Het OM heeft het gezag over de opsporing. Dat laat onverlet dat de politie, zeker
bij veel voorkomende criminaliteit (VVC) zaken, in beginsel in individuele zaken,
binnen het kader van deze aanwijzing en de gemaakte afspraken in de driehoek, zelf
bepaalt of in een zaak tot opsporing wordt overgegaan. Dat is aan de orde bij zaken
waarbij is vastgesteld dat er onvoldoende indicatie voor verder opsporingsonderzoek
is, zoals het geval is wanneer er geen verdachte kan worden geïdentificeerd. Het vroegtijdig
beëindigen (‘opleggen’) van een zaak door de politie is geen sepotbeslissing; er is
sprake van een beslissing om niet (verder) op te sporen, en dus niet van een beslissing
om niet (verder) te vervolgen. In bijzondere gevallen kan het OM de beslissing van
de politie heroverwegen. Ook een aangever die het niet eens is met een dergelijke
politiebeslissing kan het OM vragen om heroverweging daarvan.
Bij beëindiging van een zaak waarin een verdachte is geïdentificeerd, is wel sprake
van een sepotbeslissing. Dan is immers sprake van een beslissing over niet (verder)
vervolgen. Dat is een verantwoordelijkheid van het OM. Een aangever die het niet eens
is met de OM-beslissing kan het Hof vragen om heroverweging van de genomen beslissing.
(beklag over niet vervolgen ex art. 12 Sv).
Het OM biedt voor politiebeslissingen omtrent oppakken en vroegtijdig beëindigen van
zaken een beleidskader in de vorm van deze ‘aanwijzing voor de opsporing’ waarbij,
met name voor VVC zaken, ruimte is voor een lokale uitwerking daarvan.
Schematisch zijn de verantwoordelijkheden als volgt:
VVC zaken:
Verantwoordelijkheid politie:
Verantwoordelijkheid OM:
HIC/Ondermijnende criminaliteit:
Verantwoordelijkheid politie/opsporingsdienst:
Verantwoordelijkheid OM:
-
– Geeft als bevoegd gezag leiding aan de opsporing voor deze categorie misdrijven
-
– Beslist over duur en wijze van de opsporing en (mogelijke) beëindiging van de opsporing,
in samenspraak met de politie.
-
– Beslist over al dan niet vervolging van de geïdentificeerde verdachte
Het OM is bij HIC/Ondermijningszaken vroegtijdig en intensief betrokken bij beslissingen
omtrent (verder) opsporen via de (al dan niet integrale) weeg- en stuurploegen. De aanwijzing voor de opsporing heeft voor die zaken daarom een ander karakter dan
voor de veel voorkomende criminaliteit. In VVC zaken heeft de politie in beginsel een eigen bevoegdheid om beslissingen
te nemen, uiteraard binnen het afwegingskader uit deze aanwijzing. VVC zaken komen
via het ZSM proces op de selectietafel. Dat vraagt om een hoogwaardig screeningsproces.
Waar nodig kan het ZSM-proces een (beperkte) sturende rol spelen in de selectie van
zaken die voor opsporing in aanmerking komen, met name waar het gaat om bespreekzaken
(VVC-zaken waarin vanuit de politie behoefte bestaat aan afstemming met het OM). Via
ZSM kan het OM zicht houden op de aard van de instroom, de kwaliteit van het aangifteproces
en van de genomen politiebeslissingen, zowel op het niveau van individuele zaken als
op macroniveau.
Gezien het verschil in directe betrokkenheid van het OM en daarmee samenhangend het
verschil in de rol van de Aanwijzing voor de opsporing, wordt onderscheid gemaakt
in het afwegingskader tussen VVC-zaken enerzijds en HIC- en ondermijningszaken anderzijds.
De sturing op zaken die integraal worden aangepakt komt aan de orde bij HIC en ondermijningszaken.
Voorafgaand daaraan wordt het kader geboden voor heterdaad- en ‘kant-en-klaar’-zaken.