de subsidieaanvragen op grond van
dit beleidskader die pg-organisaties bij het Ministerie van VWS indienen.
-
6. Een andere verplichting betreft het meewerken aan onderzoek, genoemd in artikel 5.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid. In dit geval dienen pg-organisaties
de zogenoemde PG-monitor van PGOsupport in te vullen. Hiermee wordt in kaart gebracht
hoe pg-organisaties ervoor staan, op thema’s zoals de organisatie, financiën, communicatie
en inbreng cliëntenperspectief. De uitkomsten worden gebruikt bij de verdere doorontwikkeling
van het beleidskader.
-
7. De subsidieaanvraag voldoet verder aan onderstaande criteria:
-
– Aanvragen worden één keer per kalenderjaar ontvangen: vanaf 1 september en uiterlijk op 1 oktober om 12:00 uur.
-
– In het format voor het activiteitenplan wordt de pg-organisatie meer uitgedaagd om
na te denken over impact en bereik die zij wil realiseren.
-
– De aanvrager verklaart dat in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie
wordt aangevraagd de organisatie op 1 september voldoet aan de gestelde drempelcriteria
en de organisatiecriteria van pg-organisaties om in aanmerking te kunnen komen voor
een instellingssubsidie.
-
– Indien de aanvrager een nieuwe aanvrager is, overlegt deze van twee voorgaande boekjaren
een jaarverslag, danwel een financieel overzicht als dit jaarverslag nog niet beschikbaar
is, om aan te tonen dat het gedurende tenminste 24 maanden voorafgaande aan het jaar
waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zelfstandig heeft gefunctioneerd zonder
(VWS-)subsidie en voor zijn achterban activiteiten heeft ontplooid op het terrein
van lotgenotencontact, informatievoorziening en/of (aandoeningsspecifieke) belangenbehartiging.
-
– De aanvraag moet, voor zover niet in dit beleidskader opgenomen, voldoen aan de overige
criteria uit de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Uiteraard moet de aanvraag ook voldoen aan de Awb.
Hoofdstuk 4. – Subsidiestroom 2
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Overzicht Subsidiestroom 2: Structurele activiteiten regierol pg-koepels
Waarvoor: Instellingssubsidie voor structurele activiteiten die horen bij de regierol
van de drie landelijke pg-koepels.
Wanneer: 2019 t/m 2022
Wie: Patiëntenfederatie Nederland, Ieder(in) en MIND Landelijk Platform Psychische
Gezondheid.
Omvang: € 6 miljoen instellingssubsidie (volgens verdeelsleutel per organisatie).
Hoe: VWS dient de aanvraag met bijbehorende bijlagen uiterlijk op 1 oktober om 12:00
uur te ontvangen.
4.1. Doelen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Subsidiestroom 2 is uitsluitend bedoeld voor de drie landelijke pg-koepels, te weten
de Patiëntenfederatie Nederland, Ieder(in) en MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid.
Deze drie koepels vertegenwoordigen de stem van de cliënt. Zij maken zich namens hun
aangesloten leden (pg-organisaties en samenwerkingsorganisaties) en hun achterban
sterk voor mensen met een (chronische) ziekte of beperking en hun naasten. Zij behartigen
hun belangen als gebruiker van zorg en als mensen die willen meedoen in de maatschappij.
De inbreng van ervaringsdeskundigheid is daarbij een leidend principe.
De drie pg-koepels bestrijken en vertegenwoordigen de totale breedte van het pg-veld.
Zij hebben een belangrijke regierol; een coördinerende en verbindende functie, met
name waar het gaat om aandoeningsoverstijgende of gemeenschappelijke onderwerpen.
Als vertegenwoordiger van de cliëntenbeweging nemen zij bijvoorbeeld deel aan bestuurlijk
overleg met de koepelorganisaties van zorgaanbieders, zorgverzekeraars, of vertegenwoordigers
van de overheid of maatschappelijke organisaties.
4.2. Welke criteria zijn van toepassing?
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
4.2.1. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De landelijke pg-koepel beschikt over:
-
a) een administratie van leden en donateurs, dan wel lidorganisaties of aangesloten organisaties
in geval van samenwerkingsverbanden, platforms en koepels;
-
b) een deugdelijke financiële administratie indien de organisatie een instellingssubsidie
van € 25.000 of meer ontvangt;
-
c) een gedragscode met interne regels voor omgangsvormen (bijvoorbeeld integriteitbeleid);
-
d) een regeling waarin – voor zover van toepassing – de invloed en zeggenschap van leden,
donateurs, stakeholders en derde partijen (sponsors) transparant is vastgelegd;
-
e) een interne klachtenregeling.
4.2.2. Organisatiecriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De landelijke pg-koepel moet voldoen aan de volgende organisatiecriteria:
-
a) De organisatie is een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegd naar Nederlands
recht;
-
b) De organisatie heeft geen winstoogmerk;
-
c) De organisatie heeft een landelijk bereik;
-
d) De organisatie richt zich blijkens de statuten en activiteiten primair op organisaties
van patiënten en/of gehandicapten, hun belangen en positie in de Nederlandse samenleving;
-
e) De organisatie heeft als leden pg-organisaties die zich blijkens statuten én daadwerkelijke
activiteiten primair en rechtstreeks richten op individuele cliënten door informatievoorziening,
lotgenotencontact en/of belangenbehartiging;
-
f) De statuten van de organisatie bevatten bepalingen omtrent de wijze waarop lidorganisaties
of aangesloten organisaties inspraak en invloed kunnen hebben;
-
g) In geval van een stichtingsvorm, beschikt de stichting naast een bestuur over een
toezichthoudend orgaan. Een toezichthoudend orgaan kan het bestuur met raad en daad
terzijde staan en het bestuur om verantwoording vragen over het gevoerde beleid.
4.2.3. Inhoudelijke criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De koepels geven vorm aan hun regierol door in het activiteitenplan ten behoeve van
de besteding van de instellingssubsidie in ieder geval doelen en activiteiten betreffende
de volgende structurele taken op te nemen:
-
• Collectieve belangenbehartiging
De landelijke pg-koepels behartigen de collectieve belangen van cliënten en de aangesloten
lidorganisaties voor zover deze aandoeningsoverstijgend of gemeenschappelijk zijn.
In lijn met de doelstellingen van VN-verdrag handicap maken zij zich sterk voor mensen
met een aandoening of beperking opdat zij volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving.
Belangenbehartiging kan breder strekken dan de zorg: het gaat bijvoorbeeld ook over
wonen, werk, onderwijs, ondersteuning en inkomen. De pg-koepels vervullen hierbij
een belangrijke rol, door standpunten op diverse plekken onder de aandacht te brengen
zoals de overheid, politiek, maatschappelijke (zorg)organisaties en de media.
-
• Goede informatievoorziening
De pg-organisaties zijn gezien hun expertise verantwoordelijk voor de cliëntgerichte
informatievoorziening zoals toegelicht in hoofdstuk 3. De drie pg-koepels vervullen
een belangrijke verbindende (intermediaire) rol. Een goede interactie tussen de koepels
en de aangesloten pg-organisaties leidt tot kennisontwikkeling en vergroot de legitimiteit
van de rol van koepels ten opzichte van de aangesloten organisaties. Op deze manier
wordt bevorderd dat informatie aansluit bij de behoeften van de cliënt. De koepels
hebben de slagkracht om op basis van cliëntgerichte informatie signalen, kennis en
standpunten op een geaggregeerd niveau te bundelen en naar de juiste kanalen door
te geleiden, bijvoorbeeld voor de collectieve belangenbehartiging. Bij deze rol past
uiteraard ook een goede terugkoppeling van informatie en resultaten aan hun leden
en achterban. Zo voorzien koepels in kanalen (o.a. websites) die cliënten helpen bij
het maken van keuzes in de zorg en het dagelijkse leven.
-
• Infrastructuur voor ervaringsdeskundigheid
Voor een goede vertegenwoordiging van de stem van de cliënt is inbreng van goede ervaringsdeskundigheid
onontbeerlijk. De koepels vervullen hier al een belangrijke coördinerende en faciliterende
rol, door onder meer het realiseren van een infrastructuur waar ervaringen worden
verzameld en waar vraag en aanbod van goede inbreng van ervaringsdeskundigheid samenkomt.
De koepels hebben hiervoor projectsubsidie op grond van het vorige beleidskader ontvangen.
Hiermee hebben de koepels diverse activiteiten en platforms ontwikkeld, naast de bestaande
zoals het Nationale Zorgnummer en de enquêtetool. Het kabinet acht het van belang
dat deze platforms op een structurele manier worden uitgebouwd, waar mogelijk verbonden
worden, en verder worden ingebed.
De koepels wordt gevraagd een gezamenlijk activiteitenplan ter realisatie van deze
infrastructuur op te stellen, waarin in ieder geval de volgende onderdelen zijn opgenomen:
-
– Bottom-up aanpak, waaruit breed draagvlak onder de gebruikers blijkt.
Dit betekent dat het gebruikers- en cliëntperspectief nadrukkelijk betrokken wordt
gedurende de opzet, inrichting, uitvoering en evaluatie en van de beoogde infrastructuur.
Denk onder meer aan continu afstemming met pg-organisaties alsook andere organisaties/netwerken
en vernieuwende initiatieven die niet bij de koepels aangesloten zijn en/of buiten
het beleidskader vallen. Daarbij is de expliciete vraag aan de koepels om niet alleen
de traditionele achterban te raadplegen, maar ook andere organisaties die ervaringsdeskundigheid
aanbieden.
-
– Gebruik maken van bestaande initiatieven en platforms;
Dit betekent dat de opzet die al is ontwikkeld (zoals ‘ik zoek een patiënt’) waar
mogelijk met elkaar te verbinden, operationaliseren en breed toegankelijk voor cliënten
te maken.
-
– Bij de verdere inrichting van deze regierol ook de resultaten van projecten die buiten
dit beleidskader om worden gesubsidieerd te betrekken, zoals het project van de Alliantie
voor de implementatie van het VN-verdrag handicap dat een impuls geeft aan het inzetten
en belonen van ervaringsdeskundigheid bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid
van overheden, instellingen en organisaties.
-
– De kwaliteit van de inbreng van ervaringsdeskundigheid borgen;
In dit verband worden de koepels verzocht samen te werken met PGOsupport, pg-organisaties
en andere (nieuwe) initiatieven die bijvoorbeeld met opleidingen ervoor zorgen dat
cliënten over de juiste kennis en competenties beschikken om de inbreng van ervaringsdeskundigheid
bij de betrokken partijen verder te brengen.
-
– Activiteiten die ertoe leiden dat inbreng van ervaringsdeskundigheid door de vragende
partij wordt vergoed (waarbij ongewenste versnippering qua vergoedingsregelingen zoveel
als mogelijk voorkomen wordt).
-
• Goede verbinding tussen lokaal en landelijk niveau (infrastructuur)
Een effectieve collectieve belangenbehartiging vergt al dat koepels waar relevant
verbinding leggen tussen het lokale en het landelijke niveau. Mede gezien de decentralisaties
waarbij de gemeenten steeds meer verantwoordelijkheid hebben gekregen, is een goede
aansluiting van belang. De koepels hebben hier een belangrijke verbindende en faciliterende
rol; door het realiseren van een infrastructuur waar lokale kennis, kwesties en signalen
samenkomen en waar relevant vertaald kunnen worden naar een landelijke agenda. Ook
wordt van de koepels verwacht dat zij lokale initiatieven faciliteren bij hun belangenbehartiging,
door hen bijvoorbeeld gebruik te laten maken van hun infrastructuur en het beschikbaar
stellen van informatie. Het gaat nadrukkelijk niet om de uitvoering van de lokale
belangenbehartiging. Hiervoor zijn de gemeenten verantwoordelijk.
Het kabinet acht het wenselijk, mede gezien de decentralisaties, dat de koepels extra
inzet plegen op deze taak. De koepels wordt gevraagd een gezamenlijk activiteitenplan
ter realisatie van deze taak op te stellen, waarin in ieder geval de volgende onderdelen
zijn opgenomen:
-
– Bottom-up aanpak, waaruit breed draagvlak onder de gebruikers blijkt.
Dit betekent dat het gebruikers- en cliëntperspectief nadrukkelijk betrokken wordt
gedurende de opzet, inrichting, uitvoering en evaluatie en van de beoogde infrastructuur.
Denk onder meer aan continu afstemming met pg-organisaties alsook andere organisaties/netwerken
en vernieuwende initiatieven die niet bij de koepels aangesloten zijn en/of buiten
het beleidskader vallen. Dit betekent ook dat koepels hierbij kennis en kunde die
reeds bij lokale/regionale partijen aanwezig is, zoals bij Zorgbelang, gebruiken bij
de realisatie van de infrastructuur.
-
– Voor de inzet van kennis betalen de koepels een tarief dat in het maatschappelijk
verkeer gebruikelijk is.
-
– Daar waar mogelijk gebruik maken van de ondersteuning van PGOsupport, zoals de opleidingsfunctie
voor lokale belangenbehartiging.
-
– Koepels trekken hierin in beginsel gezamenlijk op. Als er een aanwijsbare reden is
om dat bij bepaalde (deel)activiteiten niet te doen wordt dit toegelicht in het gezamenlijk
activiteitenplan.
-
• Goede samenwerking
Een goede uitvoering van de structurele activiteiten die horen bij de regierol van
de koepels vraagt om een goede samenwerking met betrokkenen. Naast een goede samenwerking
tussen de koepels en de individuele pg-organisaties (zowel aangesloten lidorganisaties
als niet-aangesloten initiatieven) betreft dit ook samenwerking met andere stakeholders
rondom de cliënt, zoals (koepels van) zorgverzekeraars, gemeenten en zorgaanbieders.
De koepels moeten in hun activiteitenplannen per taak aangeven wie de relevante stakeholders
zijn en hoe deze samenwerking structureel geborgd wordt.
4.2.4. Welke activiteiten vallen buiten deze subsidiestroom?
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De drie pg-koepels zijn vrij om andere activiteiten uit te voeren. De koepels kunnen
voor die activiteiten echter geen subsidie op grond van dit beleidskader aanvragen
of aanwenden.
Van deze subsidietitel zijn uitgesloten (niet uitputtend):
-
− activiteiten die primair gericht zijn op studiemogelijkheden of (participeren in)
wetenschappelijk onderzoek naar specifieke aandoeningen of beperkingen;
-
− activiteiten die samenhangen met richtlijnontwikkeling, kwaliteitstoetsing of het
zelf ontwikkelen van medisch inhoudelijke kwaliteitsindicatoren; Deze activiteiten
zijn in andere trajecten ondergebracht, bijvoorbeeld richtlijnontwikkeling en subsidieverlening
door het Zorginstituut Nederland en ZonMw;
-
− activiteiten met een louter lokale of regionale reikwijdte vallen buiten dit beleidskader,
zoals lokale belangenbehartiging.
4.3. Hoeveel subsidie kan worden aangevraagd?
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De Minister bepaalt jaarlijks het subsidiebudget. De prognose is dat van 2019 t/m
2022 een totaalbedrag beschikbaar is van maximaal € 6 miljoen per jaar voor instellingssubsidie.
De verdeling van het subsidiebudget geschiedt als volgt:
-
– aan MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid kan een instellingssubsidie van
maximaal € 1,2 miljoen worden verstrekt;
-
– aan de Patiëntenfederatie Nederland kan een instellingssubsidie van maximaal € 1,8
miljoen worden verstrekt;
-
– aan Ieder(in) kan een instellingssubsidie van maximaal € 3 miljoen worden verstrekt.
Ieder(in) ontvangt een hoger bedrag dan Patiëntenfederatie Nederland en MIND Landelijk
Platform Psychische Gezondheid omdat zij een breder maatschappelijk veld vertegenwoordigt.
Indien de drie pg-koepels fuseren, heeft dat geen gevolgen voor het subsidiebudget.
4.4. Uitvoeringsinformatie
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1. Bij subsidiebedragen van meer dan € 125.000 is artikel 1.5, sub d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing.
Bij de aanvraag van een subsidie vanaf € 125.000 is conform de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS een activiteitenplan en begroting noodzakelijk. De aanvraag verloopt via het subsidieportaal
van het Ministerie van VWS. Alleen aanvragen die tijdig, correct en volledig zijn
ingediend, worden in behandeling genomen.
Een aanvraag tot vaststelling tezamen met een activiteitenverslag en financieel verslag
dient binnen 22 weken na afloop van het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt
aangevraagd te worden ingediend via het subsidieportaal van het Ministerie van VWS.
Dit tezamen met controleverklaring en rapport van feitelijke bevindingen. De subsidie
wordt binnen 22 weken na ontvangst van de complete aanvraag vastgesteld. Indien het
bedrag (totale gerealiseerde kosten verminderd met de totale gerealiseerde bijdragen
van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage) uit de
verklaring minder is dan het verleende bedrag, vordert VWS het verschil terug.
-
2. Subsidie kan alleen verstrekt worden voor activiteiten die in het betreffende jaar
waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uitgevoerd worden.
-
3. Eén van de verplichtingen waaraan een subsidieontvangende pg-koepel moet voldoen betreft
de meldingsplicht, genoemd in artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Dit betekent kort gezegd dat direct melding moet worden gedaan van feiten en omstandigheden
die van belang kunnen zijn voor de subsidieverlening. Pg-koepels dienen hiervan (bij
voorkeur per e-mail) mededeling te doen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen.
Omwille van een doelmatig en effectief subsidiebeleid valt hieronder ook het melden
van andere subsidieaanvragen dan de subsidieaanvragen op grond van dit beleidskader
die pg-koepels bij het Ministerie van VWS indienen.
-
4. De subsidieaanvraag voldoet verder aan onderstaande criteria:
-
– Aanvragen worden één keer per kalenderjaar ontvangen: vanaf 1 september en uiterlijk op 1 oktober om 12:00 uur.
-
– In het format voor het activiteitenplan wordt de landelijke pg-koepel meer uitgedaagd
om na te denken over impact en bereik die zij wil realiseren.
-
– De aanvrager verklaart dat in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie
wordt aangevraagd de organisatie op 1 september voldoet aan de gestelde drempelcriteria
en de organisatiecriteria van pg-organisaties om in aanmerking te kunnen komen voor
een instellingssubsidie.
-
– De aanvraag moet, voor zover niet in dit beleidskader opgenomen, voldoen aan de overige
criteria uit de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Uiteraard moet de aanvraag ook voldoen aan de Awb.