3. Pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De zogenoemde pensioenrichtleeftijd is een (reken)leeftijd die wordt gebruikt voor
de berekening van de maximaal toegestane fiscale opbouwruimte. Onder de huidige Appa is de pensioenrichtleeftijd 67 jaar. Door de stijgende levensverwachting wordt de
pensioenrichtleeftijd met ingang van 1 januari 2018 verhoogd naar 68 jaar.
Op grond van de wet is de – bij algemene maatregel van bestuur door te voeren – verhoging
van de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting van de Nederlandse bevolking
op 65-jarige leeftijd in het kalenderjaar dat is gelegen tien jaar na het kalenderjaar
van wijziging. Op 31 oktober 2016 heeft het CBS dit cijfer voor het jaar 2028 gepubliceerd.
In het Besluit van 21 december 2016 tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten
op het gebied van de belastingen (Stb. 2016, nr. 549) is vervolgens bepaald dat de
pensioenrichtleeftijd met ingang van 1 januari 2018 omhoog gaat van 67 naar 68 jaar.
Het verhogen van de pensioenrichtleeftijd heeft gevolgen voor de maximaal toegestane
opbouw- en premiepercentages. Vanaf 1 januari 2018 mag in dat geval nog steeds fiscaal
gefaciliteerd een levenslange uitkering van 1,875% van het middelloon worden opgebouwd,
maar daarbij dient bij de berekening te worden uitgegaan van een uitkering die ingaat
vanaf de 68-jarige leeftijd. In artikel 13c, eerste lid, van de Appa is het opbouwpercentage dat voor enig dienstjaar wordt gehanteerd, het percentage
dat voor dat dienstjaar voor de opbouw van het ouderdomspensioen van overheidswerknemers
wordt gehanteerd. Dit opbouwpercentage blijft voor overheidswerknemers in 2018 gehandhaafd
op het niveau van 1,875% waarbij voor de berekening van het pensioen wordt uitgegaan
van een uitkering die ingaat vanaf de leeftijd van 68 jaar.
De verhoging van de pensioenrichtleeftijd heeft geen invloed op de vóór 1 januari
2018 opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. Voor die opbouw blijft de pensioenrichtleeftijd
van 65 jaar (voor de opbouw tot en met 31 december 2013) en 67 jaar gelden (voor de
opbouw in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017).
De pensioenrichtleeftijd staat los van de feitelijke ingangsdatum van het pensioen.
De ingangsdatum van het pensioen is in de Appa vastgesteld op de AOW-ingangsdatum maar kan ook eerder of later ingaan.
Een voorbeeld kan de consequenties van de verhoging van de pensioenricht-leeftijd
voor de berekening van het pensioen op de pensioendatum verduidelijken. Het gaat om
een Appa-gerechtigde die twee jaren pensioen heeft opgebouwd in een tijd waarin de
pensioenrichtleeftijd 67 jaar was en vervolgens twee jaren waarin die leeftijd 68
jaar was. Betrokkene kiest voor de ingang van zijn pensioen op de leeftijd van 66-jaar.
De opbouw over de eerste twee jaren geeft aanleiding tot pensioen op 67-jarige leeftijd
van twee maal het opbouwpercentage van de pensioengrondslag. Maar de betrokkene gaat
al op 66-jarige leeftijd met pensioen. Dat betekent dat dit deel actuarieel herrekend
wordt van 67 jaar naar 66 jaar. Dat heeft een verlaging tot gevolg.
De opbouw over de laatste twee jaren geeft aanleiding tot pensioen op 68-jarige leeftijd
van tweemaal het opbouwpercentage van die pensioengrondslag. Maar de betrokkene gaat
al op 66-jarige leeftijd met pensioen. Dat betekent dat dit deel actuarieel herrekend
wordt van 68 naar 66 jaar. Dat heeft een nog wat sterker verlaging tot gevolg dan
die over het eerder genoemde deel.
Het pensioen bestaat vervolgens uit de som van deze twee herrekende delen.