-
a. bemiddelaars voorzover zij bemiddelen in beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;
-
b. bemiddelaars die bemiddelen in krediet, bedoeld in artikel 1:20 van de wet, voor zover de werkzaamheden slechts betrekking hebben op het aan een consument verlenen
van kosteloos uitstel van betaling van een bestaande vordering tot betaling van een
geldsom;
-
c. bemiddelaars die bemiddelen in krediet anders dan als bedoeld in artikel 1:20 van de wet die geen kredietbeheerder zijn, voor zover de werkzaamheden slechts betrekking hebben
op het incasseren van vorderingen of het verlenen van kosteloos uitstel van betaling
van vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst inzake krediet;
-
d. bemiddelaars voorzover zij bemiddelen in financiële producten ten aanzien waarvan
het een andere onderneming waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur
zijn verbonden ingevolge de wet is toegestaan deze aan te bieden of daarin te bemiddelen;
-
e. bemiddelaars in goederenkrediet dat niet dient ter verschaffing van het genot van
beleggingsobjecten of financiële instrumenten aan een consument;
-
f. bemiddelaars, met uitzondering van bemiddelaars in krediet, voorzover zij bemiddelen
ten behoeve van:
-
1°. consumenten die bij hen werkzaam zijn of anderszins onder hun verantwoordelijkheid
vallen;
-
2°. consumenten die werkzaam zijn bij of anderszins onder de verantwoordelijkheid vallen
van andere rechtspersonen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur
zijn verbonden; of
-
3°. consumenten of, indien het financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of
herverzekeringsbemiddeling betreft, cliënten waarmee zij in een formele of feitelijke
zeggenschapsstructuur zijn verbonden;
-
g. gemeenten voorzover zij bemiddelen in zorgverzekeringen of ziektekostenverzekeringen
ter aanvulling van zorgverzekeringen tussen financiëledienstverleners en consumenten
van wie het inkomen niet meer dan 130 procent van de relevante bijstandnorm als bedoeld
in hoofdstuk 3 van de Participatiewet bedraagt;
-
h. bemiddelaars die voor het verlenen van beleggingsdiensten een op grond van artikel 2:96 van de wet verleende vergunning hebben, voorzover zij niet bemiddelen in verzekeringen of hypothecair
krediet;
-
i. bemiddelaars die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan het verlenen van
financiële diensten en uit hoofde van die hoofdberoepswerkzaamheid beschikken over
gegevens betreffende de financiële situatie van de consument, voor zover zij, zonder
daarvoor van de aanbieder provisie te ontvangen, deze gegevens op verzoek van de werkgever
van de betreffende consument verstrekken aan de aanbieder.
-
j. bewindvoerders als bedoeld in artikel 435, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover zij in de uitoefening van hun taak bemiddelen; en
-
k. curatoren als bedoeld in artikel 383, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover zij in de uitoefening van hun taak bemiddelen.