In Nederland vindt verbranding van afvalstoffen plaats onder de regelgeving van het
Besluit verbranden afvalstoffen (Bva) of onder de regelgeving van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties A en B (Bees). Welk Besluit van toepassing is hangt af van de mate van vervuiling van de
betreffende afvalstof. Voor wat betreft de beleidsmatige voorkeur voor de verwerking
van afvalstoffen is in het LAP per afvalstof een minimum standaard aangegeven.
De algemene leidraad is dat als verbranden de voorkeur heeft, vuile afvalstromen onder
Bva condities dienen te worden verbrand en schone afvalstoffen, waaronder schone biomassastromen,
onder Bees condities dienen te worden verbrand.
In de dagelijkse praktijk heeft de indeling naar schoon en minder schoon van vooral
biomassastromen voor onduidelijkheid gezorgd qua toewijzing naar verwerkingsregime.
Ter verduidelijking is de zogenaamde ‘witte’- en ‘gele’ lijst ontstaan om een ordening
tussen schone en vervuilde stromen te verkrijgen. De huidige vorm van de witte- en
gele lijst is een voortvloeisel van de circulaire ‘Emissiebeleid voor energiewinning
uit biomassa en afval’ van 1 april 2002.
Voorgeschakeld aan verbrandings- of stookinstallaties bestaan operationele systemen,
en initiatieven, tot het vergassen van B-hout. Het gas dat uit de vergassing wordt
verkregen wordt na reiniging ingezet als brandstof in de verbranding- of stookinstallatie.
Volgens de huidige reikwijdte van het Bva dient dit gas onder Bva condities te worden verbrand.
Aangezien het gas gereinigd wordt tot op het niveau van A-hout bestaat anderzijds
de mening dat dit gas als schone brandstof gezien kan worden.
Naar aanleiding van dit verschil van mening is er over dit onderwerp in de vergaderperiode
van het Europese Parlement van mei 2006 onder nummer H-0343/06 de volgende vraag aan
de Commissie gesteld:
‘De richtlijnen inzake afvalverbranding (WID, 2000/76/EG) en grote stookinstallaties
(LCP, 88/609/EEG) kennen verschillende eisen met betrekking tot emissies en bedrijfsvoering
van afval- en stookinstallaties. Zolang de afval- en stookinstallaties van elkaar
gescheiden zijn, kunnen de afval- en stookregels apart worden toegepast, mits het
product dat door de afvalverwerkinginstallatie aan de stookinstallatie wordt geleverd
niet als afval maar als brandstof gezien kan worden. Echter, zodra deze installaties
gekoppeld zijn, worden de regels die het afvalregime kent, volledig van toepassing
op de grote stookinstallatie. Dit kan betekenen dat bij een grote elektriciteitscentrale
onnodige meetrapportages uitgevoerd moeten worden. Ook kan dit betekenen dat bij een
storing die geen verband houd met de werking van de afvalverwerkingsinstallatie, de
stookcentrale binnen enkele uren uit bedrijf moet worden genomen. Duidelijk mag zijn
dat dit voor een elektriciteit- en of warmtecentrale uit oogpunt van continuïteit
van de levering niet werkbaar is.
Is naar uw mening dit probleem op te lossen door de lidstaten zelf, bijvoorbeeld door
de WID in deze situaties niet van toepassing te laten zijn op de gekoppelde stookinstallatie,
omdat de door de afvalverwerker geproduceerde brandstof op zich zelf geen afval (meer)
is in de zin van de WID?
Als dit niet kan, bent u dan bereid hier iets aan te doen door aanpassing van de betreffende
richtlijnen?’
Het antwoord van de Commissie luidt als volgt:
‘De mogelijke toepassing van Richtlijn 2000/76/EG betreffende de verbranding van afval op een grote stookinstallatie hangt niet samen
met het al dan niet gekoppeld zijn aan een afvalverwerkingsinstallatie. De bepalende
factor is of een grote stookinstallatie afval verbrandt of meeverbrandt, waarbij onder
‘afval’ wordt verstaan alle vaste en vloeibare afvalstoffen als bedoeld in artikel
1, onder a) van richtlijn 75/442/EEG (de zogenaamde kaderrichtlijn afval). Indien dat niet het geval is, is de afvalverbrandingrichtlijn
niet van toepassing, ook al is de grote stookinstallatie gekoppeld aan een afvalverwerkingsinstallatie,
die brandstof levert die wettelijk gezien niet meer als afval kan worden gedefinieerd.
In plaats daarvan is richtlijn 2001/80/EG inzake grote stookinstallaties van toepassing (ter vervanging van richtlijn 88/609/EEG). Indien een grote stookinstallatie deels afval verbrandt, is zij onderworpen aan
een combinatie van de voorschriften van de richtlijnen afvalverbranding en grote stookinstallaties.
In de praktijk beoordelen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of een stof al
dan niet als ‘afval’ wordt beschouwd, rekening houdend met de definitie van de kaderrichtlijn
afval en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie’.
Rekening houdend met het antwoord van de Commissie en de intentie om een oplossing
te vinden voor de problematiek zijn de navolgende beleidsmatige afwegingen gemaakt.