Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO 2016

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2019 en zichtdatum 15-05-2024.
Geldend van 11-02-2017 t/m 31-12-2019

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 februari 2017, nr. WJZ/1090637(7848), houdende vaststelling van een nieuw financieel handboek voor de landelijke publieke media-instellingen en de NPO (Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO 2016)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet 2008;

Besluit:

Artikel 1. Vaststelling handboek verantwoording

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Op de jaarrekening van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO zijn de inrichtingseisen en controleprotocollen als opgenomen in de bij deze regeling gevoegde bijlage van toepassing.

Artikel 2. Intrekking oude verantwoordingsregeling

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

De Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO wordt ingetrokken, met dien verstande dat die regeling van toepassing blijft op de verantwoording over het jaar 2015.

Artikel 3. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016, met uitzondering van paragraaf 2.3.1 en model IX van de bijlage die terugwerken tot en met 1 januari 2017.

Artikel 4. Citeertitel

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. Dekker

Bijlage bij de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO 2016

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen en de NPO 2016

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, oktober 2016

INHOUDSOPGAVE

1

Inleiding

 

1.1

Ministeriële regeling

 

1.2

Kader

 

1.3

Informatie

 

1.4

Betrokkenheid bij andere rechtspersoon

 

1.5

Samenwerkingsvereniging

     

2

Jaarrekening

 

2.1

Inleiding

 

2.2

Balans met toelichting

 

2.2.1

Materiële vaste activa

 

2.2.1.1

Bedrijfsgebouwen en terreinen

 

2.2.1.2

Overige materiële vaste activa

 

2.2.1.3

Vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

 

2.2.2

Financiële vaste activa

 

2.2.2.1

Deelnemingen

 

2.2.2.2

Overige effecten

 

2.2.3

Vlottende activa

 

2.2.3.1

Voorraden

 

2.2.3.1.1

Nog niet verspreid media-aanbod

 

2.2.3.1.2

Herhalingen

 

2.2.3.2

Effecten

 

2.2.3.3

Overlopende actiefpost pensioenpremies

 

2.2.4

Eigen vermogen

 

2.2.4.1

Reserve voor media-aanbod

 

2.2.4.2

Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa

 

2.2.4.3

Reserve Koersverschillen Beleggingen

 

2.2.4.4

Overige reserves

 

2.2.5

Voorzieningen

 

2.2.5.1

Pensioenregeling

 

2.2.5.2

CAO Omroeppersoneel

 

2.2.6

Kortlopende schulden

 

2.2.6.1

Overlopende passiva media-aanbod

 

2.2.6.2

Verschuldigde pensioenpremies

 

2.3

Exploitatierekening met toelichting

 

2.3.1

Directe kosten media-aanbod

 

2.3.2

Organisatiekosten

 

2.3.2.1

Personele organisatiekosten

 

2.3.2.2

Huisvestingskosten

 

2.3.2.3

Overige algemene organisatiekosten

 

2.3.3

Lasten onafhankelijk product

 

2.3.4

Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

 

2.3.5

Bartering

 

2.3.6

Neven- en verenigingsactiviteiten

 

2.3.7

Opbrengsten dienstverlening

 

2.3.8

Aantal fte

 

2.3.9

Bezoldiging

 

2.3.9.1

BW 2 Titel 9

 

2.3.9.2

WNT

 

2.3.9.3

BPPO

 

2.4

Kasstroomoverzicht

 

2.5

Bijzonderheden

     

MODELLEN

   

I

Balans

II

Kasstroomoverzicht

III

Exploitatierekening volgens de categoriale indeling

IV

Toelichting op exploitatierekening volgens de categoriale indeling

Va

Specificatie bij exploitatierekening volgens de categoriale indeling

Vb

Definitie organisatiekosten bij exploitatierekening

VI

Toelichting op nevenactiviteiten per cluster

VII

Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

VIII

Bartering-contracten

IX

Programmakosten per domein per platform

X

Bedrijfsvoeringverklaring

   

BIJLAGEN

     

Controleprotocol publieke media-instellingen

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant bij de jaarrekening

Wet- en regelgeving

Beleidsregels van het Commissariaat voor de Media

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

1.1. Ministeriële regeling

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Dit Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen en de NPO (stichting Nederlandse Publieke Omroep) is een ministeriële regeling op grond van artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet 2008 (hierna: MW 2008). Deze wettelijke bepaling houdt in dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening. Dit Handboek geldt voor de financiële verantwoording van landelijke publieke media-instellingen en de NPO.

Dit Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen en de NPO (hierna: Handboek) vervangt het vorige Handboek van 2 juli 2015 en is van toepassing vanaf het boekjaar 2016. Voor de leesbaarheid wordt in dit Handboek met ‘publieke media-instelling’ bedoeld de landelijke publieke media-instellingen, waaronder de Ster (Stichting Etherreclame), en de NPO. Indien een regel alleen voor een van de landelijke publieke media-instellingen en/of de NPO van toepassing is, wordt dit expliciet vermeld.

Op de financiële verantwoording van de publieke media-instellingen zijn de regels van toepassing van het jaarrekeningenrecht, zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW 2 Titel 9), de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (hierna: RJ). De doelstelling van de hierbij nader te bepalen voorschriften en modellen met betrekking tot de presentatie van de financiële verantwoording is drieledig. Het handboek:

  • 1. streeft naar vergelijkbare jaarverslaggeving inzake de financiële gegevens tussen de verschillende media-instellingen;

  • 2. houdt rekening met het specifieke karakter van de publieke media-instelling;

  • 3. memoreert een aantal specifieke wettelijke bepalingen om misverstanden hierover te vermijden.

1.2. Kader

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Op grond van artikel 2.172, eerste lid, MW 2008, is BW 2 Titel 9 van toepassing op de landelijke publieke media-instellingen, met dien verstande dat zij de winst- en verliesrekening vervangen door een exploitatierekening. Op de exploitatierekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de omvangscriteria volgens de artikelen 396 en 397 van BW 2 dient het begrip netto-omzet te worden geïnterpreteerd als de totale baten (inclusief subsidies en bijdragen van derden) van de publieke media-instelling. Ongeacht de omvang van de media-instelling is de controleplicht voor alle landelijke publieke media-instellingen van toepassing op dezelfde wijze zoals die in artikel 393 BW 2 is geregeld. Voorts dienen de media-instellingen een bestuursverslag op te stellen in overeenstemming met hetgeen hieromtrent is opgenomen in artikel 391 BW 2, welke verenigbaar is met de jaarrekening.

Wanneer sprake is van afwijkingen tussen BW 2 Titel 9, het Handboek en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving, dan weegt BW 2 Titel 9 het zwaarst, vervolgens het Handboek

-in zijn hoedanigheid als ministeriële regeling- en daarna de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving1. Het Handboek hanteert hierbij het uitgangspunt dat het geen mogelijkheden wil uitsluiten, die op basis van BW 2 Titel 9 mogelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de keuzemogelijkheid ten aanzien van de grondslag voor de waardering van een actief en een passief, waarbij de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde in aanmerking komen (artikel 384, eerste lid, BW 2). Het Handboek sluit hierop aan en wil niet zonder meer een van deze mogelijkheden negeren.

Het Handboek vormt evenals de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving een nadere invulling van BW 2 Titel 9. Het Handboek bevat voorschriften die inhoudelijk afwijken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, omdat ze meer of minder ruimte bieden dan de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Bij conflicterende regelgeving weegt het Handboek juridisch gezien zwaarder dan de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Drie voorbeelden ter illustratie van de relatie tussen de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en het Handboek. Stel dat de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving ten aanzien van een specifieke actiefpost twee waarderingsmethoden bieden, dan kan het Handboek voorschrijven dat uitsluitend één van deze methoden is toegestaan. Een tweede voorbeeld is dat het Handboek beide methoden van de richtlijnen uitsluit en een andere (derde) methode voorschrijft. Een derde voorbeeld is dat het Handboek voorschriften stelt die de richtlijnen nader verdiepen, bijvoorbeeld door het stellen van concrete afschrijvingspercentages met betrekking tot de specifieke actiefpost.

1.3. Informatie

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Jaarlijks dienen de landelijke publieke media-instellingen voor 1 mei van het jaar, volgend op het afgesloten boekjaar, bij het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) hun bestuursverslag in, met een afschrift aan de raad van bestuur van de NPO. De jaarrekening, als onderdeel van het ingediende bestuursverslag, wordt ondertekend door het bestuur en (indien van toepassing) de raad van toezicht, wordt gewaarmerkt door de controlerende accountant en is voorzien van een controleverklaring en aanvullende informatie. De NPO levert zijn jaarrekening, samen met opmerkingen over de jaarrekeningen van de landelijke publieke media-instellingen, voor 1 juli aan het Commissariaat. De Ster dient ook uiterlijk 1 juli zijn bestuursverslag in bij het Commissariaat.

Jaarrekening

De jaarrekening bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • 1. Balans met toelichting (model I)

  • 2. Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (model III)

  • 3. Kasstroomoverzicht (model II)

  • 4. Aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening (model IV ten behoeve van exploitatierekening)

  • 5. Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster (model VI)

  • 6. Toelichting op sponsorbijdragen en bijdragen van derden (model VII)

  • 7. Toelichting op bartering-contracten (model VIII)

  • 8. Programmakosten per domein per platform (model IX)

Daarnaast voegt het bestuur aan de jaarrekening toe:

  • het bestuursverslag (inclusief de bedrijfsvoeringverklaring volgens model X) en

  • de ‘Overige gegevens’ zoals genoemd in artikel 392 BW 2, met inachtneming van hetgeen bepaald is in het vijfde lid van genoemd artikel.

Met betrekking tot de jaarrekening zijn het controleprotocol en het model Controleverklaring opgenomen in de bijlagen van dit Handboek.

Aanvullende informatie

De aanvullende informatie sluit aan bij de gepubliceerde jaarrekening en bestaat uit:

  • 1. Accountantsverslag

  • 2. Management letter (indien van toepassing2)

  • 3. Financiële verantwoordingsdocumenten van gelieerde rechtspersonen (zie 1.4)

  • 4. Een schriftelijke toelichting waarin de maatregelen worden uiteengezet in geval van niet-kostendekkende nevenactiviteiten

1.4. Betrokkenheid bij andere rechtspersoon

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Publieke media-instellingen kunnen betrokken zijn bij andere rechtspersonen. Deze betreffen rechtspersonen waarin een publieke media-instelling een aanmerkelijk (financieel) belang heeft of waarop de publieke media-instelling een overwegende invloed uitoefent. Een publieke media-instelling is betrokken bij een rechtspersoon als bijvoorbeeld één of meer van de volgende aspecten, eventueel in onderling verband en samenhang bezien, van toepassing zijn.

De volgende opsomming van de aspecten is niet limitatief:

  • de publieke media-instelling heeft een belang verworven in een rechtspersoon om andere redenen dan het beleggen van overtollig vermogen;

  • de publieke media-instelling heeft op enigerlei wijze aanspraak op de door een rechtspersoon gegenereerde winst;

  • de publieke media-instelling is betrokken bij het ontstaan van een rechtspersoon;

  • in de doelomschrijving van een rechtspersoon wordt verwezen naar de behartiging van één of meer belangen van de publieke media-instelling;

  • een rechtspersoon voert een taak uit die voorheen door de publieke media-instelling werd uitgevoerd of door de publieke media-instelling als één van haar taken wordt gezien;

  • de publieke media-instelling heeft statutair of feitelijk invloed op de bestuurssamenstelling van een rechtspersoon of op de beslissingen van het bestuur van een rechtspersoon; of

  • de publieke media-instelling draagt op enigerlei wijze (al dan niet financieel) bij aan de financiering van de bedrijfsvoeringsmiddelen van een rechtspersoon.

De financiële bescheiden c.q. de jaarrekening van de bedoelde rechtspersonen, waarover de desbetreffende publieke media-instelling uit hoofde van haar betrokkenheid kan beschikken, worden gelijktijdig met de toezending van de jaarrekening van de publieke media-instelling meegezonden naar het Commissariaat.

Indien sprake is van duurzame kapitaaldeelname in een afzonderlijke rechtspersoon ten dienste van de eigen werkzaamheden van de publieke media-instelling, zijn de desbetreffende bepalingen van artikel 24c BW 2 inzake de zogenaamde deelneming in een rechtspersoon van toepassing.

1.5. Samenwerkingsvereniging

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Per 1 januari 2014 is het mogelijk voor omroepverenigingen om te fuseren. De fusie kan met of zonder behoud van de oude verenigingen geschieden. Uitgangspunt is dat de media-instellingen geen voor- of nadelen hebben van de gekozen structuur. Verder dienen aspirant omroepverenigingen zich uiterlijk vanaf 2016 aan te sluiten bij een al bestaande omroepvereniging, samenwerkingsomroep of taakomroep in de zin van de Mediawet 2008 zoals die vanaf 1 januari 2016 luidt.

Dit Handboek is van toepassing op het geheel van de entiteiten die een samenwerkingsomroep als bedoeld in artikel 2.24a van de Mediawet 2008 vormen. Van alle entiteiten wordt conform paragraaf 1.3 tijdig de volledige financiële verantwoording verstrekt aan het Commissariaat en de NPO. Op alle entiteiten zijn de vereisten uit dit Handboek integraal van toepassing.

In het jaar dat de media-instellingen samengaan, dient van de nieuwe situatie een gecertificeerde openingsbalans te worden overlegd aan het Commissariaat. Zowel bij de openingsbalans als bij de samengevoegde balans en de resultatenrekening in daaropvolgende jaarrekeningen worden posten nader toegelicht indien dit noodzakelijk is voor het inzicht in de balans en de resultatenrekening, voor zover die nog niet zijn toegelicht in de individuele jaarrekeningen van de entiteiten van de samenwerkingsomroep.

2. Jaarrekening

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

2.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

De jaarrekening van een publieke media-instelling wordt opgesteld in euro’s en bevat minimaal de onderdelen vermeld in 1.3. Dit hoofdstuk gaat nader in op:

  • de balans met toelichting (zie 2.2);

  • de exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (zie 2.3);

  • het kasstroomoverzicht (zie 2.4).

De publieke media-instelling neemt alleen die posten in de voorgeschreven modellen op, die voor de betrokken instelling van toepassing zijn.

2.2. Balans met toelichting

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de balans op conform Model I. Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen zijn in aanvulling op de bepalingen van BW 2 Titel 9 de volgende regels van toepassing.

2.2.1. Materiële vaste Activa

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

Waardering van materiële vaste activa geschiedt overeenkomstig BW2 titel 9 en de RJ op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs of actuele waarde onder aftrek van afschrijvingen. Ongerealiseerde waardemutaties dienen plaats te vinden via de balanspost Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa en mogen niet via de exploitatierekening lopen. Doel van deze verwerkingswijze is om de impact op de volatiliteit van de reserve voor media-aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de herwaarderingsreserve onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie dient de waardevermindering verwerkt te worden via de exploitatierekening, nadat eerst de herwaarderingsreserve is teruggebracht tot een nihil saldo. Duurzame waardeverminderingen worden dus bij het ontbreken van een herwaarderingsreserve verwerkt via de exploitatierekening.

Aanschaffingen boven € 2.500 worden geactiveerd. Aanschaffingen tot en met € 2.500 komen direct ten laste van de exploitatierekening.

Met betrekking tot materiële vaste activa gelden aanvullende specifieke regels ten

aanzien van de volgende activa:

  • bedrijfsgebouwen en terreinen (zie 2.2.1.1);

  • overige materiële vaste activa (zie 2.2.1.2);

  • vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar (zie 2.2.1.3).

2.2.1.1. Bedrijfsgebouwen en terreinen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

Bij waardering tegen actuele waarde wordt de bepaling van de actuele waarde voldoende regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekwaarde niet aanzienlijk verschilt van de actuele waarde op balansdatum. De publieke media-instelling stelt bij waardering tegen actuele waarde in ieder geval elke drie jaar de actuele waarde vast.

Bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs gelden de volgende afschrijvingsmethoden en -termijnen die in de onderstaande tabel worden weergegeven.

Tabel 1. Afschrijvingsmethoden bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs

Activum

Afschrijvingstermijn

Afschrijvingsmethode

Terreinen

geen afschrijving

geen afschrijving

Bedrijfsgebouwen incl. facilitaire gebouwen

afschrijvingen in een termijn van 40 jaar op basis van de verkrijgings-/vervaardigingsprijs

lineaire afschrijving over de (resterende) afschrijvingstermijn ¹

(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die een fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben

afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen

afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen

(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die geen fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben

afschrijving in een termijn van 10 jaar

10% van de historische kosten

¹ Een uitzondering hierop betreft de annuitaïre afschrijvingsmethode; deze methode kan in boekjaar 2016 nog worden toegepast en vervalt met ingang van boekjaar 2017.

2.2.1.2. Overige materiële vaste activa

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

In geval van waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs gelden voor overige materiële vaste activa verschillende afschrijvingspercentages, die in de onderstaande tabel worden weergegeven.

Tabel 2. Jaarlijkse afschrijvingspercentages overige materiële vaste activa

Overige materiële vaste activa

Jaarlijkse afschrijvingspercentage van de historische kostprijs

Inventaris en inrichting

20%

Facilitaire apparatuur

20%

Hardware en software

33,33%

Vervoermiddelen

25%

Technische installaties

6,67%

Zend- en energie-installaties

6,67%

2.2.1.3. Vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

Deze betreffen materiële vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de publieke media-instelling en die ook niet meer zullen worden aangewend voor uitvoering van de mediataak. Te denken valt aan gebouwen die geheel of gedeeltelijk worden verhuurd aan derden of die duurzaam geheel of gedeeltelijk leegstand vertonen.

In geval van gebouwen die deels worden verhuurd of die deels leeg staan, moet zowel het verhuurde als het duurzaam leegstaande deel afzonderlijk verkoopbaar zijn of afzonderlijk door middel van een financiële lease aan anderen ter beschikking gesteld kunnen worden om als zelfstandige kasstroom-genererende eenheid te kunnen worden aangeduid. In dit geval is sprake van een vastgoedbelegging en is RJ 213 van toepassing.

Een actief dat niet meer aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar is, is niet gelijk aan een ‘buiten gebruik gesteld actief’. In geval van buiten gebruikstelling is RJ 212.501 van toepassing.

Toelichting

De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van bijzondere waardeverminderingen.

2.2.2. Financiële vaste activa

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Hierbij gelden regels voor:

  • deelnemingen (zie 2.2.2.1);

  • overige effecten (zie 2.2.2.2).

2.2.2.1. Deelnemingen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

De toelichting geeft een overzicht van alle rechtspersonen waarbij een publieke media-instelling betrokken is, geeft inzicht in de aard van de rechtspersonen. Verder geeft het overzicht inzicht in het resultaat per deelneming. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen en licht daarbij bijzondere afwaarderingen nader toe.

2.2.2.2. Overige effecten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

Het gaat hierbij om effecten die bestemd zijn om duurzaam te worden aangehouden. Ongerealiseerde waardemutaties vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ en mogen niet via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit van de reserve media aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening nadat eerst de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo.

Toelichting

De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten, ongeacht de toegepaste waarderingsgrondslag.

2.2.3. Vlottende Activa

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Voor de volgende posten gelden aanvullende regels:

  • voorraden (zie 2.2.3.1);

  • effecten (zie 2.2.3.2);

  • overlopende actiefpost pensioenpremies (zie 2.2.3.3).

2.2.3.1. Voorraden

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Dit betreft zowel nog niet verspreid media-aanbod als herhalingen. Een overzicht specificeert het totaal van deze post naar nog te verspreiden media-aanbod en herhalingen. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen en licht bijzondere afwaarderingen nader toe. In aanvulling hierop gelden de volgende regels.

2.2.3.1.1. Nog niet verspreid media-aanbod

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

Waardering van een eigen productie geschiedt tegen directe kosten. Onder de directe kosten vallen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het programma zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld die van de directie/programmaleiding en planning media-aanbod, netcoördinatie) maken deel uit van de organisatiekosten.

De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen bijdragen van derden. Deze betreffen bijdragen van commerciële sponsors, de Stichting Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO), het Mediafonds3, het NPO-Fonds en overige derden.

Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod wordt op balansdatum individueel beoordeeld. Media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door de landelijke publieke media-instelling in overleg met de raad van bestuur van de NPO of de door hem gemandateerden definitief is besloten het media-aanbod niet te verspreiden.

Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog geen beslissing is genomen ten aanzien van het verspreiden van media-aanbod, wordt het betreffende media-aanbod volledig afgewaardeerd. In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Het gaat dan om gevallen waarin wel voldoende zekerheid bestaat over de verspreiding van het media-aanbod, maar niet over het jaar waarin de verspreiding zal plaatsvinden of de verspreiding later dan twee jaar na aankoop of productie zal plaatsvinden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aankoop van (licenties voor) speelfilms en series die minimaal twee jaar na aankoop ingaan.

Toelichting

De toelichting licht afwijkingen toe, inclusief de waarde per speelfilm/serie e.d. De toelichting toont verder afzonderlijk de vermindering met de voor media-aanbod ontvangen bijdragen van derden. Voor het nog niet verspreide media-aanbod wordt per afzonderlijk media-aanbod de hoogte van de ontvangen bijdragen van derden gespecificeerd, waarbij ook de organisatie wordt vermeld die de bijdrage heeft verstrekt (Model VII).

2.2.3.1.2. Herhalingen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

De directe kosten van een eigen productie worden toegerekend aan de eerste verspreiding van deze productie. Alleen indien op het moment van eerste verspreiding schriftelijk is vastgelegd dat dit media-aanbod daadwerkelijk herhaald zal worden én voor de herhaling bekostiging is vastgesteld, mag een deel van de directe kosten worden toegerekend aan de herhaling. Waardering van een herhaling geschiedt tegen maximaal het vastgestelde bekostigingsbedrag.

Aangekochte producties waarbij op basis van contractuele afspraken is betaald voor het recht op herhaling van media-aanbod, worden op balansdatum gewaardeerd, mits schriftelijk is vastgelegd dat dit media-aanbod daadwerkelijk herhaald zal worden én voor de herhaling bekostiging is vastgesteld. Waardering geschiedt tegen maximaal het vastgestelde bekostigingsbedrag.

Alle herhalingen worden drie jaar na de eerste voorraadwaardering volledig afgewaardeerd.

Toelichting

De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van de afwaarderingen.

2.2.3.2. Effecten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

Dit betreft effecten die niet duurzaam worden aangehouden, niet zijnde financiële instrumenten conform RJ 290 (zie 2.2.4). Ongerealiseerde waardemutaties vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ en mogen niet via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit van de reserve media aanbod te beperken.

Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening nadat eerst de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo.

Toelichting

De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten.

2.2.3.3. Overlopende actiefpost pensioenpremies

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds / bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies.

2.2.4. Eigen Vermogen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Een verloopoverzicht van elk afzonderlijk onderdeel van het Eigen Vermogen geeft inzicht in de mutaties.

2.2.4.1. Reserve voor media-aanbod

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Waarderingsgrondslag

De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende boekjaar wordt de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend met het exploitatieresultaat van dat boekjaar. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende is voor volledige verrekening wordt het resterende negatieve saldo van de reserve voor media-aanbod afgeboekt van de algemene reserve.

Toelichting

De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van een eventuele negatieve reserve voor media-aanbod.

2.2.4.2. Herwaarderingsreserve materiële vaste activa

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voorzover de herwaarderingsreserve die toelaat. Indien de herwaarderingsreserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.

2.2.4.3. Reserve Koersverschillen Beleggingen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Reserve Koersverschillen Beleggingen. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voorzover de reserve die toelaat. Indien de reserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.

2.2.4.4. Overige reserves

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

Overige reserves worden in de toelichting nader gespecificeerd.

2.2.5. Voorzieningen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Dit Handboek bevat nadere regels ten aanzien van de volgende posten.

2.2.5.1. Pensioenregeling

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

De landelijke publieke media-instelling is aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds PNO Media. Als gevolg van de wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2006 is een compensatieregeling ingevoerd, ‘Artikel 44’ uit het PNO pensioenreglement, voor iedereen van 55 jaar en ouder die deelneemt aan de overgangsregeling. In de CAO is afgesproken dat het gemis aan pensioenaanspraken op basis van deze regeling gedeeltelijk gecompenseerd wordt voor medewerkers die al voor 1997 deelnamen aan de pensioenregeling, maar na 1 januari 1950 geboren zijn. Ten aanzien van deze compensatieregeling is door de landelijke publieke media-instelling een voorziening opgenomen op de balans. De voorziening is berekend door het pensioenfonds PNO Media, rekening houdend met blijfkans, sterftetabellen en voor zover toe te rekenen aan verstreken dienstjaren. De voorziening is contant gemaakt. De NPO geeft jaarlijks na afstemming met pensioenfonds PNO Media aan welke rentevoet gehanteerd wordt voor het contant maken van de waarde van de voorziening.

2.2.5.2. CAO omroeppersoneel

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Op grond van de CAO die van toepassing is voor het omroeppersoneel worden in ieder geval de volgende voorzieningen getroffen:

  • a. Jubileumvoorziening

    De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen. De berekening is gebaseerd op gedane toezeggingen, blijfkans en leeftijd. Bij het tot stand komen van de berekende waarde is rekening gehouden met een rekenrente, gehanteerd bij pensioenregeling ‘Artikel 44’ uit het PNO pensioenreglement, die jaarlijks door de NPO wordt vastgesteld. Deze rekenrente wordt gehanteerd voor het contant maken van de toekomstige kasstromen bij de waardering van de voorziening.

  • b. Voorziening Loopbaantraject

    Deze voorziening wordt gevormd op grond van de cao voor het omroeppersoneel en wordt nominaal bepaald.

Toelichting

Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening (jubileumvoorziening, voorziening loopbaantraject) geeft inzicht in de dotaties, onttrekkingen en overige mutaties. Het doel van de voorziening wordt toegelicht.

2.2.6. Kortlopende schulden

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

2.2.6.1. Overlopende passiva media-aanbod

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Het gaat hierbij om overlopende passiva in verband met budget voor media-aanbod.

Waarderingsgrondslag

Als de raad van bestuur van de NPO de bedragen die voor de verzorging van media-aanbod ter beschikking zijn gesteld in een boekjaar niet volledig aan de landelijke publieke media-instellingen heeft toegekend, dan verantwoordt de NPO deze middelen als ‘overlopende passiva budget voor media-aanbod’.

Toelichting

De NPO geeft bij de toelichting op de algemene post overlopende passiva een specificatie van deze post, waarbij eerdergenoemd deel ten behoeve van het budget voor media-aanbod apart wordt vermeld.

2.2.6.2. Verschuldigde pensioenpremies

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds/bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen.

2.3. Exploitatierekening met toelichting

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de exploitatierekening op volgens de categoriale indeling conform Model III. Daarbij geeft de publieke media-instelling inzicht in de herkomst van baten en lasten van de publieke media-instelling.

In de toelichting op de categoriale exploitatierekening conform Model IV blijken de afzonderlijke exploitaties van de instelling, gesplitst in algemene televisie- en radioprogrammakanalen (zie artikel 2.50 e.v. MW 2008), overig media-aanbod, neven- en verenigingsactiviteiten en organisatiekosten (bij landelijke publieke media-instellingen) of indirecte kosten (bij Ster). De posten worden conform de indeling van modellen Va en Vb gerubriceerd. Daarbij is per post de

aansluiting met de categoriale indeling vermeld.

2.3.1. Directe kosten media-aanbod

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

De directe kosten omvatten de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten.

Toelichting

Onder directe kosten worden die kosten verstaan die samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie. Het gaat hierbij om activiteiten die gericht zijn op de voortbrenging van een of meerdere producten. Er is sprake van een product bij de publieke media-instellingen, indien het onderdeel uitmaakt van het media-aanbod. Bij de publieke media-instellingen wordt het media-aanbod namelijk beschouwd als een verzameling van verschillende producten.

In model IX worden de directe kosten voor Televisie, Radio en Overig Media-aanbod inzichtelijk gemaakt per domein4. Hierbij wordt de Crossmediale Content Classificatie gehanteerd die door de NPO omroepbreed is vastgesteld5. De toerekening van de programma-onafhankelijke directe kosten aan de domeinen dient plaats te vinden op bedrijfseconomische grondslagen.

Indien zich onder de directe kosten media-aanbod bijzondere posten bevinden die zich kwalificeren als frictiekosten conform de van toepassing zijnde frictiekostenregeling van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, dan worden deze kosten niet toegerekend aan de hiervoor genoemde domeinen. In dat geval worden aard en omvang van deze kostenposten separaat nader toegelicht.

2.3.2. Organisatiekosten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

Alle kosten van de landelijke publieke media-instellingen en NPO die niet rechtstreeks samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie en dus verband houden met ondersteunende activiteiten, worden aangemerkt als organisatiekosten. De Ster gebruikt de term ‘indirecte kosten’ in plaats van ‘organisatiekosten’.

De organisatiekosten en de vergoeding ervan worden in een aparte kolom ingevuld (zie model IV). De lasten op de platforms, nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten bestaan dus alleen nog maar uit directe kosten. Op de laatste kostenregel ‘Toerekening organisatiekosten’ kunnen de organisatiekosten toegerekend worden aan de verenigings- en nevenactiviteiten. De toerekening van de organisatiekosten aan neven- en verenigingsactiviteiten dient plaats te vinden op bedrijfseconomische grondslagen.

De basis voor toerekening van de organisatiekosten aan nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten is de kostprijs. Voor de toerekening van de organisatiekosten worden de volgende organisatiekostensoorten onderscheiden:

  • personele organisatiekosten;

  • huisvestingskosten;

  • overige algemene organisatiekosten.

Bij de toerekening van organisatiekosten aan neven- en verenigingsactiviteiten worden enkele van de in model Vb gedefinieerde categorieën organisatiekosten uitgezonderd. Dit betreft mediaspecifieke overhead die ook voorheen niet is toegerekend aan neven- en verenigingsactiviteiten. Het betreft de rubrieken A2, A9, A10, B1 t/m B4 en dat deel van de onder rubriek C begrepen huisvestingskosten, die samenhangen met het gebruik van het bedrijfspand

voor mediaspecifieke activiteiten.

De hiervoor genoemde organisatiekostensoorten worden hierna toegelicht.

2.3.2.1. Personele organisatiekosten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

Voor de toerekening van de personele organisatiekosten wordt de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de personele organisatiekosten, verminderd met de personele kosten in de uitzonderingsrubrieken, en de directe personele kosten, verhoogd met personele lasten in de uitzonderingsrubrieken.

Voorbeeld 1:

     

A:

Totaal directe personele kosten

€ 100

 

Totaal personele organisatiekosten

€ 10

 

De opslag (A) voor de personele organisatiekosten is dan 10/100 = 10%

     

De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 40 directe personele kosten. Hierop wordt opslag A toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 40 = € 4.

2.3.2.2. Huisvestingkosten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

De toerekening van de huisvestingskosten voor niet media-specifiek gebruik vindt plaats op basis van de door de nevenactiviteit of verenigingsactiviteit gebruikte vloeroppervlakte (m2).

Voorbeeld 2:

     

B:

Totale vloeroppervlakte bedraagt

150m2

 

De neven- of verenigingsactiviteit gebruikt hiervan

15m2

 

De toerekening (B) voor de huisvestingskosten is dan 15/150 = 10%.

 
     

Totale huisvestingskosten bedragen € 100. Dan wordt de toerekening B toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 100 = € 10.

2.3.2.3. Overige algemene organisatiekosten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

Voor de toerekening van de overige algemene organisatiekosten wordt (conform de personele organisatiekosten) de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de algemene organisatiekosten, verminderd met de overige kosten in de uitzonderingsrubrieken, en de directe overige algemene kosten verhoogd met de overige kosten in de uitzonderingsrubrieken.

Voorbeeld 3:

     

C:

C: Totaal facilitaire kosten en overige directe kosten

€ 50

 

Totaal overige algemene organisatiekosten

€ 10

 

De opslag (C) voor de overige algemene organisatiekosten is dan 10/50 =

20%

     

De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 15 directe facilitaire kosten en overige kosten. Hierop wordt opslag C toegepast. In dit voorbeeld is dat 20% van € 15 = € 3.

2.3.3. Lasten onafhankelijk product

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

Door de landelijke publieke media-instellingen wordt in de toelichting een opgave verstrekt van de totale lasten, zoals opgenomen in de exploitatierekening van het betreffende boekjaar, die samenhangen met de verzorging van media-aanbod dat bestaat uit Europese producties die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie als bedoeld in de artikelen 2.116 tot en met 2.121 MW 20086.

De NPO rapporteert jaarlijks vóór 1 juli aan het Commissariaat hoeveel procent van het totaal van de budgetten, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid MW 2008 (met uitzondering van onderdeel e) die ter beschikking zijn gesteld voor het verzorgen van media-aanbod, is besteed aan Europese producties als bedoeld in de artikelen 2.116 tot en met 2.121 MW 2008 die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie. Hiervoor gebruikt de NPO de opgaven van de landelijke publieke media-instellingen.

2.3.4. Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

Onder verwijzing naar artikel 2.106 t/m 2.114 MW 2008 wordt jaarlijks een gespecificeerd overzicht conform Model VII verstrekt van alle sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden die in het boekjaar in de exploitatierekening zijn verantwoord voor de verspreiding van media-aanbod.

Sponsoring is het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming of een natuurlijke persoon, die zich gewoonlijk niet bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten of media-aanbod, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod teneinde de verspreiding daarvan naar het algemene publiek of een deel daarvan te bevorderen of mogelijk te maken (artikel 1.1, eerste lid, MW 2008).

Onder sponsoring van media-aanbod wordt niet verstaan het verstrekken van een bijdrage ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod door:

  • a. overheidsinstellingen en andere instellingen die geen particuliere onderneming uitoefenen;

  • b. de publieke media-instelling die het media-aanbod, waarvoor de bijdrage wordt verstrekt, verzorgt;

  • c. de (co)producent die zich gewoonlijk bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten of media-aanbod en geheel of gedeeltelijk is belast met de productie van het media-aanbod waarvoor de bijdrage wordt verstrekt7.

Het overzicht conform Model VII wordt ook ingevuld voor het in de voorraad opgenomen, maar nog niet verspreid media-aanbod. Als laatste wordt het overzicht ook ingevuld voor de bijdragen voor verspreid media-aanbod die direct door een buitenproducent zijn ontvangen en niet door de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft verzorgd.

Sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden worden direct met de publieke media-instelling verrekend, zodat deze bijdragen als inkomsten in de exploitatierekening van de publieke media-instelling worden verantwoord. Het in mindering brengen van deze bijdragen op de kosten van verzorging van media-aanbod is niet toegestaan. Als bijdragen voor verzorgd media-aanbod toch direct zijn uitbetaald aan de buitenproducent en niet aan de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft verspreid, dan blijft de publieke media-instelling verantwoordelijk voor de verantwoording van deze bijdragen in de toelichting op de jaarrekening.

2.3.5. Bartering

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

Na afloop van een boekjaar worden bartertransacties verantwoord in de exploitatierekening. Baten uit bartering dienen afzonderlijk te worden verantwoord in de exploitatierekening op basis van de geldelijke waarde van de ontvangen goederen of diensten. De lasten worden opgenomen onder de relevante kostenposten in de exploitatierekening op basis van de geldelijke waarde van de geleverde goederen of diensten.

De omvang van de baten wordt bepaald op de reële waarde van de ontvangen zaken of diensten, vermeerderd of verminderd met eventuele ontvangen of betaalde liquide middelen of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn8. Indien de reële waarde van de ontvangen zaken of diensten niet betrouwbaar kan worden bepaald, worden de baten bepaald op de reële waarde van de geruilde zaken of diensten, vermeerderd of verminderd met eventuele betaalde of ontvangen liquide middelen of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn.

In de exploitatierekening worden de baten en lasten van alle bartertransacties verantwoord, ongeacht de aard en reële waarde van de bartertransactie. Voor de volledigheid wordt hierbij vermeld dat dit in tegenstelling is tot de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ 270.108), waarbij een bartertransactie met een gelijke aard en reële waarde niet wordt beschouwd als een transactie die een opbrengst genereert.

Toelichting

Bartering is te omschrijven als ruilhandel met gesloten beurzen tussen een publieke media-instelling en een externe contractpartij. Een belangrijke voorwaarde bij deze ruilhandel is dat de geleverde goederen of diensten ondanks de gelijke geldelijke waarde toch over en weer gefactureerd worden. De facturering is van belang in verband met zowel mediawettelijke als belastingtechnische eisen. Het Commissariaat heeft hierover een beleidsbrief opgesteld, waarvan artikelen 48, 55, eerste lid, en 57c, eerste lid, van de Mediawet de grondslag vormen9. In de financiële administratie dienen alle bartertransacties intracomptabel (dus verwerkt in het grootboek) te worden vastgelegd. Het is niet toegestaan om bartertransacties uitsluitend extracomptabel vast te leggen.

De hiervoor genoemde beleidsbrief van het Commissariaat schrijft de toepassing van een model toe (‘Model Bartering Contracten’) als onderdeel van de additionele informatie. Dit model wordt gebruikt als toelichting in de jaarrekening op de verantwoorde baten en/of lasten als gevolg van bartertransacties en is in dit Handboek opgenomen als model VIII.

2.3.6. Nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslagen

Voor nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten wordt altijd een gescheiden administratie gevoerd. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid, MW 2008 worden de inkomsten uit neven- en verenigingsactiviteiten (waaronder inkomsten uit vermogen) aangewend voor de verzorging van media-aanbod van de publieke media-instelling. Dit betreft ook de gerealiseerde koerswinsten, ofwel het verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde van financiële belangen in derden. Genomen koersverliezen kunnen eerst met gerealiseerde koerswinsten worden verrekend alvorens saldering met andere verenigingsgebonden baten en lasten plaatsvindt.

Toelichting

Het overzicht van Model VI wordt ingevuld voor ieder cluster van nevenactiviteiten conform de beleidsbrieven van het Commissariaat inzake clusterindeling nevenactiviteiten. Voor programmabladen en deelnemingen wordt een exploitatie per individuele activiteit (programmablad, deelneming) aangeleverd. Dit geldt tevens voor (experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de clusters zijn opgenomen.

Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit in een boekjaar niet kostendekkend is, wordt deze nevenactiviteit separaat verantwoord. Daarbij dient tevens de volgende informatie per niet-kostendekkende nevenactiviteit te worden verstrekt:

  • naam en omschrijving nevenactiviteit;

  • startdatum nevenactiviteit;

  • exploitatieoverzicht huidig boekjaar.

De beleidsregels inzake nevenactiviteiten van het Commissariaat worden in dit kader gevolgd.

De programmabladabonnements- en lidmaatschapsgelden worden van elkaar gescheiden. De toegerekende opbrengsten en kosten worden in de toelichting separaat zichtbaar gemaakt volgens de voorschriften van het Commissariaat inzake ontkoppeling van abonnements- en lidmaatschapsgelden. Die betreffen de overheveling naar de vereniging van de lidmaatschapsgelden, begrepen in de abonnementsprijs, en kosten van het programmablad. De voorschriften van de ontkoppeling zijn opgenomen op de website van het Commissariaat.

2.3.7. Opbrengsten dienstverlening

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

Indien de media-instelling opbrengsten genereert door het verlenen van diensten aan derden en de kosten die samenhangen met de verstrekte dienstverlening zijn opgenomen in de organisatiekosten, worden deze opbrengsten in model IV verantwoord onder de overige bedrijfsopbrengsten in de kolom organisatiekosten.

2.3.8. Aantal fte

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

Het aantal medewerkers in Full Time Equivalent (fte) dat ultimo boekjaar in dienst is bij de publieke media-instelling wordt aangegeven in de toelichting conform Model III en Model IV. Dit geldt ook voor het gemiddelde aantal medewerkers in Full Time Equivalent (fte) dat gedurende het boekjaar in dienst is geweest bij de publieke media-instelling. Ook het gemiddelde aantal fte wordt aangegeven in Model III en Model IV.

2.3.9. Bezoldiging

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Hierbij gelden regels in verband met:

2.3.9.1. BW 2 titel 9

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

In de toelichting van de jaarrekening wordt overeenkomstig artikel 383 BW 2 opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke toezichthouders en gewezen toezichthouders. De bedragen worden in het boekjaar ten laste van de publieke media-instelling verantwoord. Op overeenkomstige wijze wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke directieleden en gewezen directieleden.

2.3.9.2. WNT

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Grondslag

De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend, is overeenkomstig de berekeningswijze, zoals deze is bepaald in Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Volgens artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, vallen de landelijke publieke media-instellingen en de NPO onder het bezoldigingsmaximum en het openbaarmakingsregime.

Ook in het geval van een samenwerkingsomroep geldt artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de WNT voor de oude verenigingen die met elkaar zijn gefuseerd. Zij vallen namelijk ook onder de definitie van een landelijke publieke media-instelling in de Mediawet. Ook indien dit niet het geval zou zijn, schrijft dit Handboek dwingend voor dat de oude verenigingen hun jaarverslaggeving inzake de bezoldiging opstellen zoals dit ook in de WNT is geregeld.

Voor nadere bepalingen omtrent de hoogte van het bezoldigingsmaximum en de berekening wordt verwezen naar de WNT, paragraaf 2.

Toelichting

In de financiële verantwoording wordt van iedere (gewezen) bestuurder de bezoldiging openbaar gemaakt conform de bepalingen in de WNT. Indien een bestuurder naast zijn besturende functie eveneens presentator is bij de media-instelling wordt de verdeling in de financiële verantwoording inzichtelijk gemaakt.

Indien een (gewezen) bestuurder meer bezoldiging heeft ontvangen dan het bezoldigingsmaximum zoals bepaald in de WNT, is het meerdere een onverschuldigde betaling.

Voor leden van raden van commissarissen en leden van raden van toezicht zijn specifieke bepalingen opgenomen in de WNT. Voor deze leden geldt eveneens het openbaarmakingsregime.

Jaarlijks worden de bezoldigingen voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar gemeld.

Bij bezoldiging boven de norm van iedere reguliere functionaris (niet zijnde topfunctionaris) gelden aanvullende toelichtingsvereisten.

Voor meer actuele informatie wordt verwezen naar de site www.topinkomens.nl.

2.3.9.3. BPPO

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Toelichting

Op grond van artikel 2.3, derde lid, onderdeel b, Mediawet 2008 is door de raad van bestuur van de NPO “Het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep” (BPPO) opgesteld. Het bedrag dat uiteindelijk is toegestaan om boven het maximum van categorie C aan een presentator toe te kennen, mag bij ledenverenigingen ten aanzien van contracten aangegaan na 1 september 2009 niet betaald worden uit de omroepbudgetten, maar alleen uit de verenigingsmiddelen. Dit geldt eveneens voor het deel van het dienstverband dat een bestuurder tevens presentator bij de media-instelling is.

Het bedrag dat uit verenigingsmiddelen is betaald, wordt in de toelichting van de jaarrekening conform Model IV opgenomen. De media-instelling licht op adequate wijze toe hoe het bedrag, dat uit verenigingsmiddelen is betaald, tot stand is gekomen.

2.4. Kasstroomoverzicht

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

De kasstromen worden conform Model II ingedeeld naar herkomst uit operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten.

2.5. Bijzonderheden

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Het gaat hierbij om ontwikkelingen die een significante invloed hebben op de hoogte van de omvang van balansposten, baten en lasten, evenals significante verschillen tussen enerzijds posten van de exploitatierekening en anderzijds de begroting. De bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan, worden tekstueel toegelicht in de jaarrekening op een zodanig niveau dat daarmee voldoende transparantie wordt gecreëerd over de precieze aard van de bijzonderheden. Dit betreft onder meer een toelichting op:

  • de wijziging van verdeelsleutels bij de vaststelling van de lasten;

  • een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten, baten en lasten ten opzichte van vorig jaar;

  • bijzondere waardeverminderingen;

  • afwijkingen als een post van de exploitatierekening volgens de categoriale indeling meer dan 10% afwijkt van de begroting, bedoeld in artikel 2.147 MW 2008, of de begroting van de Ster, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de statuten van de Ster;

  • de overige bedrijfslasten, ongeacht hun omvang en/of afwijking ten opzichte van voorgaand jaar dan wel begroting. De omvang van de toelichting mag hierbij wel worden afgestemd op de omvang van de betreffende lasten.

Model I Balans

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

 

Boekjaar

Voor-

gaand

boekjaar

 

Boekjaar

Voor-

gaand

boekjaar

Vaste activa

   

2.1.3 Eigen vermogen

   

Immateriële vaste activa

   

Algemene reserve

   

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

   

Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa

   

Reserve Koersverschillen Beleggingen

   

Concessies en vergunningen

   

Reserve voor media-aanbod

   

Overige immateriële vaste activa

   

Overige reserves

   
           

Materiële vaste activa

   

2.1.4 Voorzieningen

   

Bedrijfsgebouwen en -terreinen

   

Voor pensioenen

   

Inventaris en inrichting

   

Voor belastingen

   

Andere vaste bedrijfsmiddelen

   

Overige

   

Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering

         

Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

   

Langlopende schulden

   
     

Obligaties en onderhandse leningen

   

Financiële vaste activa

   

Schulden aan kredietinstellingen

   

Deelnemingen

   

Schulden aan leveranciers

   

Vordering op deelnemingen

   

Schulden aan deelnemingen

   

Overige effecten

   

Belastingen en premies sociale

verzekeringen

   
     

Schulden inzake pensioenen

   

Vlottende activa

   

Overige schulden

   

Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod

   

Overlopende passiva

   

Overige voorraden

         

Vooruitbetaald op voorraden

   

Kortlopende schulden

   
     

Obligaties en onderhandse leningen

   

Vorderingen

   

Schulden aan kredietinstellingen

   

Handelsdebiteuren

   

Schulden aan leveranciers

   

Deelnemingen

   

Schulden aan deelnemingen

   

Belastingen en premies sociale verzekeringen

   

Belastingen en premies sociale verzekeringen

   

Overige vorderingen

   

Schulden inzake pensioenen

   

Overlopende activa

   

Overige schulden

   

Effecten

   

Overlopende passiva

   

Liquide middelen

         
           

Totaal

   

Totaal

   

Model II Kasstroomoverzicht

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

I Kasstroom uit operationele activiteiten

   

Exploitatieresultaat

   
     

Aanpassen voor:

   

Afschrijvingen vaste activa

   

Mutatie voorzieningen

   

Bruto kasstroom uit operationele activiteiten

   
     

Mutatie voorraden

   

Mutatie vorderingen

   

Mutatie kortlopende schulden

   

Netto kasstroom uit operationele activiteiten

   
     

II Kasstroom uit investeringsactiviteiten

   

Investeringen in (im)materiële vaste activa

   

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

   

Investeringen in financiële vaste activa

   

Desinvesteringen financiële vaste activa

   

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

   
     

III Kasstroom uit financieringsactiviteiten

   

Ontvangsten uit langlopende schulden

   

Aflossing van langlopende schulden

   

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

   
     

Mutatie liquide middelen I - II + III

   
     

Liquide middelen einde boekjaar

   

Liquide middelen begin boekjaar

   

Mutatie liquide middelen

   

Model III Exploitatierekening volgens categoriale indeling

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

Baten

   

Media-aanbod

   

Programmagebonden eigen bijdragen

   

Opbrengst programmabladen

   

Opbrengst overige nevenactiviteiten

   

Opbrengst Verenigingsactiviteiten

   

Overige bedrijfsopbrengsten

   

Barteringbaten

   

Som der bedrijfsopbrengsten

   
     

Lasten

   

Lonen en salarissen

   

Sociale lasten

   

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

   

Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

   

Directe productiekosten

   

Overige bedrijfslasten

   

Bateringlasten

   

Som der bedrijfslasten

   
     

Bedrijfsresultaat

   
     

Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

   

Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

   

Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

   

Gerealiseeerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten

   

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten ¹

   

Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa ²

   

Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

   

Som der financiële baten en lasten

   
     

Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening

   

Over te dragen reserve voor media-aanbod

   

Exploitatieresultaat na overdracht

   

FTE gemiddeld

   

. FTE ultimo ³

   

¹ Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.

² Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.

³ Opgave van feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst van de publieke media-instelling.

Model IV Toelichting op exploitatierekening volgens categoriale indeling10

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

 

Radio

TV

OMA

Neven-activiteiten

Verenigingsactiviteiten

Organisatiekosten

Totaal

Begroting 1

Afwijking boekjaar -begroting

In % van begroting

Baten

                 

Media-aanbod

                 

Programmagebonden eigen bijdragen

                 

Opbrengst programmabladen

                 

Opbrengst overige nevenactiviteiten

                 

Opbrengst Verenigingsactiviteiten

                 

Overige bedrijfsopbrengsten

                 

Barteringbaten

                 

Som der bedrijfsopbrengsten

                 
                   

Lasten

                 

Lonen en salarissen

                 

Sociale lasten

                 

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

                 

Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

                 

Directe productiekosten

                 

Overige bedrijfslasten

                 

Toerekening organisatiekosten

                 

Barteringlasten

                 

Som der bedrijfslasten

                 
                   

Bedrijfsresultaat

                 
                   

Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

                 

Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

                 

Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

                 

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten

                 

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten 2

                 

Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa 3

                 

Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

                 

Som der financiële baten en lasten

                 
                   

Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen

                 

Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB

                 

Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening

                 
                   

Over te dragen reserve voor media-aanbod

                 

Exploitatieresultaat na overdracht

                 

FTE gemiddeld

                 

FTE ultimo 4

                 

1 Bedoeld in de artikelen 2.147 en 2.148 Mediawet 2008; voor de Ster de begroting, bedoeld in de statuten, artikel 14, tweede lid. Opnemen van de begroting geldt niet voor de individuele landelijke publieke media-instellingen, maar alleen voor de landelijke publieke omroep als geheel en Ster. De begroting inzake CoBO, BVN en SOM zijn hiervan uitgezonderd. De gerealiseerde kosten van deze organisaties worden ook niet meegenomen in de Terugblik, waarin verantwoording wordt afgelegd over de gerealiseerde kosten van de landelijke publieke omroep.

2 Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.

3 Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.

4 Opgave van de feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst van de publieke media-instelling.

Model Va Specificatie bij exploitatierekening (model III en IV) volgens de categoriale indeling 11

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

BATEN

     

Toelichting

Media-aanbod

1.1

Vergoedingen OCW/raad van bestuur Stichting Nederlandse Publieke Omroep

 

Inclusief overige wettelijke bijdragen

Programmagebonden eigen bijdragen

2.1

Bijdragen Stimuleringsfonds

   
 

2.2

Bijdragen CoBO

   
 

2.3

 

CoBO-fonds

reguliere CoBO-bijdragen

 

2.4

 

Filmfonds CoBO

filmfonds via CoBO

 

2.5

Bijdragen coproducenten

   
 

2.6

Sponsorbijdragen

 

zie artikelen 2.113,2.114 eerste lid MW 2008

 

2.7

Bijdragen overige derden

 

zie artikelen 2.113,2.114 tweede lid MW 2008

 

2.8

Overige programmaopbrengsten

 

zoals opbrengst kaartverkoop, aan derden doorberekende salarissen e.d. buiten de publieke media-instelling

 

2.9

Opbrengsten gebruiksrechten

 

zoals abonnementen, sms opbrengsten e.d.

 

2.10

Reclameopbrengsten

   

Opbrengst Programmabladen

3.1

Opbrengst abonnementsgelden

 

na aftrek verschuldigde BTW en voorziening voor non-betaling e.d.

 

3.2

Opbrengst losse verkoop

 

na aftrek retouren

 

3.3

Opbrengst advertenties

   

Opbrengst overige nevenactiviteiten

4.1

Opbrengst verkoop geluidsdragers e.d.

 

al dan niet via derden

 

4.2

Opbrengst uitzendrechten/formats

Nevenactiviteiten

 

Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)

 

4.3

Opbrengst verhuurde panden

   
 

4.4

Aan derden doorberekende salarissen e.d.

 

excl. radio, televisie en overig media-aanbod; Exclusief aan publieke media-instelling ((welke worden verrekend met de kosten)

 

4.5

Overige nevenactiviteiten

   

Opbrengst vereniging

(-sactiviteiten)

5.1

Contributies leden

   
 

5.2

Opbrengst ledenbladen

 

zijnde niet-programmabladen

 

5.3

Overige opbrengsten ten bate

van de vereniging

 

dotaties, legaten

Overige bedrijfsopbrengsten

6

Overige bedrijfsopbrengsten NPO e/o

omroepen

   

Barteringbaten

7

     
         

LASTEN

     

Toelichting

Lonen en salarissen

8.1

Salarissen CAO personeel

   
 

8.2

Vakantiegeld (idem)

   
 

8.3

Decemberuitkering (idem)

   
 

8.4

Overwerk 100 en 150% (idem)

   
 

8.5

NRD vergoeding (idem)

   
 

8.6

Doorberekende lonen en salarissen

 

alleen aan publieke media-instelling

 

8.7

Dotatie reorganisatievoorziening

   
 

8.8

Mutatie verplichtingen openstaande vakantie-uren

   
 

8.9

Reiskosten woon-werk verkeer

 

indien vaste vergoeding;

opslag% over 7.1 t/m 7.6.

 

8.10

WAO uitkeringen

   
 

8.11

Overlijdensuitkeringen

   
 

8.12

Gratificaties/Jubileumuitkeringen

   

Sociale lasten

9.1

Pensioenlasten

 

jaarlijks vergelijken van werkelijke kosten en opslag. Het verschil naar exploitaties toerekenen o.b.v. werkelijke loonsom.

 

9.2

Werkgeversaandeel soc.verz. wetten

 

Idem

 

9.3

Bijdrage werkgever in ziektekostenverzekering

 

Idem

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

10.1

Afschrijving inventaris en inrichting

   
 

10.2

Afschrijving facilitaire apparatuur

   
 

10.3

Afschrijving hardware en software

   
 

10.4

Afschrijving gebouwen

   

Bijzondere waarde-verminderingen vlottende activa

11.1

Afschrijvingen media-aanbod

 

alleen de niet reguliere afschrijvingen

 

11.2

Idem voorraad geluidsdragers e.d.

   
 

11.3

Idem m.b.t. programmabladen

   

Directe productiekosten

12.1

Distributiekosten

   
 

12.2

Technische productiekosten media-aanbod

   
 

12.2.1

 

ENG/EFP materiaal

 
 

12.2.2

 

Faciliteiten NOB en overigen

inclusief verrekening interne cameraploeg

 

12.2.3

 

Verbindingen

 
 

12.2.4

 

Huur van locaties

 
 

12.2.5

 

Ster: Technische diensten RTV

 
 

12.2.6

 

Ster: Data en distributiekosten RTV

 
 

12.3

Overige productiekosten media-aanbod

   
 

12.3.1

 

Honorering freelancers

 
 

12.3.2

 

Uitzendrechten

 
 

12.3.3

 

Algemene kosten freelance personeel

 
 

12.3.4

 

Overige programmakosten

waaronder begrepen de direct toerekenbare kosten 12.1 tot en met 12.3

 

12.4

Programmabladen

   
 

12.4.1

 

Druk- en verzendkosten

 
 

12.4.2

 

Artikelen, foto’s e.d.

 
 

12.4.3

 

Kosten advertentieacquisitie

 
 

12.4.4

 

Kortingen reclamebureau

 
 

12.4.5

 

Plaatsingskosten advertenties

 
 

12.4.6

 

Distributiekosten

 
 

12.4.7

 

Wervingskosten abonnees

 
 

12.5

Sales (geluidsdragers, boeken e.d.)

Ster: Research

Ster: PR en Communicatie

Ster: bereiksonderzoek, ad hoc onderzoek en overig onderzoek

Ster: marketing communicatie, corparate communicatie, interne communicatie, web en overige middelen

 
 

12.5.1

 

Directe productiekosten

 
 

12.5.2

 

Auteursrechten e.d.

 
 

12.5.3

 

Distributiekosten

 
 

12.5.4

 

Promotiekosten

 
 

12.5.5

 

Afschrijving voorraden

geen bijzondere waardeverminderingen opgenomen onder 10.2

 

12.6

Directe kosten vereniging

 

met betrekking tot het goed en democratisch functioneren van de vereniging

 

12.6.1

 

Productie- en verzendkosten betaaldocumenten

 
 

12.6.2

 

Kosten ledenadministratie

 
 

12.6.3

 

Kosten verzorging ledenvergaderingen

 
 

12.6.4

 

Kosten ledenwerving

 
 

12.6.5

 

Overige directe kosten vereniging

 
 

12.6.6

 

BPPO

 

Overige bedrijfslasten

13.1

Overige kosten CAO personeel

   
 

13.1.1

 

Reiskosten woon-werk verkeer

indien variabele vergoeding

 

13.1.2

 

Overige personele lasten

bijvoorbeeld kerstpakketten, kinderdagverblijf, vakbond, studiekosten, telefoon, auto, bijdrage werkgever inzake maaltijdverzorging

 

13.2

Uitbesteed werk aan bedrijven

 

uitzendbureau’s, advieskosten, bewaking, catering, schoonmaakkosten

 

13.3

Overige aan afdeling gerelateerde algemene kosten

 

vergaderkosten, porti, drukkosten, e.d.

 

13.4

Promotiekosten (inclusief in- en externe betrekkingen)

   
 

13.4.1

 

Advertenties dag- en weekbladen

 
 

13.4.2

 

Kosten onderzoek

 
 

13.5

Huisvestingskosten

 

exclusief afschrijving, bewaking, rentelasten

 

13.5.1

 

Huur

aan derden betaalde huren, geen interne (binnen publieke media-instelling) huurverrekeningen

 

13.5.2

 

Belastingen

 
 

13.5.3

 

Verzekeringen

 
 

13.5.4

 

Onderhoudskosten

 
 

13.5.5

 

Kosten interne verhuizingen

 
 

13.5.6

 

Onderhoudscontracten

 
 

13.5.7

 

Gas, energie en water

 
 

13.5.8

 

Onderhoud tuinen

 
 

13.5.9

 

Vuilafvoer

 
 

13.6

Overige kosten

   
 

13.6.1

 

Lidmaatschappen branche organisaties

 
 

13.6.2

 

Kosten betalingsverkeer

 
 

13.6.3

 

Overige kosten

 

Toerekening organisatie kosten

14.1

   

Toerekening aan neven- en verenigingsactiviteitens

Barteringlasten

15.1

     
       

Toelichting

Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

16.1

Opbrengst deelnemingen

   

Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

17.1

Renteopbrengsten op liquiditeiten

 

eliminatie interne renteverrekeningen

 

17.2

Resultaat op beleggingen

 

inclusief gerealiseerde boekwinsten en ongerealiseerde koerswinsten

Waardeverandering op vorderingen die tot de vaste activa behoren

18.1

Afwaardering deelnemingen

   

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen respectievelijk effecten

19

   

indien ultimo boekjaar de boekwaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten

20

   

Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.

Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa

21

   

Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.

Rentelasten en soortgelijke kosten

22

   

elimineren interne renteverrekeningen

Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB

23

   

Toerekening aan media-aanbod

Over te dragen reserve media-aanbod

24

     

Model Vb definitie organisatiekosten bij exploitatierekening (model III en IV)12

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Organisatiekosten

Subcategorie

Toelichting

A. Generieke Overhead

A1

Directie

• Loonkosten algemene directie ¹

• Vacatiegelden Raad van Toezicht (indien geen onderdeel van de vereniging)

 

A2

Hoger management in primair proces

• Loonkosten hogere managementfuncties in het primair proces. Het betreft hier de hoofden van platforms (bijv. Hoofd TV, Hoofd Radio) en de hoofden van genreclusters (bijv. Hoofd Nieuws, Hoofd Kunst & Cultuur etc.). Overige managementfuncties in het primair proces vallen onder directe kosten.

 

A3

Secretariële ondersteuning (ten bate van directie/ management)

• Loonkosten van secretariële ondersteuning van de algemene directie en de hogere managementfuncties in het primair proces. De stelregel geldt dat secretaresses en assistenten van indirecte functies als indirect kunnen worden beschouwd, en secretaresses en assistenten van directe functies als direct

• Kosten van tijdelijke inhuur van secretariële ondersteuning

 

A4

Beleid & Strategie

• Loonkosten van beleidsmedewerkers, beleidsadviseurs, en strategisch medewerkers

• Kosten van tijdelijke inhuur van beleids- en strategisch medewerkers

• Kosten van beleids-, organisatie- en strategisch advies

• Kosten van organisatieadvies samenhangend met reorganisaties

 

A5

OR

• Loonkosten van leden OR.

• Loonkosten van tijdelijke vervanging vaste OR-leden

• Advieskosten OR

 

A6

Financiën en Inkoop

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met (financiële) administratie.

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met externe financiële planning (begrotingen) en externe verantwoording (kwartaalverslagen, bestuursverslagen etc.)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne budgetverdelingen (begrotingen) en interne management accountant (verantwoording)

• Loonkosten van medewerkers die zich een significant deel van hun arbeidstijd bezighouden met inkoopactiviteiten (>50%). Het betreft hier niet de aankoop van programma's, uitzendrechten, en overige programmatische licenties

• Kosten tijdelijke inhuur administratieve en financieel medewerkers

• Kosten fiscaal adviseurs

• Externe kosten bestuursverslag en overige rapportages

• Accountantskosten

• Bank- en incassokosten

 

A7

Personeels-zaken, HR, personeels-administratie

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeelszaken en Human Resource Management

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeels- en salarisadministratie

• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers personeelszaken, HRM, personeels- en salarisadministratie

• Kosten extern personeels- en HRM-advies.

• Kosten uitbesteding personeels- en salarisadministratie.

• Kosten personeelswerving

• Sollicitatiekosten

• Kosten in-, door- en uitstroming personeel (opleiding en training zijn ook indirect kosten, maar vallen onder de hoofdcategorie overige indirecte kosten)

• Kosten werkzekerheidsafspraken en loopbaanoriëntatie

• Afdrachten AWO-fonds

• Kosten flankerend personeelsbeleid

 

A8

M&C:

Communicatie

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne communicatie (personeelsvoorlichting, inhoudelijke onderhoud intranet, interne nieuwsbrieven, etc) en externe communicatie (persvoorlichting etc.)

• Tijdelijke inhuur van medewerkers communicatie.

• Kosten interne en externe voorlichtingsevenementen (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)

• Kosten van bijeenkomsten Public Relations

• Kosten perspresentaties

• Portokosten

• Koeriersdiensten

• Drukwerk (incl. papier, mappen etc.)

• Kosten kopiëren (incl. papier, mappen etc.)

• Kosten scannen

• Verzendkosten

 

A9

M&C:

Omroep-marketing

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing en profilering van de omroep (omroeppromotie). Hieronder vallen niet de activiteiten die onderdeel uitmaken van de verenigingsactiviteiten, zoals ledenwerving en ledenbehoud

• Tijdelijke inhuur van medewerkers omroepmarketing

• Ontwikkelkosten van omroepmarketingcampagne

• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen

• Ontwerp- en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen

• Kosten promotie-evenementen van omroep (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)

• Reclameposters ter promotie van omroep

• Promotiematerialen samenhangend met omroepmarketing

 

A10

M&C:

Programma-marketing

(Exclusief Promo’s)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing van het media-aanbod (programmapromotie, presentatorenpromotie, etc.)

• Tijdelijke inhuur van medewerkers programmamarketing

• Ontwikkelkosten van programmamarketingcampagne

• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen

• Ontwerp- en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen

• Kosten promotie-evenementen van specifieke programma's (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)

• Reclameposters ter promotie van programmering

• Promotiematerialen samenhangend met programmamarketing

 

A11

Juridische Zaken

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met juridische zaken

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers juridische zaken

• Kosten juridisch advies (bijvoorbeeld in geval van reorganisatie)

• Kosten Rechtsbijstand

• Advocaatkosten

• Kosten rechtsgang (griffierechten)

B. Media-specifieke overhead

B1

Programmeringcoördinatie en intekening

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de intekening op het programmaschema, en daarmee samenhangende coördinerende taken. Het gaat hier enkel om de loonkosten van medewerkers die een significant deel van hun arbeidstijd (>50%) met deze activiteiten bezighouden.

 

B2

Markt-onderzoek

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marktonderzoek ter ondersteuning van de mediaprogrammering

• Doorberekende kosten vanuit de NPO-afdeling Publieksonderzoek

• Ingekocht marktonderzoek ter ondersteuning van de mediaprogrammering

 

B3

Documentatie & Archivering

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering van papieren materialen (beleidsarchief, administratie, bestuursverslagen etc.)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering van programmamateriaal (videobestanden, audiobestanden, etc.)

• Tijdelijke inhuur medewerkers documentatie & archivering

• Kosten bewaarbanden

• Bewaarloon banden Technicolor

• Vernietigingskosten banden

• Advieskosten op het gebied van documentatie en archivering

 

B4

Idee- en concept-ontwikkeling

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met idee-, concept-, format- en programmaontwikkeling. De loonkosten worden als organisatiekosten aangemerkt, overige kosten worden als directe productiekosten aangemerkt.

C. Huisvesting

C1

Gebouw-kosten (excl. studio)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met gebouwtechnisch beheer

• Tijdelijke inhuur medewerkers gebouwtechnisch beheer

• Afschrijvingen op gebouwen en afschrijvingen op verbouwingskosten

• Afschrijvingen op installaties

• Rentelasten op hypotheek huisvesting

• Toegerekende kapitaallasten voor huisvesting, indien pand is gefinancierd met eigen vermogen

• Huurlasten van huisvesting

• Servicekosten in geval van huur

• Huurlasten parkeerterreinen

• Assurantie samenhangend met huisvesting

• Gemeentelijke belastingen, heffingen, en leges (OZB, verontreinigingsheffing)

• Waterschapsbelasting

• Kosten interne verbouwingen en renovaties

• Kosten interne verhuizingen

• Tekeningenbeheer

• Onderhoudskosten (timmer- en metselwerk, loodgieterskosten, elektriciteitswerk, schilderwerk, stoffeerwerk, reparatiewerkzaamheden vloer, afpompen koelmachine, verhelpen storingen, periodieke inspecties, kosten onderhoudscontracten, etc.)

• Reparatie en klein onderhoud

• Dotatie voorziening onderhoud

• Kosten plantenbakken

• Kosten onderhoud tuinen

 

C2

Inventaris

• Afschrijvingen inventaris met een kostprijs > € 2.500

• Kosten inventaris met een kostprijs < € 2.500 (bureaus, bureaustoelen, ventilatoren, etc.)

• Aanschaf bedrijfsmiddelen

• Onderhoud inventaris

 

C3

GWE

• Kosten gas

• Kosten water

• Kosten elektra (excl. studio)

 

C4

Gebouw-exploitatie

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met huishoudelijke zaken

• Loonkosten van medewerkers beveiliging, receptie

• Loonkosten van medewerkers klantcontactcentrum en telefonisten

• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie, klantcontactcentrum en telefonisten.

• Kosten van uitbesteding huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie, klantcontactcentrum en telefonisten.

• Kosten inbraakinstallatie

• Kosten beveiligingscamera's

• Schoonmaakkosten (zowel kosten van personeel als schoonmaakmiddelen)

• Kosten sanitaire artikelen

• Kosten vuilafvoer

• Advieskosten ten aanzien van huisvesting

 

C5

Postkamer & Repro

• Loonkosten van medewerkers postkamer en repro

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers postkamer en repro

• Koeriersdiensten direct samenhangend met postbehandeling (interne haal- en brengservices, stadsritten)

 

C6

Catering

(niet aan maken programma verbonden)

• Loonkosten medewerkers catering

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers catering

• Kosten koffieautomaten (afschrijving, automaat, koffie, thee)

• Kosten overige vrij verkrijgbare (voedings-)producten (suiker, melk, roerstaafjes, bekertjes etc.) (waarbij geen sprake is van een noodzakelijke declaratie of vergoeding van de medewerker)

• Kosten serviesgoed en keukengerei

D. ICT

D1

Automatisering en werkplek-ondersteuning

• Loonkosten medewerkers die zich bezighouden met automatisering en werkplekondersteuning

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers automatisering en werkplekondersteuning

• Kosten installatie en implementatie hardware en softwaresystemen

• Kosten onderhoud automatiseringshardware en -software

• Kosten onderhoud netwerk

• Kosten serviceovereenkomsten

• Desktop PC's en laptops

• Desk phones

• Printers, printer services, cartrigdes etc.

• Overige generieke hardware (hard drives, chargers, batterijen etc.)

• Werkpleksoftware

• Web based applicatiekosten

• Kosten generieke ICT-licenties en certificaten

• Afschrijvingen op licenties

• Verzekeringskosten hardware en software

• Kosten leasecontracten ICT-hardware en -software

• Doorberekening ICT-kosten NPO

• Kosten advies mbt ICT, automatisering en werkplekondersteuning

 

D2

Algemene ICT- infrastructuur

• Kosten internet en data hosting

• Internet abonnementskosten

• Kosten email hosting en VPN services

• Kosten interne en externe housing en hosting (servercapaciteit)

• Kosten domeinregistratie

• Netwerk- en systeemcomponenten (routers, switchers, interne bekabeling etc.)

• Netwerk- en systeemsoftware

• Kosten glasvezelverbindingen

E. Overige organisatiekosten

E1

Opleidingen en

trainingen

• Kosten opleiding en studie

• Kosten educatief verlof

• Kosten trainingen en cursussen (excl. direct aan programma’s gerelateerd)

• Kosten deelname (educatief) congres

• Kosten coaching

 

E2

Ziekteverlof en uitkeringen

• Loonkosten medewerkers langdurig ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverlof

• Kosten arbodienst

• Kosten bedrijfsarts

• Kosten zwangerschapsverlof

• Kosten zorgverlof

• Ontslagvergoedingen

• Kosten Sociaal Plan

• Dotatie reorganisatievoorzieningen samenhangend met personeel

 

E3

Algemene

Kredietrente

• Algemene lasten kredietrente, niet direct samenhangend met de financiering van huisvesting, ICT, productiefaciliteiten etc.

 

E4

Reis- en verblijfkosten indirect personeel

• Reis- en verblijfkosten binnenland en buitenland

• Parkeer, tol- en veergelden

• Auto km-vergoeding

• Autohuur (inclusief benzine)

• OV-jaarkaart en OV-fiets

• Visa, vergunningen en permits

 

E5

Telefoon-kosten indirect personeel

• Telefoonvergoeding

• Kosten abonnementen mobiele telefonie

• Gesprekskosten mobiele telefonie

• Mobiele telefoon hardware

• Telefoonkosten binnenland en buitenland

• Telefoonkosten centrale

• Projectkosten en advieskosten samenhangend met telefonie

 

E6

Algemene persoons-gebonden kosten

• Representatie binnenland en buitenland (voor indirect personeel)

• Kosten bedrijfsauto's

• Afschrijving bedrijfsauto's

• Werkgeversbijdrage kantinekosten

• Kosten dienstkleding (incl. wasserij en stomerij)

• Kerstpakket

• Geschenken, cadeaus, bloemen

• Gratificaties, jubilea, afscheid

• Personeeluitjes en -feesten

 

E7

Overige kosten indirect personeel

• Kantoorbenodigdheden (incl. magazijn)

• Vergader- en receptiekosten

• Abonnementen

• Lectuur, boeken en tijdschriften

• Relatiegeschenken

• Gedeclareerde catering indirecte functies

• Overige declaraties

¹ Onder loonkosten worden de volgende kosten verstaan: salariskosten, sociale lasten, pensioenlasten, december- en vakantie-uitkering, NRD-uitkering, arbeidsmarkttoeslagen, werkgeversbijdrage zorgverzekeringen.

Model VI Toelichting op nevenactiviteiten per cluster13

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

 

Cluster 1

Cluster 2

Cluster ...

Overig ¹

Totaal

Baten

         

2. Programmagebonden eigen bijdragen

         

3. Opbrengst programmabladen

         

4. Opbrengst overige nevenactiviteiten

         

6. Overige bedrijfsopbrengsten

         

7. Som der bedrijfsopbrengsten

         
           

Lasten

         

8. Lonen en salarissen

         

9. Sociale lasten

         

10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

         

11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

         

12. Directe productiekosten

         

13. Overige bedrijfslasten

         
           

14. Toerekeningorganisatie kosten

         

15. Som der bedrijfslasten

         
           

16. Bedrijfsresultaat

         
           

17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

         

18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

         

19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

         

20. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten

         

21. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

         
           

22.Som der financiële baten en lasten

         
           

23. Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen

         

¹ (Experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de voorgaande clusters zijn opgenomen.

Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit niet kostendekkend is, wordt deze nevenactiviteit separaat verantwoord. De informatie die over die nevenactiviteit dient te worden verstrekt staat in paragraaf 2.3.5 van dit Handboek.

Model VII sponsorbijdragen en bijdragen van derden14

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

           

specificatie bijdragen derden in €

 

Aantal

naam

totale

commerciële

NPO-Fonds

CoBO

Mediafonds ¹

overige

Titel Media-aanbod

afleveringen

organisatie

bijdrage in €

sponsoring

     

derden

                 
                 
                 
                 
                 
                 
                 

Aansluiting exploitatierekening----->>>>

0

0

0

0

0

0

                 
                 
                 
                 
                 
                 
                 

Aansluiting ‘vermindering van voorraad’ in balans ----->>>>

0

0

0

0

0

0

                 
                 
                 
                 
                 
                 

Totaal ontvangen bijdragen derden door buitenproducent---->>>>

0

0

0

0

0

0

¹ Het Mediafonds beëindigt in 2016 zijn activiteiten.

Verklaring kolommen

 

Media-aanbodtitel

De naam van het media-aanbod waarvoor een bijdrage van een sponsor of een derde is ontvangen.

Aantal afleveringen

Het aantal afleveringen van het media-aanbod waarop de bijdrage betrekking heeft.

Naam organisatie

De naam van de organisatie of instelling die een bijdrage heeft verstrekt.

Totale bijdrage in €

De financiële bijdragen die zijn ontvangen ten behoeve van media-aanbod. Dit betreft bijdragen van particulieren , ondernemingen, overheidsinstellingen, instellingen zoals genoemd in artikel 1.1,tweede lid MW 2008, overige organisaties.

 

Alle bijdragen die in de exploitatierekening zijn verantwoord worden vermeld. Het totaal sluit aan met de exploitatierekening.

 

Indien meerdere organisaties bijdragen hebben verstrekt voor één bepaald media-aanbod worden zij apart genoemd.

Commerciële sponsoring

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een particuliere onderneming.

CoBo, Mediafonds

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van één van deze fondsen.

Overige derden

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een overheidsinstelling, een instelling zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid MW 2008 of een overige organisatie of instelling hier niet eerder genoemd.

Model VIII Bartering-contracten15

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Bijlage 258289.png

Model IX Programmakosten per domein per platform16

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Domein

Televisie

 

NPO 1

NPO 2

NPO 3

Zapp(elin)

Totaal boekjaar

Nieuws

0

0

0

0

0

Opinie

0

0

0

0

0

Sport

0

0

0

0

0

Samenleving

0

0

0

0

0

Kennis

0

0

0

0

0

Expressie

0

0

0

0

0

Amusement

0

0

0

0

0

Bijzondere kosten*

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

Domein

Radio

 

NPO Radio 1

NPO Radio 2

NPO Radio 3

NPO Radio 4

NPO Radio 5

Totaal boekjaar

Nieuws

0

0

0

0

0

0

Opinie

0

0

0

0

0

0

Sport

0

0

0

0

0

0

Samenleving

0

0

0

0

0

0

Kennis

0

0

0

0

0

0

Expressie

0

0

0

0

0

0

Amusement

0

0

0

0

0

0

Bijzondere kosten*

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

Domein

Overig Media-aanbod

Nieuws

0

Opinie

0

Sport

0

Samenleving

0

Kennis

0

Expressie

0

Amusement

0

Bijzondere kosten*

0

Totaal

0

* Bijzondere kosten zijn kosten die zich kwalificeren als frictiekosten conform de van toepassing zijnde frictiekostenregeling van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

Model X Bedrijfsvoeringverklaring

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Op alle landelijke publieke omroepinstellingen is een omroepbrede gedragscode van kracht, te weten de ‘Gedragscode Goed Bestuur en Integriteit Publieke Omroep 2012’. [naam van de omroep] conformeert zich aan deze gedragscode. Een van de onderdelen van de ‘Gedragscode Goed Bestuur en Integriteit 2012’ is dat ieder jaar een bedrijfsvoeringverklaring wordt afgegeven door de leiding van [naam van de omroep].

Bedrijfsvoering is in deze verklaring als volgt gedefinieerd: ‘de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen binnen de organisatie om de gestelde (beleids)doelstellingen te kunnen realiseren’. Ten behoeve van deze verklaring zijn volgende onderwerpen nader beschreven:

  • Risicomanagement: de wijze van sturing en beheersing inzake de onderstaande risico’s:

    • strategische risico’s

    • operationele risico’s

    • financiële risico’s

    • compliance risico’s (naleving wet- en regelgeving)

  • Administratieve organisatie en het systeem van informatievoorziening

    • o Managementinformatiestromen

    • o Registratie van verplichtingen en contracten

  • Kwaliteitsborging: de wijze van sturing en beheersing inzake kwaliteitsdoelstellingen (beleid)

  • Personeel: de wijze van sturing en beheersing inzake personeelsdoelstellingen (beleid)

  • Integriteit:

    • o de wijze van sturing op en beheersing van integriteitsdoelstellingen (beleid);

    • o uitleg van afwijkingen betreffende de ‘Gedragscode Goed Bestuur en Integriteit Publieke Omroep 2012’; en informatie over misbruik en oneigenlijk gebruik

  • Scheiding van publieke en private geldstromen: sturing en beheersing inzake de scheiding van van hoofd- en neventaken

Van de bovenstaande onderwerpen is een beschrijving van de sturing en beheersing op hoofdlijnen in het bestuursverslag opgenomen.

[Optioneel]

Binnen [naam van de omroep] is in het bijzonder aandacht geweest voor de volgende onderwerpen:

  • [Vrij in te vullen onderwerpen waaraan specifieke aandacht is besteed]

  • ...

  • ...

Op basis van de huidige inzichten en onderkende risico’s verklaart het besturende orgaan van [naam van de omroep] dat niet is gebleken dat de bedrijfsvoering in 20XX niet heeft gefunctioneerd. Deze bedrijfsvoeringsverklaring heeft het besturende orgaan besproken met het toezichthoudende orgaan.

[Plaats], [Datum]

[ondertekening]

Bijlage Controleprotocol Publieke Media-instellingen

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?

Op basis van de artikelen 2.171, 2.172 en 2.179 MW 2008 is dit protocol van toepassing op de publieke media-instellingen.

Doel

De op basis van de artikelen 2.149 t/m 2.157 MW 2008 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: MOCW) ter beschikking gestelde budgetten worden via het Commissariaat verstrekt aan de raad van bestuur van de NPO, die deze gelden ter beschikking stelt aan de landelijke publieke media-instellingen. De Ster wordt op grond van artikel 2.105, derde lid, MW 2008 bekostigd door vermindering van de Ster-opbrengsten met de door de MOCW goedgekeurde uitgaven. Namens de MOCW verwacht de publieke media-instelling van de instellingsaccountant een verklaring van getrouwheid en van rechtmatigheid bij de jaarrekening van de publieke media-instelling. Het controleprotocol is bedoeld om de verwachtingen van MOCW vast te leggen ten aanzien van deze verklaringen. Deze verklaringen zijn mede de basis voor het oordeel van de departementale accountant bij de departementale jaarrekening.

Wettelijk kader

De landelijke publieke media-instellingen leggen op grond van artikel 2.171, eerste t/m derde lid, MW 2008, financiële rekening en verantwoording af aan het Commissariaat over de financiële rechtmatigheid van de uitgaven. Krachtens artikel 2.172, derde lid, MW 2008 zijn nadere regels gesteld voor de inrichting van de jaarrekening. Deze regels zijn opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen 2015 (hierna: Handboek). Voor het rechtmatigheidsoordeel controleert de instellingsaccountant de naleving van:

Een en ander zoals uitgewerkt in de Bijlage Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid en in de Bijlage Beleidsregels van het Commissariaat voor de Media.

Het object van controle is de verantwoording van de publieke media-instelling. De verantwoording bestaat uit de jaarrekening, het bestuursverslag volgens artikel 2:391 BW (inclusief de bedrijfsvoeringverklaring) en de overige gegevens van artikel 2:292 BW, eerste lid, onder b tot en met h. Bij de controle van de jaarrekening stelt de instellingsaccountant de getrouwheid daarvan vast. Hieronder worden mede verstaan de toedeling van de kosten naar radio- en televisieprogramma’s, overig media-aanbod, nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten en naar categorie (direct - organisatie).

De controle van de jaarrekening is tevens gericht op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en inkomsten. Op grond van zijn controlewerkzaamheden dient de instellingsaccountant een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel, zoals opgenomen in het model Controleverklaring, af te geven bij de jaarrekening18.

De instellingsaccountant stelt tevens vast dat geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek, dat het bestuursverslag inclusief de bedrijfsvoeringverklaring overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld en dat de in artikel 2:392, eerste lid, onder b tot en met h, BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Ook stelt hij vast dat, voor zover hij dit kan beoordelen, het bestuursverslag inclusief de bedrijfsvoeringverklaring verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, vierde lid, BW. Verder moet de accountant conform artikel 2:393 vaststellen of er in het licht van de tijdens de controle verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en haar omgeving, materiële onjuistheden in het bestuursverslag zijn vastgesteld met opgave van de aard van deze onjuistheden.

De controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Nadere Voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS) zoals uitgegeven door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en de aanwijzingen zoals opgenomen in dit controleprotocol. Bij de controle op de naleving van het bepaalde in de WNT dient de instellingsaccountant uit te gaan van het Controleprotocol WNT19 van het ministerie van BZK.

Procedure

De Ster stelt conform artikel 2.103 MW jaarlijks voor 1 juni diens bestuursverslag vast en dient die in bij MOCW. De landelijke publieke media-instellingen sturen in overeenstemming met artikel 2.171, tweede lid, MW 2008 vóór 1 mei de jaarrekening in bij het Commissariaat. Op grond van artikel 2.171, derde lid, MW 2008 zendt de NPO vóór 1 juli de opmerkingen over de jaarrekeningen tezamen met de jaarrekening van de NPO aan het Commissariaat. Het Commissariaat stelt op grond van de artikelen 2.173 en 7.6 t/m 7.8 MW 2008 vóór 1 september een verantwoording op over het beheer van de mediagelden in het voorgaande boekjaar, voorzien van een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel van de accountant van het Commissariaat, ten behoeve van MOCW. In deze verantwoording zijn de vaststellingen opgenomen van de mediabijdragen over voorgaande jaren voor alle publieke media-instellingen, die door tussenkomst van het Commissariaat worden bekostigd.

De accountant van het Commissariaat maakt voor de hiervoor genoemde verantwoording gebruik van de controleverklaringen bij de jaarrekeningen van de publieke media-instellingen. Daarnaast maakt hij gebruik van de jaarlijkse toetsing door het Commissariaat van de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediabijdragen.

Het Commissariaat is belast met de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van de besteding van mediagelden op basis van de jaarrekeningen van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO. De toetsing van de financiële rechtmatigheid geschiedt door het Commissariaat. Een van de beheermaatregelen die het Commissariaat ter beschikking staat, is het reviewen van de accountantscontroles bij de landelijke publieke media-instellingen en de NPO. Het doel van de review is het krijgen van inzicht in de kwaliteit en toereikendheid van de door de instellingsaccountants uitgevoerde werkzaamheden. De uitkomsten van deze review gebruikt de accountant van het Commissariaat voor de controle van de jaarrekening van het Commissariaat. Het Commissariaat kan de reviewtaak uitbesteden aan een registeraccountant. De reviews worden uitgevoerd mede op basis van een roulatiesysteem.

2. Reikwijdte accountantsonderzoek

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Onderzoeksaanpak

De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin expliciet rekening wordt gehouden met de aandachtspunten van dit controleprotocol. Dit controledossier vormt de basis voor een review die het Commissariaat kan (laten) uitvoeren. De instellingsaccountant controleert de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediagelden. De op de financiële rechtmatigheid van toepassing zijnde wettelijke bepalingen uit de MW 2008 en overige relevante wet- en regelgeving zijn limitatief aangegeven in bijlage ‘Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid'. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij over de naleving van deze bepalingen rapporteert in het accountantsverslag.

In bepaalde gevallen is een gesubsidieerde instelling in de zin van de Europese regelgeving een aanbestedende dienst. De accountant controleert in dat geval of de instelling de richtlijnen voor Europese aanbesteding naleeft. De accountant gaat na of bij in het controlejaar aangegane verplichtingen de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd. De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole fouten aan het licht brengt die de instelling niet herstelt, vermeldt de accountant deze in het accountantsverslag. Met betrekking tot de naleving van deze Europese regelgeving geldt een rapportagetolerantie van 0%.

Bij de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten kunnen door het Commissariaat aanwijzingen zijn gegeven. De instellingsaccountant betrekt de naleving van de aanwijzingen in zijn controle. Voor zover deze niet zijn nageleefd, maakt de instellingsaccountant daarvan melding in het accountantsverslag. Tevens weegt de instellingsaccountant eventuele fouten en onzekerheden die hieruit voortvloeien, bij de strekking van het getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel.

Voor de controle van de volledigheid van de sponsoropbrengsten van buitenproducenten (zie ook model VII), stelt de accountant vast of de meldingen die de omroeporganisatie van de buitenproducent in het boekjaar heeft ontvangen en vastgelegd in de administratie, allen zijn verantwoord in de toelichting op de jaarrekening. Tevens stelt de accountant vast of de omroeporganisatie schriftelijk heeft vastgelegd (bijvoorbeeld in contracten) dat buitenproducenten sponsoropbrengsten aan de omroeporganisatie moeten melden. Tekortkomingen in de interne beheersing omtrent buitenproducenten worden opgenomen in het accountantsverslag.

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen afwijkingen (onjuistheden en onzekerheden) voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.

Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties in het onderstaande schema:

Schema 1. Toleranties
 

Onjuistheden

(in de verantwoording)

Onzekerheden

(in de controle)

 

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeels-onthouding

Rechtmatigheid

% van de totale lasten

>1 en <3

=>3

>3 en <10

=>10

Getrouwheid

Balans (% van de balanstelling)

Exploitatierekening (% van de baten)

>5 en <10

>2 en <5

=>10

=>5

>5 en <10

>5 en <10

=>10

=>10

Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Geconstateerde fouten die invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en inkomsten, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden gecorrigeerd. Indien dit niet meer mogelijk is, gelden de tolerantiegrenzen zoals weergegeven in schema 1. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die invloed hebben op de getrouwheid van bestedingen en inkomsten gelden de toleranties die in schema 1 staan. De instelling corrigeert deze fouten als de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt alle fouten groter dan 0,1% van de lasten die niet zijn gecorrigeerd in het accountantsverslag.

Normenkader

De publieke media-instelling stelt de jaarrekening op in overeenstemming met de richtlijnen die zijn opgenomen in het Handboek, de richtlijnen die zijn opgenomen in BW 2 Titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

De instellingsaccountant controleert de jaarrekening van de publieke media-instellingen waarin, indien van toepassing, tevens opgenomen de verantwoording van de verenigingen van de publieke media-instellingen. De controle is gericht op het vaststellen van de getrouwheid van de jaarrekening en op de toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten. Onder financiële rechtmatigheid wordt verstaan dat alle financiële transacties van de publieke media-instelling hebben plaatsgevonden binnen de bepalingen die bij het wettelijke kader zijn weergegeven. Als een financiële transactie in strijd met het wettelijke kader heeft plaatsgevonden, dan merkt de instellingsaccountant het totale bedrag van de financiële transactie aan als een fout in de verantwoording. Het totaal aan financiële rechtmatigheidsfouten betrekt de instellingsaccountant bij het rechtmatigheidsoordeel.

De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging voor de bestuurders juist en volledig is. De verplichtingen, bedoeld in artikel 383 c van Titel 9 Boek 2 BW, zijn van toepassing. Dit betekent voor publieke media-instellingen dat zij een opgave op naamsniveau moet doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.

De accountant stelt aan de hand van de administratie van de publieke media-instelling integraal vast of de gegevens in de jaarrekening van de publieke media-instelling op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) juist en volledig zijn. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie alsnog in zijn verklaring. In dit kader wordt verwezen naar NBA Praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening.

3. Rapportages accountantsonderzoek

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Controleverklaring

De departementale accountant en het Commissariaat moeten beschikken over een rechtmatigheidsoordeel inzake de bestedingen en de inkomsten van de mediagelden zoals verantwoord in de jaarrekening, en een getrouwheidsoordeel inzake de jaarrekening. De instellingsaccountant van de publieke media-instelling verstrekt daartoe een controleverklaring inzake getrouwheid en financiële rechtmatigheid bij de jaarrekening. De instellingsaccountant hanteert bij het opstellen van de goedkeurende controleverklaring het voorgeschreven model dat bij dit controleprotocol is gevoegd.

In het model zijn specifieke teksten opgenomen inzake het Handboek, de WNT en financiële rechtmatigheid. Deze specifieke teksten neemt de accountant op in de controleverklaring.

De accountant stelt vast of de modelverklaring voor wat betreft de algemene teksten, zoals de overige bij wet gestelde eisen (waaronder bestuursverslag en overige gegevens), in overeenstemming zijn met de laatste controleverklaring bij de jaarrekening zoals deze is vermeld op de website van de NBA. Indien deze algemene teksten afwijken van de modelverklaring, neemt de accountant de algemene teksten over zoals vermeld op de website van de NBA.

Bij een niet-goedkeurende controleverklaring past de accountant het model aan overeenkomstig de betreffende voorbeeldteksten van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. De instellingsaccountant waarmerkt de jaarrekening20.

Accountantsverslag

De instellingsaccountant stelt een accountantsverslag op en deelt dit verslag met de raad van toezicht van de media-instelling. De raad van toezicht stuurt dit verslag naar het Commissariaat. In het accountantsverslag rapporteert de instellingsaccountant tenminste over de financiële beheershandelingen (alle genoemde onderdelen uit de bijlage Wet- en regelgeving, onderdeel ‘Financiële beheershandelingen’), materialiteitbepaling en overzicht van controleverschillen, het niet naleven van aanwijzingen van het Commissariaat en over niet door de instelling gecorrigeerde fouten.

Bijlage Model Controleverklaring

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT

Aan: het bestuur en de raad van toezicht van (naam instelling)

Verklaring over de jaarrekening 2016

Ons oordeel

Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2016 van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.

Naar ons oordeel:

  • geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van (naam instelling) per 31 december 2016 en van het resultaat over 2016 in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen 2016.

  • voldoen de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2016 in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen 2016.

De jaarrekening bestaat uit:

  • 1. de balans per 31 december 2016

  • 2. de exploitatierekening over 2016 en

  • 3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen 2016 en het controleprotocol WNT vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij zijn onafhankelijk van ...(naam instelling) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen 2016 en de bepalingen bij en krachtens de WNT. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat de totstandkoming van deze bedragen in overeenstemming dient te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen 2016. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de instelling in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de instelling te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is.

Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de instelling.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen 2016, het controleprotocol WNT, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude dan wel het niet rechtmatig tot stand komen van baten, lasten en balansmutaties, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling;

  • het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;

  • het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een onderneming haar continuïteit niet langer kan handhaven.

  • het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen;

  • het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.

Wij communiceren met de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Wij bevestigen aan de raad van toezicht dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met de raad van toezicht over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.

Verklaring betreffende het bestuursverslag en de overige gegevens

Ingevolge de bepalingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen 2016 vermelden wij:

  • dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen 2016 is opgesteld, en of de vereiste gegevens zijn toegevoegd.

  • dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Plaats en datum

... (naam accountantspraktijk)

... (naam accountant)

Bijlage Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Financiële transacties

 

Inhoud

Toelichting

Artikel Mediawet 2008

NPO

2.2 juncto 2.60

Besteding bekostiging

In dit artikel staat beschreven voor welke taken van de NPO de bekostiging gebruikt kan worden. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de regelingen en besluiten die te maken hebben met de coördinatie en ordening van de aanbodkanalen (artikel 2.60).

2.135

Besteding bekostiging

De inkomsten van de NPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft bepaald (zie artikel 2.136).

2.151, lid 1

Ontvangst bekostiging

Beschrijft de doorbetaling van de door de minister vastgestelde budgetten door het Commissariaat aan de raad van bestuur.

2.151, lid 2

Besteding bekostiging

Het artikel bepaalt waaraan de NPO de ontvangen budgetten moet besteden.

2.152

Grondslag voor berekening omvang bekostiging

Beschrijft op welke wijze het budget over de omroeporganisaties met erkenning verdeeld moet worden.

2.152a

Grondslag voor berekening omvang bekostiging

Beschrijft op welke wijze het budget over de omroeporganisaties met een voorlopige erkenning verdeeld moet worden.

     

2.154

Toepassen financiële sancties bij niet nakomen besluiten

Bepaalt wat de raad van bestuur als financiële sanctie kan opleggen als een instelling inbreuk heeft gemaakt op bindende besluiten van de raad van bestuur of een omroeporganisatie naar de mening van de raad van bestuur onvoldoende uitvoering geeft aan de bereidheid tot samenwerking ten behoeve van de landelijke publieke mediadienst.

2.155

Beslissingstermijn bekostiging

Bepaalt dat de raad van bestuur jaarlijks vóór 1 januari beslist over de verdeling van de budgetten.

2.157, lid 1

Uitvoering bekostiging

Beschrijft de wijze waarop landelijke publieke media-instellingen voorschotten ontvangen.

2.157, lid 2

Toepassen financiële sancties

Bepaalt de financiële sanctie als een instelling de jaarrekening niet tijdig indient.

2.157, lid 3

Toepassen financiële sancties

Bepaalt de financiële sanctie als een instelling gelden in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet uitgeeft.

2.167, lid 2

Ontvangst bekostiging

Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de Algemene mediareserve door het Commissariaat aan de raad van bestuur.

2.168, lid 2 en 3

Ontvangst bekostiging

Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de renteopbrengsten (op de Algemene mediareserve) door het Commissariaat aan de raad van bestuur.

2.174

Voorschriften voor reserves

Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod en voor het uitvoeren van de taken en werkzaamheden van de NPO gereserveerd moeten worden.

2.176, lid 2

Voorschriften voor reserves

Bepaalt dat als een deel van de gereserveerde gelden in enig jaar niet in het volgend jaar is besteed aan het doel waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn, er op verzoek van de raad van bestuur ontheffing mogelijk is.

7.16 lid 1, onderdeel b en lid 2

Toepassen financiële sancties

Bepaalt dat er geen recht bestaat op een financiële bijdrage voor de verzorging van het programma-aanbod en dat de bijdrage evenredig wordt verminderd als uren worden ingetrokken als sanctiemaatregel.

Landelijke publieke media-instellingen en de NPO

2.24 lid 1, onderdeel e en lid 2

Vaststellen bedrag van ledencontributie

Bepaalt dat de jaarlijkse contributie van de omroepvereniging tenminste € 5,72 bedraagt. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden aangepast.

2.105, lid 3 (Ster)

Inkomsten naar de overheid

Bepaalt dat de netto reclameopbrengsten naar de overheid gaan.

2.135, lid 1

Besteding bekostiging

De inkomsten van de NPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft bepaald (zie artikel 2.136).

2.135, lid 2

Besteding bekostiging

De landelijke publieke media-instelling die samenwerkingsomroep is, draagt ervoor zorg dat de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt, al hun inkomsten voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht gebruiken, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald.

2.136

Besteding eigen inkomsten

Verenigingsactiviteiten en dekking van verliezen van de vereniging door opbrengst programmabladen.

2.152a lid 3

Besteding bekostiging

Bepaalt dat de bekostiging gebruikt dient te worden voor verzorging van media-aanbod.

2.174

Voorschriften voor reserves

Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod gereserveerd moeten worden.

2.174a, lid 1, juncto artikel 16a van het Mediabesluit 2008

Voorschriften voor reserves

Bepaalt dat omroepverenigingen hun resultaat uit verenigingsactiviteiten tot een bedrag van € 750.000 kunnen reserveren voor verenigingsactiviteiten.

2.176

Voorschriften voor reserves

Bepaalt dat gereserveerde gelden voor de verzorging van media-aanbod in het volgende kalenderjaar worden besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn.

2.177

Voorschriften voor reserves

Bepaalt dat onrechtmatig uitgegeven of te veel gereserveerde gelden worden teruggevorderd door het Commissariaat.

 

2.153 lid 2 juncto 2.49 lid 2

   

2.174

   

2.176

   

2.177

   
 

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)

1.6

Onverschuldigde betalingen

Bepaalt hoe overschrijdingen aangemerkt worden.

2.1

Bezoldigingsmaximum

Dit artikel bepaalt wat de maximale bezoldiging is bij zowel voltijds als deeltijds dienstverband.

2.2

Bezoldigingsmaximum

Bepaalt het maximum voor toezichthoudende organen.

2.3

Bezoldigingsmaximum

Beschrijft hoe het maximum berekend moet worden.

2.10

Bezoldigingsmaximum

Beschrijft regels voor beëindiging dienstverband.

2.11

Bezoldiging

Beschrijft regels voor variabele beloningen.

7.3

 

Overgangsrecht

7.9

 

Bepaalt de ingangsdatum (24 november 2012 voor artikel 2.3 en verder 1 januari 2013).

Financiële beheershandelingen

 

Inhoud

Toelichting

Artikel Mediawet 2008

2.109

Sponsoring

Sponsorbijdragen worden rechtstreeks door de media-instelling schriftelijk bedongen of aanvaard.

2.113

Sponsoring

Sponsoring verantwoorden in de jaarrekening.

2.116, lid 1 juncto

artikel 14b Mediabesluit

Besteding bekostiging

Bepaalt dat het percentage onafhankelijk product minimaal 16,5% moet zijn.

2.132, lid 3

Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten dienen verband te houden of ten dienste te staan van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd te zijn aan het media-aanbod. Ze moeten op marktconforme wijze worden verricht en tenminste kostendekkend zijn.

2.134

Nevenactiviteiten

Betreft regels voor nevenactiviteiten.

2.141

Dienstbaarheid verbod

Bepaalt dat de de publieke media-instellingen met al hun activiteiten niet dienstbaar mogen zijn aan het maken van winst door derden.

2.142a

Inrichting organisatie

Bepaalt de scheiding tussen leiding en toezichthoudend orgaan

2.172

Van toepassingsverklaring titel 9 BW 2

 

2.178

Bedrijfsprocessen

Deugdelijke inrichting van de bedrijfsprocessen en een deugdelijke administratie.

     

Artikel Mediabesluit 2008

16

Resultaat programmabladen

Bepaalt dat inkomsten uit programmabladen jaarlijks tot ten hoogste het bedrag dat nodig is om een verlies van de omroepvereniging te dekken, worden besteed aan verenigingsactiviteiten.

16a

Bekostiging publieke mediadiensten

Omroeporganisaties die een erkenning of een voorlopige erkenning als bedoeld in artikel 2.23 van de wet hebben verkregen, kunnen netto inkomsten uit contributies en verenigingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.136 van de wet tot een bedrag van € 750.000 reserveren voor die verenigingsactiviteiten.

Beleidsregels nevenactiviteiten 2009

Landelijke en regionale publieke media-instellingen

11

Nevenactiviteiten

Een nevenactiviteit is kostendekkend wanneer deze niet indirect wordt bekostigd of anderszins ten laste komt van publieke omroepmiddelen.

12

Nevenactiviteiten

Regels voor positieve resultaten, compensatie negatieve resultaten en aanloopverliezen.

Indien er in de toekomst relevante wijzigingen/aanvullingen plaatsvinden in bovenstaande wet- en regelgeving, dan zijn deze onverkort van toepassing.

Bijlage Beleidsregels van het Commissariaat voor de Media

[Regeling vervallen per 23-02-2021 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2020]

Beleidsregel

Artikel nr.

Inhoud

Beleidsregels nevenactiviteiten 2016

Art. 8

Kostendekkendheid

 

Art. 9

Kostendekkendheid

 

Art. 10

Kostendekkendheid

 

Art. 14

Meldingsplicht experimentele nevenactiviteiten

 

Art. 15

Beëindiging nevenactiviteiten

Regeling sponsoring publieke media-instellingen 2016

Art. 14

Sponsorbijdrage rechtstreeks van de sponsors

Beleidsbrief Bartering

 

Schriftelijk overeenkomen van bartering en diverse voorwaarden waaraan die overeenkomst moet voldoen.

Beleidsregels reclame publieke media-instellingen 2011

Art. 6

Inkomsten reclame

 

Art. 7

Dienstbaarheidsverbod

Beleidsregels verenigingsactiviteiten

Artikel 4 t/m 9

Activiteiten die wel of niet als verenigingsactiviteit kunnen worden aangemerkt

 

Art. 10

Op geld waardeerbare voordelen voor leden

 

Art. 11

Op geld waardeerbare voordelen voor leden

 

Art. 12

Op geld waardeerbare voordelen voor leden

Beleidsbrief publiek-private samenwerking

 

Deze beleidsbrief kent geen specifieke bepalingen.

  1. De Raad voor de Jaarverslaggeving publiceert de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De Raad voor de Jaarverslaggeving is een orgaan waarin de werkgeversorganisaties, vakbonden, registeraccountants en beleggingsanalisten zijn vertegenwoordigd. De richtlijnen zijn voor de verslaggevingspraktijk van belang omdat ze volgens de Ondernemingskamer gezaghebbende kenbronnen vormen van in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar te beschouwen normen als in artikel 2:362 lid 1 BW (zie ook arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2006, NJ 2006/241). De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving kennen echter geen direct wettelijk kader. De wet verwijst namelijk niet expliciet naar de richtlijnen. De Stichting voor de Jaarverslaggeving is ook geen publiekrechtelijke rechtspersoon. ^ [1]
  2. Dit is afhankelijk van de afspraak die de publieke media-instelling hierover maakt met diens accountant. ^ [2]
  3. Het Mediafonds beëindigt in 2016 zijn activiteiten. ^ [3]
  4. De verantwoording van de kosten per domein conform model IX wordt verplicht met ingang van 1 januari 2017, te weten de verslaggeving over boekjaar 2017. ^ [4]
  5. Deze verdeling van kosten over domeinen (genres, zoals informatie en educatie) is niet van toepassing op de Ster, omdat deze organisatie uitsluitend reclameboodschappen verzorgt. ^ [5]
  6. Buiten beschouwing wordt gelaten: media-aanbod dat betrekking heeft op nieuws, sport, spel, reclame- en telewinkelboodschappen (inclusief omlijsting), zelfpromotie, en teletekst. Zie artikel 2.115 tot en met 2.121 van de MW 2008. ^ [6]
  7. Bron: artikel 5 BSPO (beleidslijn sponsoring publieke omroep van het CvdM, beleidsbrieven clusterindeling nevenactiviteiten 15/09/2009, 9/7/2009 en 23/12/2008, met kenmerken 18571\2009013905,2009010013 en SBO-0075B2-yw). ^ [7]
  8. In het geval van ontvangen of betaalde liquide middelen of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn, dient de waarde hiervan relatief gering te zijn, omdat bartering ruilhandel met gesloten beurzen betreft. De norm is dat de hiervoor genoemde waarde maximaal 5% van de totale ruilwaarde bedraagt. ^ [8]
  9. Brief d.d. 31 maart 2008 met kenmerk FTZ-001-402-mvl. ^ [9]
  10. Dit geldt niet voor de NPO. ^ [10]
  11. Uitzonderingen voor de Ster zijn bij het desbetreffende onderdeel aangegeven. ^ [11]
  12. Dit geldt niet voor de Ster. ^ [12]
  13. Voor officiële terminologie wordt verwezen naar de Mediawet 2008 en regelgeving van het Commissariaat voor de Media. Voor programmabladen en deelnemingen dient per individuele activiteit financiële verantwoording plaats te vinden. ^ [13]
  14. Voor officiële terminologie wordt verwezen naar de Mediawet 2008 en regelgeving van het Commissariaat voor de Media. ^ [14]
  15. Zie voor een nadere toelichting de beleidsbrief van het Commissariaat d.d. 31 maart 2008 met als kenmerk FTZ-001402-mvl. ^ [15]
  16. De toepassing van dit model is verplicht vanaf boekjaar 2017. ^ [16]
  17. Het Commissariaat stuurt een afschrift van de aanwijzingen naar de accountant van de landelijke publieke media-instelling, zodat die de volledigheid hiervan kan vaststellen. ^ [17]
  18. Het model Controleverklaring gaat er vanuit dat de accountant op basis van diens controle een goedkeurende controleverklaring kan afgeven. In de situatie waarin dit niet mogelijk is, past de accountant het model aan overeenkomstig de betreffende voorbeeldteksten van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). ^ [18]
  19. Staatscourant 2014, nr. 36280, 18 december 2014. ^ [19]
  20. Bij waarmerken wordt de specificatie ter identificatie gestempeld en geparafeerd door de accountant met als doel het identificeren van de stukken waarop de verklaring betrekking heeft. ^ [20]