Besluit markttoezicht registerloodsen

Geraadpleegd op 04-05-2024.
Geldend van 01-10-2008 t/m 31-03-2013

Besluit van 20 december 2007, houdende bepalingen in verband met de invoering van markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en een herziening van de loodsgeldtariefstructuur (Besluit markttoezicht registerloodsen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 2007, nr. HDJZ/SCH/2007 - 1217, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 21, tweede lid, 27d, eerste en tweede lid, en 27l, eerste en derde lid, van de Loodsenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 oktober 2007, nr. W09.07.0356/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 december 2007, nr. HDJZ/SCH/2007-1654, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Bevoegde autoriteit: de voor een scheepvaartweg of gedeelte daarvan krachtens artikel 1, onder a, van het Loodsplichtbesluit 1995 aangewezen autoriteit;

binnenhaven: een haven die niet in de bijlage bij dit besluit als zeehaven is aangewezen;

call: een combinatie van een loodsreis van zee naar een zeehavengebied en een loodsreis naar zee vanuit hetzelfde zeehavengebied via dezelfde vaarroute;

frequentiekorting: een korting op de loodsgeldtarieven als bedoeld in artikel 4.15;

cluster van zusterschepen: twee of meer zusterschepen die door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon worden geëxploiteerd;

consortium: twee of meer zusterschepen die onderdeel vormen van een samenwerkingsverband waarin schepen regelmatig volgens een vast lijndienstschema, dat op een voor de sector gebruikelijke wijze bekend is gemaakt, eenzelfde daarbij vooraf vastgestelde Nederlandse haven aanlopen;

loodsreis: reis met een zeeschip ten behoeve waarvan een registerloods zijn functie, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet, uitoefent;

organisatie: de krachtens artikel 15a, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet aangewezen organisatie;

uiterton: een punt als zodanig in de bijlage van dit besluit aangewezen;

wet: Loodsenwet;

zeehaven: de haven en de daartoe behorende scheepvaartwegen die als zodanig in de bijlage bij dit besluit zijn aangewezen;

zeehavengebied: de havens of ligplaatsen, gelegen in of aan:

  • 1°. de scheepvaartwegen, genoemd in onderdeel I.1,

  • 2°. de scheepvaartwegen, genoemd in onderdeel I.2, exclusief de Vlierede,

  • 3°. de scheepvaartwegen, genoemd in onderdeel I.3, exclusief de rede van Texel,

  • 4°. de scheepvaartwegen, genoemd in onderdeel II,

  • 5°. de scheepvaartwegen, genoemd in onderdeel III, of

  • 6°. de scheepvaartwegen, genoemd in onderdeel IV, onder 4, 5, 6 en 7 van de bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet;

zeemijl: de mijl van 1852 m;

zeewaarts: aan de open zeezijde;

zusterschepen: schepen die ten opzichte van elkaar voldoen aan de volgende eisen:

  • 1°. gelijkheid van type, volgens Lloyd's Register of Ships;

  • 2°. een verschil wat betreft de lengte over alles, de maximale diepgang op de zomerlastlijn, alsmede de maximale breedte van, respectievelijk, niet meer dan 10%, 15% en 20%;

  • 3°. een overeenkomstige uitrusting en inrichting van de brug en de navigatie-instrumenten, en,

  • 4°. overeenkomende manoeuvreer-eigenschappen, in het bijzonder ten aanzien van de boeg- en hekschroeven, het motorvermogen, het roertype, de draairichting en het type van de schroef.

Hoofdstuk 2. Kostentoerekeningssysteem

§ 1. Inrichting kostentoerekeningssysteem

Artikel 2.1

Het kostentoerekeningssysteem, bedoeld in artikel 27b van de wet, wordt ingericht overeenkomstig deze paragraaf.

Artikel 2.2

Kosten die geheel aan een afzonderlijke dienst of taak, bedoeld in artikel 27a van de wet, kunnen worden toegerekend, worden slechts aan de desbetreffende dienst of taak toegerekend.

Artikel 2.3

Kosten die gedeeltelijk aan een dienst of taak, bedoeld in artikel 27a van de wet, en gedeeltelijk aan een of meer andere diensten of taken kunnen worden toegerekend, worden slechts in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik of verbruik toegerekend aan de desbetreffende dienst of taak, bedoeld in artikel 27a van de wet.

Artikel 2.4

Kosten die niet kunnen worden toegerekend aan een dienst of taak, bedoeld in artikel 27a van de wet, worden niet in het kostentoerekeningssysteem opgenomen.

Artikel 2.5

Indien de inkomsten uit andere diensten of taken dan die, bedoeld in artikel 27a van de wet, minder bedragen dan 1% van de totale inkomsten uit alle tarieven vastgesteld krachtens artikel 27f, eerste en tweede lid, van de wet, en de kosten van die andere diensten of taken de inkomsten niet overtreffen, kunnen, in afwijking van de artikelen 2.3 en 2.4, de kosten gemoeid met deze diensten of taken worden toegerekend aan diensten of taken, bedoeld in artikel 27a van de wet. In dat geval worden de opbrengsten van die andere diensten of taken ook aan de desbetreffende diensten of taken, bedoeld in artikel 27a van de wet toegerekend.

Artikel 2.6

Kosten gemoeid met de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a, van de wet, met de evenredigheid, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder b, van de wet, en met de waarborg, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder c, van de wet, worden toegerekend aan de loodsgeldtarieven.

Artikel 2.7

De volgende kosten worden niet toegerekend:

  • a. de kosten van goodwill;

  • b. verbeurde boetes en dwangsommen.

Artikel 2.8

Het kostentoerekeningssysteem bevat:

  • a. een beschrijving van de gebruikte methoden van berekening en toerekening van de kosten;

  • b. een vermelding van de rechtspersoon, het samenwerkingsverband of het organisatieonderdeel waaraan de desbetreffende kostenpost toevalt;

  • c. zowel een gelijktijdige als een volgtijdelijke toerekening van opbrengsten en kosten.

Artikel 2.9

  • 1 Kosten worden berekend en toegerekend op grond van algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes.

  • 2 Bij de toerekening van kosten wordt onderscheid gemaakt tussen de kosten van duurzame en niet-duurzame productiemiddelen.

  • 3 De toerekening van de kosten van duurzame productiemiddelen is gebaseerd op afschrijvingsmethoden en -termijnen die volgens algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes zijn bepaald.

  • 4 Kosten van materiële vaste activa worden berekend op basis van de historische kostprijs. Toerekening vindt plaats vanaf het moment dat deze activa in gebruik worden genomen.

  • 5 De toerekening van niet-duurzame productiemiddelen is gebaseerd op de werkelijke kosten.

  • 6 De berekening van vermogenskosten is gebaseerd op een methode, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende parameters, die voldoet aan algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes. De raad van bestuur stelt deze methode en parameters bij besluit vast.

Artikel 2.10

  • 1 De toerekening van de kosten, gemoeid met het loodsen van zeeschepen vindt eerst plaats naar rato van het aantal loodsreizen verricht in elk krachtens artikel 27d, eerste lid, van de wet aangewezen zeehavengebied en vervolgens met inachtneming van de in hoofdstuk 4 vastgestelde maatstaven.

  • 2 Bij de toerekening van de kosten gemoeid met het loodsen van zeeschepen wordt inzicht gegeven in de kosten voor de onderscheiden krachtens artikel VII van de Wet markttoezicht registerloodsen vast te stellen klassen van schepen.

§ 2. Procedurele bepalingen

Artikel 2.11

  • 1 De algemene raad zendt een door de ledenvergadering overeenkomstig artikel 27b, eerste lid, van de wet vastgesteld kostentoerekeningssysteem ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop het van kracht zijnde kostentoerekeningssysteem zijn geldigheid verliest aan de raad van bestuur.

  • 2 Indien de raad van bestuur toepassing geeft aan artikel 27b, zesde lid, van de wet, stelt hij daarbij de termijn vast waarbinnen de ledenvergadering het toerekeningssysteem wijzigt. De algemene raad zendt het door de ledenvergadering vastgestelde kostentoerekeningssysteem binnen een week na de datum van vaststelling aan de raad van bestuur.

Hoofdstuk 3. Index uurtarief arbeidsvergoeding

Artikel 3.1

De indexering, bedoeld in artikel 27d, tweede lid, van de wet is het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, telkens toe te passen over de periode van 12 maanden, eindigend op de laatste dag van de maand februari van het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor een tariefvoorstel als bedoeld in artikel 27c van de wet wordt gedaan.

Hoofdstuk 4. Loodsgeldtarieven, andere tarieven en leveringsvoorwaarden

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 4.1

Een kostengeoriënteerd tarief en een kostengeoriënteerde vergoeding voldoen aan de eis dat de geraamde opbrengst uit het betrokken tarief, onderscheidenlijk de betrokken vergoeding, in een kalenderjaar niet meer bedraagt dan de som van:

Artikel 4.2

Een tarief of vergoeding is redelijk in verhouding tot de geleverde dienst.

§ 2. Algemene maatstaven voor de loodsgeldtarieven

Artikel 4.3

De loodsgeldtarieven worden onderscheiden in een zeeloodsgeldtarief, verder aan te duiden als Z-tarief, een binnenloodsgeldtarief, verder aan te duiden als B-tarief, en loodsvergoedingen.

Artikel 4.4

  • 1 Voor de bepaling van het Z-tarief en het B-tarief geldt als grondslag de diepgang van zeeschepen in decimeters. De halve decimeter en daar beneden wordt niet gerekend, wat daar boven gaat wordt als gehele decimeter gerekend.

  • 2 Voor de bepaling van het B-tarief geldt mede als grondslag de tijdens de loodsreis door het desbetreffende zeeschip afgelegde afstand in zeemijlen.

  • 3 Voor de bepaling van het Z- en B-tarief geldt mede als grondslag de frequentie waarmee een schip dan wel twee of meer zusterschepen die geëxploiteerd worden door eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon of consortium een zeehaven of zeehavengebied aandoen.

  • 4 Voor de bepaling van de loodsgeldtarieven kunnen ter uitvoering van het Koninkrijk bindende verdragen, besluiten van volkenrechtelijke organisaties, of andere internationale afspraken uitsluitend of mede andere dan in het eerste tot en met derde lid genoemde grondslagen worden gehanteerd.

Artikel 4.5

Het Z-tarief wordt geheven:

  • a. voor loodsreizen van uit zee komende of naar zee gaande schepen, welke bestemd zijn voor of komen van een zeehaven, van een positie zeewaarts van de uiterton tot in die zeehaven of omgekeerd;

  • b. voor loodsreizen van uit zee komende of naar zee gaande schepen, welke bestemd zijn voor of komen van een binnenhaven, voor het gedeelte van een positie zeewaarts van de uiterton tot op de scheepvaartweg voor de voorbij te varen zeehaven, of omgekeerd;

  • c. voor loodsreizen van uit zee komende of naar zee gaande schepen die de meridiaan 4° 47' 00" E passeren op het gedeelte van die meridiaan dat in het noorden wordt begrensd door de zuidzijde van Texel en in het zuiden wordt begrensd door het vasteland van Noord-Holland, zeewaarts van die meridiaan;

  • d. voor loodsreizen van uit zee komende of naar zee gaande schepen die de uiterton IJmuiden, genoemd in de bijlage, passeren, zeewaarts van die uiterton.

Artikel 4.6

Het B-tarief wordt geheven:

  • a. voor loodsreizen tussen zee- en binnenhavens, dan wel tussen binnenhavens onderling, of in binnenhavens, en wordt berekend naar de afgelegde afstand tussen of in die havens;

  • b. voor loodsreizen naar, tussen en in binnenhavens die in Noord-Holland zijn gelegen, voor de scheepvaartwegen die niet zeewaarts van het gedeelte van de meridiaan 4° 47' 00" E dat in het noorden wordt begrensd door de zuidzijde van Texel en in het zuiden wordt begrensd door het vasteland van Noord-Holland zijn gelegen, alsmede voor de scheepvaartwegen die niet zeewaarts van de uiterton IJmuiden, genoemd in de bijlage, zijn gelegen.

Artikel 4.7

Indien gedurende de loodsreis voor of in een zeegat, op de rede dan wel op de binnenwateren wordt geankerd en de reis daarna weer wordt voortgezet, wordt deze loodsreis voor de berekening van het verschuldigde loodsgeld daardoor niet aangemerkt als te zijn geëindigd of onderbroken, mits gedurende het voor anker liggen geen lading wordt ingenomen of gelost of passagiers aan boord worden genomen of ontscheept.

Artikel 4.8

De loodsreizen van zeeschepen van of naar een zeehaven, dan wel van of naar een binnenhaven, vangen aan of eindigen op de ligplaats in die haven.

Artikel 4.9

  • 1 Indien de diepgang van een zeeschip gedurende de loodsreis wijziging ondervindt, wordt het loodsgeld volgens het Z- of B-tarief voor het gehele zee- of binnentraject berekend naar de grootste diepgang.

  • 2 Toename van de diepgang als gevolg van onvoorziene schade of ongeval gedurende de loodsreis, wordt voor de berekening van het loodsgeld niet in aanmerking genomen.

Artikel 4.10

  • 1 Indien de kapitein van een zeeschip gelijktijdig gebruik maakt van de diensten van meer dan een loods, omdat hij daartoe krachtens een wettelijk voorschrift verplicht is, is eenmaal loodsgeld volgens het Z- of B-tarief verschuldigd, alsmede, voor zover er loodsvergoedingen verschuldigd zijn, evenzoveel vergoedingen als er loodsen aan boord zijn.

  • 2 Indien een kapitein van een zeeschip gelijktijdig gebruik maakt van de diensten van meer dan een loods, zonder dat hij daartoe krachtens een wettelijk voorschrift verplicht is, is evenveel maal loodsgeld verschuldigd als er loodsen aan boord zijn, alsmede, voor zover er loodsvergoedingen verschuldigd zijn, evenzoveel vergoedingen als er loodsen aan boord zijn.

Artikel 4.11

Indien kapiteins van andere dan zeeschepen van de diensten van een loods gebruik maken, is hiervoor loodsgeld volgens de voor zeeschepen geldende tarieven verschuldigd.

§ 3. Bijzondere maatstaven voor de loodsgeldtarieven

Artikel 4.12

  • 1 De raad van bestuur stelt bij besluit een verhogings- of verlagingsfactor vast voor het in rekening te brengen tarief in verband met bijzondere loodsreizen.

  • 2 Een verhogings- of verlagingsfactor kan betrekking hebben op het in rekening te brengen Z-tarief, het in rekening te brengen B-tarief of de in rekening te brengen loodsvergoedingen.

  • 3 Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, worden tevens rekenregels vastgesteld voor de gevallen waarin een loodsreis om meer dan één reden als bijzondere loodsreis moet worden aangemerkt, alsmede een afrondingsregel.

Artikel 4.13

Als bijzondere loodsreis worden de volgende loodsreizen aangemerkt:

  • a. een reis waarbij een loods zeewaarts van de uiterton wordt overgenomen en weer ontscheept zonder de uiterton voorbij te varen;

  • b. het voorloodsen van een schip, al dan niet door voorvaren, als gevolg van weersomstandigheden;

  • c. het loodsen op afstand vanaf de wal onder omstandigheden als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van het Voorschriftenbesluit registerloodsen;

  • d. het terugkeren van een schip tijdens een loodsreis, zonder dat de loodsreis eindigt op de wijze, bedoeld in artikel 4.8;

  • e. het loodsen van een naar het oordeel van de bevoegde autoriteit niet behoorlijk bestuurbaar schip;

  • f. het loodsen van een schip waarbij het bevaren van een scheepvaartweg als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, of 11, eerste lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet of, voor zover een schip een haven, anker- of ligplaats in Nederland als bestemming of vertrekpunt heeft, de Westerschelde, haar mondingen of het Kanaal van Gent naar Terneuzen, naar het oordeel van de bevoegde autoriteit ernstig wordt bemoeilijkt als gevolg van ijsgang;

  • g. het loodsen van een schip dat in een zeegat of op de binnenwateren als gevolg van weersomstandigheden een veilige ligplaats moet innemen;

  • h. het loodsen van gesleepte schepen, anders dan bij het gebruikmaken van sleepboothulp bij het in- of uitvaren van een haven, dok of rede, of als gevolg van tijdens de reis ontstane bijzondere omstandigheden;

  • i. het loodsen van schepen tijdens proefvaarten;

  • j. het loodsen van schepen bij verhaalreizen;

  • k. het loodsen van schepen bij haal- of meeneemreizen.

§ 4. Aanwijzing zeehavengebieden

Artikel 4.14

  • 2 Aan deze zeehavengebieden worden ten behoeve van de tarifering achtereenvolgens de volgende benamingen toegekend:

    • 1°. Delfzijl-Eemshaven;

    • 2°. Harlingen-Terschelling;

    • 3°. Den Helder;

    • 4°. Amsterdam-IJmuiden;

    • 5°. Rotterdam-Rijnmond en Scheveningen;

    • 6°. Scheldemonden.

§ 5. Frequentiekorting loodsgeldtarieven

Artikel 4.15

  • 1 De organisatie verleent op het toepasselijke Z- en B-tarief volgens een bij besluit van de raad van bestuur vastgesteld schema in de volgende gevallen een korting:

    • a. indien een individueel schip binnen een kalenderjaar de in het schema aangegeven frequentie in calls haalt;

    • b. indien een cluster van zusterschepen of een consortium de in het schema aangegeven frequentie in calls binnen een kalenderjaar haalt.

  • 2 Een schip kan tegelijkertijd slechts deel uitmaken van één cluster van zusterschepen of consortium.

Artikel 4.16

  • 1 Degene die het loodsgeld verschuldigd is, dient een aanvraag om in aanmerking te komen voor een frequentiekorting in bij de organisatie.

  • 2 Indien de frequentiekorting in de loop van een kalenderjaar wordt aangevraagd en in het daaropvolgende kalenderjaar tevens de aangegeven frequentie in calls zal worden behaald, wordt, ter vaststelling van de frequentiekorting in het kalenderjaar waarin de aanvraag plaatsvindt, de frequentie in calls die in dat kalenderjaar wordt behaald, herleid tot de frequentie in calls op jaarbasis.

Artikel 4.17

  • 1 De frequentiekorting wordt verleend met ingang van de dag waarop is aangetoond dat aan de daarvoor geldende eisen wordt voldaan.

  • 2 De organisatie kan, indien naar haar oordeel in voldoende mate is aangetoond dat de aangegeven frequentie in calls wordt behaald, de frequentiekorting op voorschotbasis per reis op het te factureren loodsgeldtarief in mindering brengen. Na afloop van elk kalenderkwartaal vindt op basis van nacalculatie een voorlopige afrekening van de toepasselijke frequentiekorting plaats. De definitieve afrekening vindt plaats binnen drie maanden na afloop van het desbetreffende kalenderjaar.

§ 6. Loodsvergoedingen

Artikel 4.18

De loodsvergoedingen strekken ter dekking van de kosten die samenhangen met de bestelling van een loods, ter vergoeding van de door de loods ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet rechtstreeks aan het loodsen bestede tijd en ter vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de loods.

Artikel 4.19

  • 1 De raad van bestuur stelt bij besluit het tarief vast van de loodsvergoedingen in verband met:

    • a. het bestellen van een loods buiten kantooruren;

    • b. het afbestellen van een bestelde loods of het niet gebruikmaken van de diensten van een bestelde loods door het schip;

    • c. oponthoud tijdens de loodsreis door een aan het schip toe te rekenen omstandigheid die niet van nautische of meteorologische aard is;

    • d. het na beëindiging van een inkomende loodsreis aan boord houden van de loods voor verdere dienstverrichting;

    • e. het na beëindiging van een uitgaande loodsreis aan boord houden van de loods voor verdere dienstverrichting;

    • f. het aan boord nemen van een loods op een voor de desbetreffende regio ongebruikelijke plaats;

    • g. het na aanvang van een uitgaande loodsreis laten terugkeren van het schip door hetzelfde zeegat;

    • h. het opnemen van de loods in een observatie-inrichting of ziekenhuis aan de wal na het dienstdoen op een besmet schip;

    • i. het voor of na beëindiging van de loodsreis aan boord komen, respectievelijk blijven, zonder dat loodsdienst wordt verricht.

  • 2 Een tarief kan bestaan uit een forfaitair bedrag of een uurtarief.

Artikel 4.20

  • 1 De raad van bestuur stelt bij besluit het tarief vast van de loodsvergoedingen in verband met:

    • a. reis- en verblijfkosten voor reizen binnen een regio als bedoeld in artikel 10 van de wet;

    • b. reis- en verblijfkosten buiten een regio als bedoeld in artikel 10 van de wet;

    • c. gemiste maaltijden aan boord van het te beloodsen schip.

  • 2 Een tarief kan bestaan uit een forfaitair bedrag of een uurtarief. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan per regio, bedoeld in artikel 10 van de wet, verschillend worden vastgesteld.

§ 7. Procedurele bepalingen

Artikel 4.21

  • 1 Een voorstel van de algemene raad met betrekking tot de loodsgeldtarieven wordt door de algemene raad uiterlijk 15 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop die tarieven betrekking hebben aan de raad van bestuur gezonden. De raad van bestuur kan op verzoek van de algemene raad een latere datum vaststellen.

  • 2 De raad van bestuur neemt binnen twintig weken na de datum van ontvangst van een voorstel als bedoeld in het eerste lid een beslissing op dat voorstel.

Artikel 4.22

  • 1 Een voorstel van de algemene raad met betrekking tot andere tarieven dan de loodsgeldtarieven wordt door de algemene raad ten minste zeventien weken voorafgaand aan de beoogde datum van inwerkingtreding aan de raad van bestuur gezonden.

Artikel 4.23

  • 1 De raad van bestuur stelt in een uitnodiging als bedoeld in artikel 27h, derde lid, van de wet een termijn vast waarbinnen een voorstel als bedoeld in dat lid wordt gedaan.

  • 2 De raad van bestuur neemt binnen twintig weken na de datum van ontvangst van een voorstel als bedoeld in artikel 27h, derde lid, van de wet een beslissing op dat voorstel.

Hoofdstuk 5. Verantwoording

Artikel 5.1

De financiële verantwoording en de verantwoording over het gerealiseerde kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 27j van de wet, zijn zodanig ingericht dat zij geschikt zijn voor nacalculatorisch gebruik.

Artikel 5.2

De financiële verantwoording, bedoeld in artikel 27j, eerste lid, van de wet, wordt opgesteld in overeenstemming met het kostentoerekeningssysteem, bedoeld in artikel 27b van de wet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 2007

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage als bedoeld in de artikelen 1.1, 4.5 en 4.6 van het Besluit markttoezicht registerloodsen

Als zeehaven worden aangewezen:

  • a. de haven van Delfzijl;

  • b. de haven van Lauwersoog;

  • c. de haven van West Terschelling;

  • d. de haven van Scheveningen;

  • e. de haven van Hoek van Holland;

  • f. de haven van Stellendam;

  • g. de Roompothaven;

  • h. de haven van Vlissingen;

  • i. de haven van Breskens.

De volgende scheepvaartwegen behoren tot de bovengenoemde zeehavens:

  • a. tot de haven van Delfzijl:

    de Eemshaven en de scheepvaartweg, begrensd in het noorden door de parallel 53° 30' 00" N, in het westen door de meridiaan 6° 50' 00" E, en in het zuiden de lijn over het licht van de oostelijke havendam van de toegang tot de haven van Delfzijl en het sectorlicht van het radarstation Knock, alsmede de buitendijks gelegen buitenhaven te Delfzijl en de scheepvaartweg vanaf de zeesluizen in het Eemskanaal tot in de Oosterhornhaven;

  • b. tot haven van Lauwersoog:

    de buitenhaven van Lauwersoog;

  • c. tot de haven van West Terschelling:

    de scheepvaartweg van de lijn over de lichttoren De Brandaris op Terschelling en de lichttoren Vuurduin op Vlieland, tot een halve zeemijl aan de open zeezijde van die lijn;

  • d. tot de haven van Scheveningen:

    de scheepvaartweg binnen de pieren en de daarachter gelegen havens;

  • e. tot de haven van Hoek van Holland:

    de scheepvaartweg van de toegangen naar het havengebied van de Nieuwe Waterweg en Europoort, aan de westzijde begrensd door een lijn loodrecht op de noordelijke strekdam, getrokken door het meest westelijke punt van die strekdam, aan de oostzijde in de Nieuwe Waterweg begrensd door een lijn loodrecht op de strekking van het vaarwater, getrokken door een punt één zeemijl stroomopwaarts het oostelijk hoofd van de ingang van de Berghaven en in het Calandkanaal door de meridiaan 04° 05' 55" E, aan de zuidzijde in het Beerkanaal begrensd door de parallel 51° 58' 17" N;

  • f. tot de haven van Stellendam;

    de buitenhaven van Stellendam tot de sluizen;

  • g. tot de Roompothaven:

    de scheepvaartweg vanaf de stormvloedkering in de Oosterschelde tot aan de Zeelandbrug;

  • h. tot de haven van Vlissingen:

    de rede van Vlissingen begrensd door de kustlijn van Walcheren en de tonnenlijn benoorden de Hoge Platen tussen de meridianen 3° 33' 00" E en 3° 38' 00" E, voorts de buitenhavens, de binnenhavens, het Verbindingskanaal en het Verbreed Kanaal tot aan de keersluis van het Kanaal door Walcheren;

  • i. tot de haven van Breskens:

    de rede van Breskens, loodrecht op de strekking van het vaarwater langs de Hoofdplaat tot een vierde zeemijl bezijden het midden van de haveningang, de scheepvaartweg tussen de pieren en voorts de haven.

Als uitertonnen worden de volgende coördinaten aangewezen:

Vlierede

53° 18' 42" N

5° 10' 00" E

Randzelgat

53° 32' 51,0 N

6° 42' 00,0 E

Molengat

53° 01' 10" N

4° 40' 12" E

Westgat

52° 55' 21" N

4° 35' 04" E

Schulpengat

52° 54' 00" N

4° 38' 42" E

IJmuiden

52° 28' 02" N

4° 32' 01" E

Scheveningen

52° 06' 16" N

4° 15' 21" E

Hoek van Holland

51° 59' 28" N

4° 02' 46" E

Slijkgat

51° 51' 12" N

3° 53' 15" E

Brouwershaven

51° 44' 41" N

3° 36' 04" E

Roompot

51° 36' 00" N

3° 30' 00" E

Oostgat

51° 35' 30" N

3° 23' 00" E

Deurloo

51° 30' 12" N

3° 16' 30" E

Scheur

51° 24' 00" N

3° 06' 00" E

Wielingen

51° 22' 30" N

3° 07' 00" E

Naar boven