Ministerie van Defensie, tav Hoofddirecteur Bedrijfsvoering
Met deze brief informeer ik u over de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met betrekking tot de geluidhinder veroorzaakt door schietinrichtingen van
uw ministerie, waar jaarlijks meer dan 3 miljoen schoten worden afgevuurd, explosieven
uit luchtvaartuigen worden geworpen, springterreinen en handgranaatbanen.
Ik ben voornemens dergelijke geluidhinder in het vervolg te beoordelen op een beoordelingswijze
die overeenkomt met de beoordelingswijze voor schietinrichtingen die met ingang van
1 januari 2016, met de inwerkingtreding van de zogenaamde ‘4e tranche wijziging van het Activiteitenbesluit’ (Stb. 2015, nr. 337), vallen onder
het Activiteitenbesluit milieubeheer (algemene regels). Hiermee wordt de beoordelingswijze van geluid afkomstig van vergunningplichtige
militaire schietinrichtingen op basis van de beleidsnota ‘Beleid inzake Militair Schietgeluid’
van 25 februari 2013 (hierna: beleidsnota) verlaten.
De nieuwe beoordelingswijze houdt in dat de geluidsbelasting veroorzaakt door een
vergunningplichtige schietinrichting wordt berekend door middel van een nieuwe rekenmethode
die afwijkt van de momenteel geldende beleidsnota en die beter rekening houdt met
het specifieke karakter van het schietgeluid. Deze methode is beschreven in bijlage 9 van de Activiteitenregeling milieubeheer. Voorts wordt door mij in het kader van de beoordeling van uw vergunningaanvraag
een voorkeurswaarde van 50 dB Bs,dan en een maximale waarde van 60 dB Bs,dan aangehouden op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige terreinen als bedoeld
in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
Ik ben voornemens te bevorderen dat de in deze brief beschreven nieuwe beoordelingswijze
van geluid afkomstig van vergunningplichtige militaire schietinrichtingen wordt vastgelegd
in een wettelijke regeling. Het is mijn bedoeling dit op te nemen in een van de uitvoeringsregelingen
van de Omgevingswet. In de loop van 2019 zal deze nieuwe regelgeving naar verwachting in werking treden.
De Minister van Infrastructuur en Milieu is op grond van het Besluit omgevingsrecht bevoegd gezag voor een deel van de inrichtingen die tot de krijgsmacht behoren. Onder
die inrichtingen bevinden zich onder meer de schietinrichtingen. Voor deze inrichtingen
geldt een vergunningplicht. De Inspectie Leefomgeving en Transport is namens de minister verantwoordelijk voor
de voorbereiding en het nemen van de primaire besluiten. In zijn hoedanigheid van
bevoegd gezag heeft de minister in de afgelopen jaren per vergunning de toelaatbaarheid
van het aangevraagde gebruik en de daarbij behorende schietgeluidbelasting getoetst.
Daarbij is de beleidsnota ‘Beleid inzake Militair Schietgeluid’ gebruikt die uitgaat
van de Rating Sound Level. Dit beleidstandpunt gaat in op de reken- en beoordelingsmethode
alsmede de normstelling voor militair schietgeluid, maar blijkt in de praktijk te
beperkt en onnauwkeurig.
Met bovengenoemde recente wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht is het merendeel van de schietbanen, schietkampen en schietterreinen onder de algemene
milieuregels gebracht en is de vergunningplicht voor een belangrijk deel van deze
inrichtingen vervallen. Een aantal schietinrichtingen blijft wel als vergunningplichtige
inrichting in het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen. Dit betreft de schietinrichtingen
waar jaarlijks meer dan 3 miljoen schoten worden afgevuurd, waar explosieven uit luchtvaartuigen
worden geworpen, de springterreinen en de handgranaatbanen. In de Activiteitenregeling milieubeheer (Stcrt. 2015, nr. 29035) is een nieuwe rekenmethode voor het schietgeluid voor inrichtingen
opgenomen die vallen onder de algemene geluidregels. Tevens is in die regeling een
nieuwe beoordelingsmaat voor schietlawaai geïntroduceerd, de Bs,dan, die beter met de ervaren hinder correleert dan de tot dan toe gebruikte dosismaat.
Het is mijn bedoeling de beoordeling van het geluid afkomstig van alle militaire schietinrichtingen,
verder te harmoniseren en ook voor de vergunningplichtige schietinrichtingen de dosismaat
Bs,dan te hanteren. Een dosismaat die beter met de ervaren hinder correleert dan de tot
nu toe in de beleidsnota gebruikte dosismaat. Voorts blijkt dat voor de vergunningverlening
de bestaande reken- en meetmethoden uit de beleidsnota te beperkt en te onnauwkeurig
zijn om voor schietgeluid te kunnen worden toegepast. Daarom heb ik besloten de bovengenoemde
nieuwe rekenmethode voor schietlawaai in het vervolg ook toe te passen bij de vergunningplichtige
schietinrichtingen.