Voorbeeld
[Regeling vervallen per 01-05-2020]
Op het moment van de belangenwijziging staat vast dat de waarde van de aanwezige onroerende
zaak aanzienlijk lager is dan de boekwaarde. Het bij een latere verkoop gerealiseerde
verlies wordt met toepassing van artikel 20a alsnog van verrekening uitgesloten. Hier staat tegenover dat ook rekening mag worden
gehouden met aanwezige positieve stille reserves (vergelijk de mogelijkheid tot herwaardering
in artikel 20a, twaalfde lid).
Als op het moment van de belangenwijziging een latente winst aanwezig is, wordt die
winst bij latere realisatie alsnog met toepassing van artikel 20a, negende lid, van verrekening uitgesloten.
Over de toepassing van artikel 20a in deze situaties bestaat nog geen jurisprudentie. Die is er wel over de toepassing
van artikel 20, vijfde lid (oud), van de Wet Vpb. Het betreft zowel situaties waarin sprake is van latent aanwezige winsten als verliezen.
De Hoge Raad heeft beslist dat het niet met de strekking van artikel 20, vijfde lid
(oud), van de Wet Vpb verenigbaar is om dit voorschrift toe te passen voor zover verliezen
worden verrekend met winsten welke voortvloeien uit stille reserves, die in het lichaam
aanwezig waren ten tijde van de aandeelhouderswisseling (arrest van 12 februari 1986,
nr. 23 275). Van zodanige onverenigbaarheid is volgens de Hoge Raad ook sprake als
ten tijde van de overgang stille reserves aanwezig zijn in bedrijfsmiddelen, die na
dat tijdstip worden gebruikt om winst te behalen.
Daartegenover staat dat het met de strekking van artikel 20, vijfde lid (oud), van de Wet Vpb evenmin verenigbaar is om de toepassing ervan achterwege te laten als ten tijde van
de aandeelhouderswisseling (fiscaal) negatieve (stille) reserves aanwezig zijn. Verder
besliste de Hoge Raad dat ook na het jaar van staking tot uitdrukking gebrachte verliezen
tot de gestaakte onderneming kunnen worden gerekend ook al zijn de verliezen pas genomen
na het moment van de staking (arrest van 22 maart 1995, nr. 29 493, ECLI:NL:HR:1995:AA1559).
In lijn hiermee is een arrest gewezen inzake de verrekening van meegekochte liquidatieverliezen.
Het strookt met strekking van artikel 20, vijfde lid (oud), van de Wet Vpb, de bepaling
ook toe te passen voor zover de verliezen in fiscale zin weliswaar pas zijn gerealiseerd
na de overgang van belangen, maar voortvloeien uit feiten en omstandigheden die zich
vóór die overgang hebben voorgedaan (Hoge Raad, 9 april 2004, nr. 39 406, ECLI:NL:GHSGR:2003:AF4105).
Deze jurisprudentie acht ik ook van betekenis voor de toepassing van artikel 20a. Voorwaarde is wel dat de verliezen materieel aanwezig zijn op het moment van de
belangenwijziging.