3.1. Uitgangspunt
[Regeling vervallen per 01-12-2018]
Een aansluitende inverzekeringstelling is binnen de grenzen van de wettelijke mogelijkheden
en mede gelet op de uitspraken van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens
slechts toelaatbaar in die gevallen waarin aan de volgende drie cumulatieve eisen
is voldaan:
-
a.
tijdens de eerste inverzekeringstelling is een nieuwe verdenking gerezen dat de verdachte zich, al dan niet in een ander arrondissement, heeft schuldig gemaakt
aan een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en er zijn ook
-
b. gewichtige redenen, gelegen in het belang van de opsporing, die nopen tot deze handelwijze,
terwijl
-
c. ter zake van de eerdere feiten de bewaring nog niet kon worden gevorderd en aan een
vordering tot bewaring ter zake van de later opgekomen verdenking nog nader onderzoek
vooraf moet gaan.
Volledig uitsluiten van aansluitende inverzekeringstellingen is in de praktijk niet
mogelijk. Een verdachte tegen wie tijdens een eerste inverzekeringstelling nieuwe
verdenkingen rijzen zou, als voor de eerder gebleken feiten bewaring niet kan worden
gevorderd, eerst in vrijheid gesteld moeten worden om direct daarna weer te worden
aangehouden op grond van een tijdens de eerste termijn van de inverzekeringstelling
gerezen verdenking.
Gezien het beperkt aantal gevallen waarin tot dusverre een aansluitende inverzekeringstelling
plaatsvond en de verscheidenheid daarvan lijkt het voorshands niet noodzakelijk, zoal
mogelijk, de hiervoor onder b. genoemde gewichtige redenen in het belang van de opsporing
nader te definiëren.
Een algemene waarborg voor de uitzonderlijke situatie waarin de aansluitende inverzekeringstelling
kan plaatsvinden, kan gevonden worden in het voorschrift dat de hulpofficier van justitie
daartoe vooraf de toestemming van de officier van justitie behoeft.
Als de verdachte na heenzending nogmaals in verzekering wordt gesteld, dient uitgangspunt
te blijven dat hij binnen drie dagen en 15 uren, te rekenen vanaf het tijdstip van
de eerste aanhouding (feit a), ter toetsing van de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming voor de rechter-commissaris
wordt geleid. Als de verdachte voor het eerste feit wordt heengezonden, direct voor
het nieuwe feit (feit b) wordt aangehouden en in verzekering gesteld, gaat de drie
dagen en 15 uren weer opnieuw lopen, namelijk vanaf het moment van aanhouding voor
feit b.